In First Bite vraagt Wilson zich af hoe het komt dat we ons volstoppen met ongezond eten, maar ons tegelijkertijd schuldig of angstig voelen.

Wilson duikt in de wetenschap over het ontstaan van smaakvoorkeuren. Ze komt tot de conclusie dat de gedachte dat voorkeur voor smaken is aangeboren, zwaar wordt overschat. “Genen bepalen wat we lekker vinden, hoe we het proeven en zelfs hoeveel plezier we aan eten beleven, maar ze zijn minder belangrijk dan de omgeving waarin we deze voeding leren te eten”, schrijft ze.

Baby’s blijken de smaak van het vruchtwater te onthouden en voorkeur te houden voor die smaken
Kinderen
Een groot deel van het boek gaat over de smaakontwikkeling bij baby’s, peuters en oudere kinderen. Dit begint al in de buik. Baby’s blijken de smaak van het vruchtwater te onthouden en voorkeur te houden voor die smaken. Kinderen met een moeder die bijvoorbeeld veel knoflook eet tijdens de zwangerschap, houden zelf ook van de knoflooksmaak.

Tussen de 4 en 7 maanden gaan de baby’s door een fase waarin ze ‘extreem gevoelig zijn voor smaken’. Als ze in die tijd veel verschillende soorten groenten proeven, staan ze over het algemeen op latere leeftijd meer open voor nieuwe smaken. Aangezien de kleintjes in die tijd nog voornamelijk afhankelijk zijn van borstvoeding moet de moeder gevarieerd eten om de baby via de borstvoeding aan de smaken te laten wennen. Bij flesvoeding stelt Wilson voor “dat de kunstvoeding een groente-smaakje” krijgt.

Aanleg en omgeving
Wilson denkt dat volwassenen vasthouden aan gewoontes uit hun kinderjaren. “Volwassenen belonen zichzelf met iets lekkers en we eten nog steeds ons bord leeg, ook al letten onze ouders er niet meer op”, schrijft ze. Wanneer je in je jeugd geen goede smaakontwikkeling doormaakt, kan dit leiden tot problemen op latere leeftijd. Zo beschrijft Wilson de casus van een lerares die graag in Azië wilde werken, maar dit niet aandurfde omdat ze leefde op een dieet van ketchup-sandwiches, Oreo koekjes en instant noodles. Pas nadat ze door een lang proces was gegaan waarin ze aan steeds meer smaken wende, kon ze de stap naar de totaal andere eetomgeving in Azië zetten. Dit is een voorbeeld hoe extreem smaakvoorkeuren kunnen zijn, ook al ben je volwassen.

Bovenstaande stoornis is er een die wellicht lijkt op eetstoornissen als anorexia of boulimia. Volgens Wilson laat dit een combinatie zien van genetische en omgevingsinvloeden: “Het komt vooral voor wanneer iemand met een genetische aanleg voor het ontwikkelen van de ziekte wordt blootgesteld aan een trauma of stress.”

Eten is een vaardigheid die we allemaal kunnen leren
Gelukkig met honger
Wilson ziet parallellen tussen eetstoornissen en het eetpatroon van veel mensen. Mensen zouden grotendeels afgesloten zijn geraakt van interne signalen over wanneer, wat en hoeveel ze moeten eten.
Eén van de grootste problemen bij mensen die overeten is het herkennen van honger en het verschil tussen verzadiging op korte en lange termijn. Om eten en lichamelijke behoefte weer in balans te brengen, moeten we volgens Wilson weer vrienden worden met onze honger. “Een beetje honger voelen terwijl je in de gelukkige omstandigheid verkeert", kan volgens haar geen kwaad als je weet dat je niet mis zult grijpen als je die volgende maaltijd echt nodig hebt.

Wilson gelooft in de mogelijkheden voor verandering in onze relatie tot voeding. “Er zijn meer dan genoeg manieren waarop we onze eetgewoontes kunnen aanpassen. De eerste stap is om in te zien dat eten een vaardigheid is die we allemaal kunnen leren en dat we allemaal die mogelijkheid hebben te veranderen, hoe oud je ook bent.”

Fotocredits: Food, Pexels
Dit artikel afdrukken