Veel beschouwing op een maatschappij die de verkeerde kant is opgegroeid. Te ver doorgeschoten in het individuele denken, te weinig aandacht voor de ‘civil society’ en te veel gericht op geld en waarde voor aandeelhouders. Goede zaak dat de CDA-commissie aandacht besteedt aan het Rijnlandse model, dat veel beter past bij onze samenleving dan het Angelsaksische. Alleen al daarom de moeite waard om deze toekomstvisie te lezen.
De commissie heeft het lef gehad vraagtekens te stellen bij de slogan die menigeen als de trots is gaan beschouwen van de Nederlandse agrofoodsector: grootste exporteur van de wereld na de Verenigde Staten. Het is inderdaad imponerend. Maar je moet dat gegeven wel in het juiste perspectief zien. Ten eerste exporteren we al heel snel producten. Vanuit Gelderland, Brabant en Zeeland ben je zo de grens over. Het grootste deel van onze export gaat naar de buren. Ten tweede exporteert de agrofoodsector niet alleen voedsel, maar vooral ook veel machines, stalsystemen en niet te vergeten kennis. Ten derde is deze positie gebaseerd op een oud verdienmodel: zo efficiënt mogelijk produceren. Boeren zijn naarstig op zoek naar concepten die marktwaardig zijn: ze snappen steeds meer dat ze geld kunnen verdienen met producten die passen bij de wensen van de moderne consument. Het vereist een andere manier van denken en werken: marktwensen vertalen naar het boerenbedrijf.
Veel te veel commotie dus naar mijn overtuiging. Ook mevrouw Schreijer weet heel goed dat de milieudruk groot is vanwege het grote aantal dieren dat wij in ons land houden. Van haar mag verwacht worden dat zij lokale bestuurders helpt om te begrijpen wat er aan de hand is. In plaats daarvan geeft ze hen een podium om te roepen dat er geen stikstofprobleem is. Zij moet als Europarlementariër ook weten dat de wereldmarkt weinig perspectief biedt voor onze boeren. Onze lonen en bedrijfskosten zijn te hoog om deze concurrentie aan te kunnen, ook binnen de EU.
Veel te veel commotie dus naar mijn overtuiging. Ook mevrouw Schreijer weet heel goed dat de milieudruk groot is vanwege het grote aantal dieren dat wij in ons land houden. Van haar mag verwacht worden dat zij lokale bestuurders helpt om te begrijpen wat er aan de hand isNederland kan in mijn optiek veel beter de proeftuin van de wereld willen zijn. Wij beschikken over hoogwaardige kennis; niet alleen aan de universiteit, maar ook op hogescholen en opleidingen voor beroepsonderwijs. In ons land kunnen wij experimenteren met nieuwe gewassen, stalconcepten en voersystemen. Vervolgens kunnen we ze exporteren naar landen waar veel meer ruimte is. In feite werken al heel veel bedrijven op deze manier.
De boze CDA’ers hadden mijns inziens veel beter vraagtekens kunnen stellen bij de simplistische manier van marktdenken van deze commissie. In haar visie gaan we straks vaker rechtstreeks boodschappen doen bij de boer. Heel romantisch, maar dat gaat echt niet gebeuren. Mensen die dit wel eens geprobeerd hebben, komen gedesillusioneerd thuis; het kost veel te veel tijd en je kunt nu eenmaal niet alles uit de regio halen.
De commissie mist een belangrijke stap in haar denken: het organiseren van ketens, waarbij supermarkt en boer/teler elkaar kennen, prijsafspraken maken en data delen over de herkomst van producten. Deze ketens kunnen een regionaal karakter krijgen en meer waarde genereren voor boer en supermarkt. Consumenten krijgen meer informatie over de boer en kunnen desgewenst een keer gaan kijken. Daar geloof ik wel in, al moet je het niet overdrijven. Boeren hebben geen tijd voor rondleidingen en kunnen vanuit hygiëne-oogpunt niet voortdurend iedereen toelaten in de stallen. Met een nieuwe aanpak die gestoeld is op geïntegreerde ketens, kunnen boeren meer geld verdienen.
De CDA-commissie heeft onder druk de bewuste passage over de exportpositie van de Nederlandse landbouw aangepast. Het lijkt mij beter een stevige paragraaf toe te voegen over ketenvorming. Ik help graag met het schrijven ervan.
Wij willen geen land waar de hardste schreeuwer wint. Wij kiezen voor een zij aan zij maatschappij!
— CDA (@cdavandaag) November 7, 2019
Vandaag komt de denktank van het CDA met een startstuk voor het NL van 2030. Lezen, meedenken en meedoen via https://t.co/yk7pkLP4wI#ZijaanZijmaatschappij
pic.twitter.com/GpGyBjn3FI
Kijk zometeen live mee naar het afscheid van Sybrand Buma en de eerste congresspeech van Pieter Heerma #CDAcongres #teamCDA https://t.co/AnzPAyv57j
— CDA (@cdavandaag) November 9, 2019
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
We praten hier vaak over hoe de agrarische sector eruit moet zien, wat boeren moeten doen en ook laten, wat de overheid moet doen etc. Maar laten we vooral niet vergeten dat het een allesbehalve maakbare sector is. Alles houdt verband met elkaar, mensen en bedrijven reageren niet altijd rationeel, er zijn allerlei invloeden die we niet kennen of waarvan we het effect niet kunnen overzien.
Daarom vind ik het filosoferen over 'wat voor landbouw we willen' hoewel hartstikke leuk niet altijd even zinvol. Je kunt hooguit deelproblemen proberen op te lossen, maar beleid verzinnen waardoor bijvoorbeeld de hele sector circulair wordt is een kansloze exercitie. Overigens net als maatregelen bedenken waardoor alle boeren in Nederland een boterham kunnen verdienen. Kansloos en, als je er even over nadenkt, best wel raar ook.
Volgens de geleerden is "grondstof" telen te duur in Nederland . Veevoer telen is dus te duur in Nederland. Stoppen met veevoer telen is dan nog de enige mogelijkheid voor de Nederlandse boeren. Geen veevoer meer telen in Nederland en de gevolgen daarvan zijn wel bekend neem ik aan.
Dick #7 , eens met de samenvatting.
Ook eens met de opmerking dat wanneer je in een keten iets wilt toevoegen je onderscheidend zult moeten zijn. Dus gewoon vertellen dat je goede spullen hebt telt niet, die heeft iedereen. Dat onderscheiden kan op allerlei manieren, al was het maar altijd dezelfde geborgde kwaliteit leveren, of just-in-time leveren, bepaalde middelen niet gebruiken, noem maar op. En als je eenmaal in zo'n keten zit, wordt het leven een stuk makkelijker. Zorg dat je je afspraken nakomt, en opeens blijkt die afnemer een goede gesprekspartner doordat wederzijdse afhankelijkheid is ontstaan.
Henric, korte samenvatting van jouw analyse: boeren die 'gewoon een grondstof' willen maken in Nederland, houden het niet vol.
En heel uniek in onze tijd: grondstoffen krijgen onderscheid. Kijk maar naar AH/Aware (groot, op NL schaal), melk per koe (klein), helaas niet PlanetProof (het levert geen onderscheid voor een keten), wel Jumbo met z'n net andere tussenkip (hoewel die onvoldoende volume heeft, cq. net te duur is). Maar het komt, als de samenwerkingen vanuit gezamenlijk belang beter kunnen worden vormgegeven.
En de rest klopt: met die onderscheiden grondstoffen kun je niet de wereld voeden (te duur, hoewel je op de kleintjes moet blijven letten, anders komt de wereld ons voeden).
In zijn met heel veel woorden omschreven constateringen heeft Peter van Kempen natuurlijk gewoon gelijk. Dat wat hij echter als ketens ziet, zijn gewoon leveringen op contract, waarbij de leverancier uitwisselbaar is. Dan verdient de leverancier inderdaad niks, omdat hij niks toevoegt.
Verder klopt het natuurlijk ook dat de Nederlandse boer niet in de markt kan overleven zonder een bepaalde vorm van bescherming. Kostprijzen in Nederland zijn veel te hoog, daarbij komen ook nog allerlei eisen die het gevolg zijn van produceren in een dichtbevolkt gebied.
Daar kun je je tegen verzetten, maar dat is een achterhoedegevecht.
Goede ondernemers schetsen scenario's voor zichzelf en maken op basis daarvan keuzes. Ik zie dat in mijn deel van de agrarische sector, de sierteelt, de laatste jaren heel snel gebeuren. Daar ontstaan nu ketens op basis van wederzijdse afhankelijkheid, waarbij iedereen zijn waarde heeft voor de keten. En dan blijkt opeens dat de prijs voor de producten niet meer zo spannend is. Dat ene centje extra, dat voor de producent het verschil is tussen een goed of slecht rendement, kan gewoon worden meegenomen in de prijs voor de afnemer. En natuurlijk moet je je dan als bedrijf wel anders gaan opstellen dan produceren en over de schutting heen op de markt flikkeren. Dat is een keuze, wil je dat niet dan verdwijnt het bedrijf op termijn. En ik denk dat dat helemaal niet nadelig is voor de sector.