Over debat II in de Rode Hoed-serie werd hier gisteren al nagesproken. Hoogste tijd voor een verslag en een echt debat. Dat ontbrak te veel, lieten mensen voor- en achterlangs weten. Ik heb besloten de 2 sprekers ieder een aparte posting te gunnen. De eerste valt te beurt aan de eerste spreker, Professor Rudy Rabbinge. Zaterdag volgt LEI-man en Eetbaar Rotterdammer Jan-Willem van der Schans.

Een flink deel van het publiek leek te verwachten dat het uit zou lopen op een clash tussen de visies van Rabbinge als verdediger van zeer intensieve industriële landbouw en Van der Schans als verdediger van landbouwconcepten op menselijke maat. Het pakte anders uit. Ik had het gevoel dat de zaal deels in verwarring, deels met ongeloof een borrel of de bus pakte. Het werd een soort “bien étonnés de se trouver ensemble” van beide heren. Of dat zo is, gaan we zien in het debat dat hier hopelijk wel vorm krijgt.

Bij ons: voedsel genoeg in de vorm van veel graan
Rabbinge was lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, senator voor de PvdA, is universiteitshoogleraar aan de WUR en speelt zowel in Nederland als internationaal een belangrijke rol op het gebied van landbouwbeleid. In zijn volkscollege onderbouwt hij met veel historische statistiek de enorme productiviteitssprong die de landbouw dankzij het gebruik van technologie en innovatie van gewas heeft kunnen maken. Thomas Malthus was eind 18e eeuw nog bang dat de snelle, exponentiële bevolkingsgroei in relatie tot de veel tragere, lineaire groei van het beschikbare voedsel voor honger zou zorgen. In 1966 rekende de Nederlander C.T. de Wit uit dat de wereld wel 146 miljard mensen zou kunnen voeden. Ruim 21 maal zoveel als vandaag en zo’n 140 maal zoveel als ten tijde van Malthus.
De zgn. Groene Revoluties zorgden er sinds de Industriële Revolutie voor dat de voedselproductie wel degelijk exponentieel kon stijgen. In de 15e eeuw produceerden we 800 kg graan per hectare. In 2000 was dat rendement gestegen tot maar liefst 9000 kg.
Die enorme stijging ging gepaard met een nog veel opzienbarender daling van het aantal daarvoor benodigde arbeidsuren. In de vijftiende eeuw waren 600 manuren nodig om die 800 kg te maken, in 2000 nog maar 12 voor 9000 kg. Die wonderbaarlijke prestatie leverden we door slimmere gewassen met een hogere voor ons eetbare biomassa te ontwikkelen. 70% van onze voedselproductie bestaat uit granen (tarwe, rijst en maïs) en aardappelen. Bij de gratie van het feit dat we die gewassen zo efficiënt kunnen telen, kunnen we nu met 7 miljard en straks nog veel meer mensen op aarde zijn. Zouden we geen graan, rijst en aardappelen of er veel minder van eten zoals aanbevolen in Frits Muskiet's volkscollege in de Rode Hoed, dan zouden we hier met niet meer dan 2 miljard kunnen zijn. De naar aanleiding van Muskiet's bijdrage gestelde vraag blijft dus pijnlijk staan: accepteren we de gezondheidsconsequenties van onze talrijke aanwezigheid en leren we ermee leven of besluiten we dat het tijd is om eens goed na te denken over de natuurlijke grenzen van ons technisch vernuft?

Ook in 2e en 3e wereld zgn. Groene Revoluties, Afrika blijft achter
Terwijl de wereldbevolking de afgelopen 40 jaar verdubbelde, groeide de voedselproductie nog sneller. Voor de totale wereldbevolking is er technisch gezien zelfs sprake van een voedseloverschot van bijna 10%. Helaas heeft niet iedereen in gelijke mate toegang tot voedsel zodat de verdeling ervan scheef loopt. 1 miljard mensen in de welvarende delen van de wereld is obees, terwijl in de derde Wereld 1 miljard honger lijdt. De rijke landen maken het meeste eten en eten er ook het meeste van op, aldus Rabbinge.
In Azië en Zuid-Amerika vinden op dit moment Groene Revoluties plaats. Weliswaar bestaat in die regio’s nog altijd voedselschaarste, maar intensivering van de landbouw analoog aan onze landbouwrevoluties zal die op termijn gaan oplossen.
Alleen Afrika is een zorgenkind. Voedselproductie komt er niet op gang als gevolg van gebrek aan politieke stabiliteit. Zelfverrijking en machtspolitiek staan de totstandkoming van een voedselpolitiek als basis voor economische ontwikkeling en het ontstaan van koopkracht onder de bevolking in de weg. Honger is immers het gevolg van ontbrekende koopkracht. Ondanks ongunstige bodemgesteldheden, schat Rabbinge dat Afrika binnen 20 jaar zelfvoorzienend in voedsel kan zijn, als de Afrikaanse landen zichzelf weten te organiseren. De moderne agronomie heeft of zal de weg vinden om dat voor elkaar te krijgen.Vertrouwen in techniek
Uit Rabbinge’s mond kwamen de woorden van een man die het allemaal heeft meegemaakt, mede bepaald en daar nog steeds aan werkt. De wereld valt te voeden. Er zijn geen technische, maar alleen politieke obstakels.
Uit de zaal kwamen vragen. Of er wel voldoende water zou zijn? Jazeker, naast alleen al hergebruik zijn er besparingen van duizenden procenten in teelt te behalen. Daarnaast zijn bijv. ontzilting van zeewater en irrigatie denkbaar. Of er voldoende fosfaten zouden zijn voor kunstmest? Jazeker, via hergebruik en teelt van wieren. Of er wel voldoende olie, cq. niet te veel uitstoot zou zijn? Nee, duurzame energie (zon, wind, water) kan dat oplossen. De ‘ja-maar’ vragen van biologici en alternatievere denkers losten op in de logica van de antwoorden.
Tot slot introduceerde Rabbinge het begrip ‘metropolitane landbouw’, als naam voor zeer intensieve landbouw rond de wereldsteden waar de toekomstige wereldbevolking naar verwachting zal wonen. Dieren leven er in desnoods gestapelde ‘bungalows’, zoals hij de ook mij dierbare varkensflat noemde. Diervriendelijk, al morde een deel van de zaal bij die gedachte. Al kwam de gedachte niet helemaal uit de verf, het begrip was bedoeld om een regionale primaire voedselvoorziening en –verwerking met minder voedselkilometers en meer zelfvoorzienendheid te creëren.
Wat Rabbinge betreft wordt duurzaamheid technisch gegarandeerd, door slim gebruik van technologie, besparing op verspilling en hergebruik van hulpstoffen en vergaande reductie van uitstoot. Landbouwgrond is er meer dan voldoende in de wereld. Nieuwe is niet nodig omdat de productiviteit van het bestaande areaal nog enorm kan worden verhoogd. Intensieve landbouw en duurzaamheid gaan dus samen.

Lastiger vragen
Er kwamen wat lastiger vragen. Zouden dieren het wel fijn hebben in flats? Is intensieve landbouw wel duurzaam en leidt het niet tot een gebruik aan essentiële micronutriënten? Op de eerste kwam als antwoord dat mensen wel dieren eten, maar dat niet willen weten terwijl hun moderne behuizingen wel degelijk diervriendelijk kunnen zijn. Ook al lijken onze huizen niet meer op onze oerhabitat, daarom zijn ze nog niet mensonvriendelijk. Mogelijk geldt zelfs het omgekeerde. Micronutriënten kun je toevoegen aan de mest. Het klonk als een Rudolf Steiner die ontdekt heeft dat je ook met high tech biologisch-dynamisch kunt telen als je maar geen tegenstelling ziet tussen natuur en technologie. Ook die lastiger vragen gleden weg.

Samen tegen retail optrekken
Op een vraag van Felix Rottenberg over de macht van supermarkten kwam een antwoord dat me verraste uit de mond van een zo publiek figuur als Rabbinge: “Het is van belang dat consumenten en boeren samen optrekken tegen de veel te grote macht van de retail.” Zoals hij het zei, moeten een dikke 6 miljoen boeren in Europa hun spullen via 30 grote supers verkopen aan 500 miljoen consumenten. Die fuik leidt tot een onaanvaardbare machtspositie van supermarkten die correctie nodig heeft vanuit een dringend te formeren ‘tegenkracht’, zoals Rabbinge het noemde.
Het was alsof ik mijn eigen analyse terughoorde, hoewel nog zonder mogelijke oplossing.

Dit artikel afdrukken