Onderzoekers van de Universiteit van Chicago namen in 2005-06 een eenvoudig geurtestje af bij 3005 deelnemers in het Amerikaanse National Social Life, Health and Aging Project (NSHAP). Aan dit onderzoek deden mensen tussen de 57 en 85 jaar oud mee. Ze moesten onder andere aan 5 verschillende geursticks ruiken, en dan steeds bepalen wat ze roken: pepermunt, vis, sinaasappel, roos en leer. Bij dit eerste deel van hun onderzoek bleek dat 78% van de proefpersonen een normaal reukvermogen had en alle of 4 van de 5 geuren konden thuisbrengen, 20% 'hyposmisch' was en bleef steken bij 2 of 3, en 3,5% 'anosmisch', met geen of eentje goed. Hoe ouder de proefpersonen, des te minder ze alle geuren nog konden ruiken: van de 57-jarigen was 64% nog 'normosmisch', terwijl dat bij de 85-jarigen nog maar 25% was.
Reukvermogen betere voorspeller overlijden dan kankerdiagnose
Na vijf jaar vond het tweede deel van het onderzoek plaats - nadat de onderzoekers eerst zorgvuldig waren nagegaan welke deelnemers nog in leven waren. Er waren er in de tussentijd 430 overleden, de resterende 2.565 deden opnieuw mee. De onderzoekers stelden vast dat van degenen die het slechtst konden ruiken in 2005-06, 39% was overleden. Van de proefpersonen met een licht reukverlies was 19% overleden, tegen 10% van de mensen met een normaal reukvermogen. Daarmee bleek het verlies van het reukvermogen een nog accuratere voorspeller van overlijden dan gediagnostiseerd worden met kanker, hartfalen of longziekten.
Stamcellen en directe blootstelling
Onderzoeksleider Jayant Pinto brengt in The Guardian twee hypotheses naar voren die zouden kunnen verklaren waarom het reukvermogen zo'n adequate voorspeller is. De ene heeft te maken met het feit dat het uiteinde van de reukzenuwen, waar de geurreceptoren zitten, het enige deel van het menselijk lichaam is dat voortdurend door stamcellen geregenereerd wordt. Als we ouder worden, neemt de activiteit van onze stamcellen af, en daarmee geleidelijk ook ons reukvermogen. Het grotendeels of helemaal verliezen van reukvermogen zou dan een indicatie kunnen zijn dat het lichaam een staat van verval bereikt waarin het niet meer in staat is zichzelf te repareren.
De andere hypothese is dat de reukzenuw het enige deel van ons zenuwstelsel is dat in direct contact staat met de buitenwereld. Daarmee kunnen ziekteverwekkers en giftige stoffen snel onze hersenen bereiken. Verlies van reukvermogen zou dan een vroege waarschuwing kunnen zijn van iets dat uiteindelijk tot overlijden kan leiden.
Snelle en simpele screening
De onderzoekers hebben niet vastgesteld waaraan de overleden proefpersonen waren dood gegaan, maar stellen dat dat wel waardevolle informatie kan opleveren. Als er in plaats van de nu gebruikte thuistesten een volledig klinisch onderzoek wordt afgenomen, zou wel eens kunnen blijken dat het verband nog sterker is dan nu gedacht. Ook kan dan vastgesteld worden of de nu gevonden resultaten eveneens van toepassing zijn op jongere mensen. Zoals het nu is, zouden ze in ieder geval al gebruikt kunnen worden als een eenvoudige screening om oudere mensen die een verhoogd risico lopen te identificeren.
Het onderzoek is verschenen in PLoS ONE.
Fotocredits: Simon James
Op 8 oktober krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
#4, Dick, neuskanker komt door tumor cellen in het slijmvlies en niet omdat giftige stoffen via de neuszenuw in de hersenen terecht komen.
Een zenuw transporteert prikkels naar de hersenen en geen giftige stoffen.
Of heb ik niet goed opgelet tijdens mijn anatomie lessen met de opleiding verpleegkundige?
Na een groot auto ongeluk kon mijn man niet meer ruiken. Zijn reukzenuw was beschadigd. Geluk gehad omdat de oogzenuwen ook in dit gebied zitten.
Dick, ben het eens met de algemene constatering dat er in de geneeskunde tegenwoordig geregeld te vroeg wordt ingegrepen. Alleen is het voorbeeld van borstkanker nu juist een tegenvoorbeeld. De mortaliteit bij borstkanker is de laatste tien jaar enorm gedaald dank zij tijdige en precieze diagnostisering en behandeling. Paradigma of niet, de feiten wijzen dat uit. En dan heb ik het over werkelijke genezing, ook van heel jonge vrouwen, en niet over palliatieve behandelingen waarbij de balans met de kwaliteit van leven inderdaad een punt van discussie is. Overigens is het aan de patiënt zelf om te bepalen waar die balans voor hem of haar een omslagpunt bereikt. Want daarvoor zijn geen algemene criteria te geven. Overigens ben ook ik een warm voorstander van het doorbreken van taboes.
Vera, alle behandelingen en oordelen vinden plaats binnen een paradigma. Ik maakte mijn opmerkingen vanuit een lang gesprek dat ik onlangs had met een inmiddels oudere anesthesioloog. Veel ervaring, genoeg kennis van alle deelgebieden. Zijn oordeel: we proberen teveel te vroeg te behandelen en hebben geen notie van 'kwaliteit van leven' en het onvermijdelijk gegeven dat dood komt, wat vroeger of wat later.
Anders gezegd: wie een hamer heeft, zoekt naar spijkers. Daarmee creëren we behandelbaarheid en financiering, maar of we er beter van worden bespreken we niet
En jazeker: het is een taboe om erover te spreken. Daarom spreek ik erover. Artsen weten dit diep down, al geven ze het niet gemakkelijk toe.
Dick, ik bedoel met mijn opmerking dat in het artikel wordt gesproken van hart- en vaatziekten of kanker als voorbeeld. De titel suggereert echter dat reukverlies is onderzocht ten opzichte van specifieke kankerdiagnoses en dat daaruit is gebleken dat kankerdiagnoses een lagere voorspelbaarheid hebben dan reukverlies.
Wat je zegt over de mortaliteit bij niet behandelde borstkanker is gevaarlijk. Borstkanker is het verkeerde voorbeeld. Voor zover mij bekend is er onder oncologen geen twijfel aan de noodzaak van snijden bij borstkanker. Wel aan de juiste toepassing van chemotherapie. Gelukkig wordt daar goed onderzoek naar gedaan en kan tegenwoordig veel exacter worden gediagnostiseerd in welke gevallen chemotherapie zinvol c.q. noodzakelijk is om de overlevingskansen significant te vergroten, en in welke gevallen chemo overbodig en dus schadelijk is.
Of slaat je laatste opmerking over het meevallen van mortaliteit alleen op het gebruik van statines? Daar kan ik mij beter in vinden.
Alice, ik ben bang dat artsen je opmerking over gesloten circuits niet met je eens zijn. Dat weet ik omdat we recent een dier hebben moeten laten inslapen wegens een kanker in zijn neus en we het daar veel over gehad hebben met zowel humane als veterinaire medici.
Vera, de tekst heeft het over voorspelbaarheid van mortaliteit. Onder medici bestaat een fors dispuut: bijv. borstkanker? Snijden? De gevolgen zijn soms erger dan de kwaal. Hartproblemen? Statines? Wie kijkt naar het zgn. number needed to treat weet dat de bijwerkingen erger zijn dan de mortaliteit. Ik heb het cijfer niet paraat maar het gaat over 1 op 1.000 of 1 of 100 redden (bestens!) om de rest met een vervelend leven op te zadelen terwijl de mortaliteit van niet behandelen nogal meevalt. Dit is het omgekeerde van Stapelwerk.