Geschreven door Olga Patijn MSc., Dr.ir. Marieke Battjes-Fries, Dr.ir. Gerda Pot en Dr. Peter Voshol, allen van het Louis Bolk Instituut.

De crux ligt in de vertaling van wetenschappelijke adviezen naar de praktijk, dat wil zeggen de manier waarop de adviezen in praktijk worden omgezet door de professionals en hun patiënten. Voorafgaand aan een onderzoek denken onderzoekers na over het onderzoeksdesign dat het best geschikt is om de onderzoeksvraag die zij of de praktijk stellen te kunnen beantwoorden. Het gebruiken van een ‘real-life’ (RL) onderzoeksdesign voor leefstijlgeneeskunde is naar ons idee het meest geschikt om antwoord te krijgen op de vraag hoe een leefstijlprogramma in de praktijk uitpakt en welke vast te stellen effecten het heeft op de gezondheid van patiënten.

Het doel is niet het geven van een antwoord op de vraag waarom iets werkt, maar of het werkt
Het RL-design meet de dagelijkse effecten in de praktijk - en dus niet in een laboratoriumopzet. De aanpak verschilt daarmee sterk van traditionele klinische studies die gebaseerd zijn op de Randomised Controlled Trial-RCT. Een klinische studie vindt plaats in een gereguleerde omgeving waarin gemotiveerde patiënten onder gecontroleerde omstandigheden een tijdelijk opgelegde verandering ondergaan met als doel een ‘proof of principle’ te leveren. Hoewel dergelijk onderzoek specifieke antwoorden oplevert en de ruis van een veelheid van factoren kan uitsluiten, staat het echter ver af van de dagelijkse praktijk. Leefstijlgeneeskunde wil nu juist antwoord geven op de vraag welke interventies in de praktijk haalbaar en effectief zijn.

Het RL-design levert geen specifieke antwoorden, maar levert in de context van de echte praktijk antwoorden op de vraag welk resultaat een interventie of zelfs set van interventies opleveren. Het doel is niet het geven van een antwoord op de vraag waarom iets werkt, maar of het werkt. Dat doel kan een ‘proof of practice’ worden genoemd. Het komt niet in de plaats van een analytisch antwoord op het ‘proof of principle’ dat wil verklaren waarom iets werkt, maar vult het aan in de weerbarstigheid en complexiteit van de context waarin een veelheid aan dagelijkse ruisfactoren bepalend kan zijn voor succes of falen van een aanpak. Systematisch kunnen vaststellen of iets in de praktijk werkt is dan ook een wezenlijke aanvulling op de bestaande onderzoeksdesigns binnen de leefstijlgeneeskunde. Binnen het Louis Bolk Instituut gebruiken we het RL-design dan ook regelmatig voor de evaluatie van praktijkprogramma’s binnen leefstijlgeneeskunde. Beschrijvend onderzoek geeft naar ons idee het beste beeld van de werking van interventies in de dagelijkse praktijk. Klinische aanpakken kunnen daar geen antwoord op geven, terwijl enig inzicht op zijn minst dringend gewenst maar nog grotendeels ontbreekt uit systematische beschrijvingen.

Het real-life onderzoeksdesign voor leefstijlprogramma’s
Een leefstijlprogramma heeft als doel mensen met een (welvaart)ziekte controle te geven over hun eigen ziekte door hen inzicht en vaardigheden te geven om hun leefstijl op een duurzame manier te veranderen. Het programma wordt geïmplementeerd door praktijkprofessionals. Zaken zoals de medicatie die deelnemers krijgen voorgeschreven voorafgaand aan het programma en aanpassingen van de medicatie tijdens het programma gebeuren hierbij door hun originele behandelaar. Bij de evaluatie van een leefstijlprogramma met een RL-design vraagt het Louis Bolk Instituut de deelnemers over langere termijn (bijvoorbeeld tot 1-2 jaar na aanvang van het programma) herhaaldelijk een vragenlijst in te vullen. Hierin geven de deelnemers zelf hun medicatie en bloedwaarden door (gemeten bij hun eigen arts tijdens de reguliere controles) en scoren ze hun leefstijl. Een andere methode is het verzamelen en combineren van standaard geregistreerde gegevens uit bestaande (medische) registratiesystemen.

Het RL-design levert geen specifieke antwoorden, maar levert in de context van de echte praktijk antwoorden op de vraag welk resultaat een interventie of zelfs set van interventies opleveren
Zelf-gerapporteerde data
Het RL-design heeft net als elk ander design een aantal voordelen en nadelen. Een van de grootste nadelen is het feit dat iedere deelnemer aan een leefstijlprogramma een persoonlijke interpretatie heeft van niet fysiek meetbare effecten. Andere nadelen zijn het risico op sociaal wenselijke antwoorden en verschillend, verkeerd of niet ingevuld antwoorden. Die zijn enigszins op te vangen door grote aantallen deelnemers. Door grote aantallen deelnemers, zowel door deelnemers als professionals, te evalueren op ‘harde’ (klinische waarden: bloedwaarden, gewicht, etc.) en ‘zachte’ uitkomstmaten (kwaliteit van leven, slaapkwaliteit etc.) met een RL-design, kunnen niettemin meerdere veranderingen in de gezondheidsstatus van de patiënten inzichtelijk worden gemaakt. Omdat er alleen gebruikt wordt gemaakt van informatie van reguliere controles bij de huisarts is er geen extra belasting voor de deelnemer en professional, en biedt het onderzoek een beeld van het verloop van het meten en registeren van de klinische waarden in de dagelijkse praktijk.

Uitval
De respons op de vragenlijsten wisselde bij een aantal uitgevoerde onderzoeken waarin we het RL-design hebben gehanteerd van ongeveer 95% bij start van het leefstijlprogramma tot rond de 50% na twee jaar. Het niet-invullen van de vragenlijst staat niet gelijk aan stoppen met het programma of de nieuwe leefstijl. Dit zijn twee verschillende zaken om rekening mee te houden in de interpretatie van de resultaten. Een respons van 50% op nametingen is normaal voor vragenlijstonderzoek, al is een hogere respons natuurlijk wenselijk om een representatief beeld te krijgen van de werkelijkheid: wat zijn de blijvende veranderingen die de gezondheid van patiënten laat zien tijdens en na het volgen van een leefstijlprogramma? Grote aantallen deelnemers zijn dan ook van belang en geven een hogere praktische validiteit van resultaten dan klinisch onderzoek.

De crux ligt in de vertaling van wetenschappelijke adviezen naar de praktijk, dat wil zeggen de manier waarop de adviezen in praktijk worden omgezet door de professionals en hun patiënten
De toekomst
Leefstijlgeneeskunde is nog geen nieuwe standaard in medische zorg. Sterker nog, het onderzoek naar de effecten van leefstijlgeneeskunde in de dagelijkse praktijk staat nog aan het begin van zijn carrière in de wetenschap. Mensen en de context waarin zij leven verschillen onderling sterk en daarom staat het beschrijven van die verschillen in de leefstijlgeneeskunde centraal. Het doel daarvan is het kunnen vaststellen van patronen. Die aanpak verschilt sterk van de analytische aanpak van de klinische interventie en is er juist daarom een aanvulling op. Het RL-design vraagt naar de resultaten van interventies in de zeer multivariate werkelijkheid waar de klinische interventie van abstraheert. Met die aanvulling hopen wij bij te dragen aan de ontwikkeling van leefstijlgeneeskunde en de implementatie hiervan in de praktijk voor en door de mens bij het voorkomen en bestrijden van ziekte als gevolg van gedragspatronen.

Het aantal mensen dat lijdt aan diabetes type 2 neemt wereldwijd nog steeds toe. In Nederland lijden ruim 1,1 miljoen mensen aan diabetes type 2. Ongezonde leefstijlkeuzes en eetgewoontes zijn het voornaamste euvel. Leefstijlinterventies gericht op gezonde voeding, beweging en het omgaan met stress kunnen een oplossing zijn om daarmee te leren omgaan diabetes type 2 om te keren. Er is echter weinig langetermijnonderzoek gedaan naar schaalbare programma’s.

Onderzoekers van het Louis Bolk Instituut uit Bunnik hebben het programma Keer Diabetes2 Om geëvalueerd waarin patiënten met diabetes type 2 gedurende een half jaar intensief werden begeleid op het gebied van voeding en leefstijl en vervolgens nog 18 maanden gevolgd werden. Hun bevindingen zijn vandaag (18 augustus) gepubliceerd in wetenschappelijke vakblad BMJ Nutrition, Prevention & Health onder de titel Lifestyle medicine for type 2 diabetes: practice-based evidence for long-term efficacy of a multicomponent lifestyle intervention (Reverse Diabetes2 Now). Eerste auteur is Dr. ir. Gerda Pot.
Dit artikel afdrukken