Op een boerenpodium in Brabant kwam ik vorig voorjaar nog net ongelynched weg toen ik beweerde dat de formule 100/7.000/6.000 zijn intrede doet. Er blijven hooguit 100 grote agri-ondernemingen in Nederland over. Daarnaast blijven 7.000 kleinere boerende ondernemers over. Zij onderhouden het land en halen daar extensief ook nog wat te eten vanaf. Dat eten voedt slechts een klein percentage van onze regio, niet meer dan een procent of vijf. 6.000 van die nieuwe boeren zijn nieuwe intreders, echte ondernemers die snappen hoe je geld moet verdienen aan een formule. Echte ondernemers zorgen ervoor dat ze zelf hun prijs, hun product, hun afzet en de manier waarop ze het in de markt zetten en waartegen ze het laten concurreren bepalen. Boeren, in tegenstelling tot agriondernemers, zijn productiechefs op hun eigen bedrijf die geheel zijn overgeleverd aan de bank, de overheid en hun voerfirma die hen de afgelopen vijftig jaar heeft verteld dat ze de productie moesten opvoeren. Het maakte niet uit hoe, als dat maar gebeurde. Ondernemerschap was niet nodig, vakmanschap was genoeg.

Dat is uit de hand gelopen en heeft gezorgd voor een berg producten die niet eens in staat is zijn kostprijs op te brengen. Dat ontdekten we een beetje laat. Zo laat dat we geen ondernemers onder de boeren hebben. Boeren zijn hun eigen productiechef.

Boeren is een vak, ondernemen is een gave in handigheid. Die gave komt niet tot ontwikkeling in de beschermde omgeving waarin landbouw zich de laatste honderdvijftig jaar heeft ontwikkeld. Inmiddels schaft de overheid de bescherming af. De subsidies verdwijnen. De landbouwsector staat voor een koude sanering. Een deel daarvan kan uit, want de banken kunnen hun financieringen uit het onderpand terughalen. Landbouwgrond is immers duur in ons deel van de wereld.

Van Doorn heeft een recept dat leest als een driegangenmenu:

Ten eerste: weg van anonieme markten, meestal ‘de wereldmarkt’, waar je geen betekenis hebt en waar uitsluitend wordt gekocht op de laagste prijs. Zoeken naar markten waar je wel betekenis hebt of kan opbouwen.
Ten tweede: weg van de focus op productie; richt je volledig op de consumenten, zorg dat je die kent en volgt.
En ten derde: kies ervoor om uit je eigen schaduw te stappen. Ga in het licht staan. Wees trots op wat je maakt en laat dat weten ook. Vertel zonder ophouden dat gezond en goed voedsel essentieel is voor een prettig leven. De feiten daarvoor zijn er in overvloed.


Zou het zo gaan? In Nederland staat de kredietportefeuille van banken - vnl. Rabobank, een deel ABN AMRO en een beetje ING - voor enkele miljarden onder water in tuinbouw, varken en kip. Dat geld moet eerst nog even verbrand worden eer het zover is. Dat doet men liever niet. Failliete bedrijven zonder grondgebonden onderpand kunnen niet worden overgenomen door andere. Er is geen doorstart aan te geven - noch heel veel groter, ergens anders en zonder last voor de omgeving, noch heel veel kleiner. Nieuwe ondernemende boerenbedrijven gaan geld verdienen, maar de bank moet er nieuw kapitaal voor aantrekken en het oude eerst even afschrijven.

Daarom is het vooral doorploeteren geblazen. En daar komt nog wat bij. Verstandige overheden weten al sinds het einde van de 19e eeuw dat voedselproductie maar beter geen volledig vrije marktsector kan zijn omdat het leidt tot tekorten. Dat remt de ontwikkeling van de economie en zorgt voor onrust. Dat wil niemand. Niet voor niets ging vandaag Wilders frontaal in de aanval op de aanstormende Emile Roemer van de SP.

Boeren zijn misschien geen ondernemers, maar hun rol in het voorkomen van tekorten snappen ze als geen ander. Daarom blijven ze boeren en gaan ze niet ondernemen. Bij de huidige economische tegenwind vinden de bank en overheid dat voorlopig best.

Tot het te laat is en dan stelt zich opeens, bijna van de ene op de andere dag, een totaal andere vraag: zouden ondernemers wel kunnen boeren?

Daar zou de discussie over moeten gaan.

Fotocredits: Goat Farmer, Ben Alford