Wine speak is en blijft ingewikkeld. Antinori zegt volgens de jongste Allerhande (p. 48): "Italie heeft enorm veel inheemse druivensoorten. Van eeuwenoude soorten als de aglianico, nero d'avola en fiano hebben we onlangs onderzocht hoe we er de lekkerste wijnen uit kunnen halen. Daarom worden deze wijnsoorten nu pas ontdekt."

Italië heeft inderdaad net zoveel 'andere' wijnsoorten als alle andere landen van Europa bij elkaar. Maar ook Luxemburg, Duitsland, Frankrijk, Spanje, Griekenland en Portugal barsten van de eeuwenoude druivensoorten waar de 'gewone' wijndrinker nog nooit van gehoord heeft. In een groot aantal gevallen worden er even spannende als serieuze wijnen van gemaakt waar zowel kenners als liefhebbers van een 'wijntje' met het grootste gemak voor vallen.

Signore Antinori bedoelt dan ook dat deze wijnen nu eindelijk ook grootschalig onder de aandacht van het publiek worden gebracht - 'marketen', heet dat - en zijn aangepast om zoveel mogelijk mensen er zoveel mogelijk van te laten kopen. Ook verandering van vloeibare spijs doet immers doordrinken. Niet voor niets staat er onder het artikel dat Italianen 40 liter per jaar drinken en wij 'maar' twintig.

Wist u trouwens dat een van de meest productieve en veel gedronken druivensoorten van het westelijk deel van Zuid-Frankrijk nooit op het etiket staat? Hij heet Aramon en zou - volgens wijnfabrikanten - uitsluitend goed zijn voor 'pinard', goedkope café en supermarktwijn uit pakken. Inmiddels zijn er ambachtelijke wijnmakers die er een zalige lichte wijn van maken. Binnen vijf jaar vindt u die ook op het schap als een 'nieuw ontdekte oude druivensoort' waar je lekker van door kunt drinken. Industrieel gemaakt dan. Mocht u denken dat zulke wijn niet goed voor u is: onzin. Wel neigt het wel meteen weer naar meer-van-hetzelfde. Maar zelfs dat hoeft geen probleem te zijn. Slimme kleine wijnmakers kunnen erop meeliften: hun 'oude' wijnen worden er immers meteen nieuw en heel veel bekender door. Hun wijnen zijn en blijven wel degelijk 'anders'.