In Wallonië leeft vooral de vrees dat CETA kan fungeren als argument om TTIP, het vrijhandelsakkoord met de Verenigde Staten, te ratificeren.
In het FD vergelijkt Jeroen Segenhout het verzet van Wallonië met de bekende intro van de Asterix en Obelixverhalen: "Héél Gallië? Nee, een klein dorpje bood moedig weerstand. De toverdrank is in dit geval de bevoegdheid van het Waalse parlement zich ook uit te kunnen spreken over buitenlandse handel."
Segenhout legt uit dat de ingewikkelde politieke structuur van België het land eigenlijk onbestuurbaar maakt. Liefst zes parlementen blijken zich te kunnen uitspreken over een handelsverdrag voor meer dan vijfhonderd miljoen Europeanen. Leden van het ene parlement hebben ook zitting in het andere parlement, waardoor het lijkt alsof er grote oppositie is, maar deze gewoon uit dezelfde hoek komt.
De zaak wordt extra gecompliceerd doordat de Parti Socialiste, de dominante fractie in het Waalse parlement, het verzet aanvoert. Deze partij heeft geen zitting in de federale regering en heeft zodoende voldoende motieven om de machthebbers in Brussel een hak te zetten. Het is ook een strijd van de Vlamingen tegen de Walen. Vlaanderen heeft veel baat bij vrijhandel, het armere Wallonië heeft grote moeite om mee te komen met de eenmaking van de wereldmarkt.
Segenhout eindigt met "Het is voor de buitenwereld bijna niet uit te leggen dat een groot internationaal handelsverdrag sneuvelt door dorpspolitiek. Volgens [voormalig Eurocommissaris, red] De Gucht moet de federale regering in Brussel een zaak voor het grondwettelijk hof in België of het Europees Hof van Justitie maar voor lief nemen. Het verdrag is dan al getekend en in België kan in alle hevigheid een discussie losbarsten over een nieuwe staatshervorming."
Jesse Klaver’s voorbeeld heeft er rotsvast vertrouwen in dat zijn CETA trein, ongeacht wat er op de rails gesmakt wordt, gewoon doordendert.