De vraag naar varkensvlees stijgt wereldwijd, maar al maanden verkopen de varkenshouders met verlies. En intussen blijven de dieren natuurlijk eten.
"Tegenover de agro-industrie die de hele wereld omspant, zoeken de boeren overal naar leefbare alternatieven," beweerde Dirk Barrez in zijn boek 'KOE 80 heeft een probleem'. Maar is dat wel zo?
Deze week leerden we van de jonge veevouders in Vlaanderen, dat ze hun lot - uit vrije wil? - verbinden aan genetisch gemodificeerd voeder. Zelfs over het gebruik van dierenmeel in het voeder moet volgens deze jonge boeren terug nagedacht worden.
Wat willen wij als consument? Een betere prijs voor de boer (en dus misschien wel een hogere prijs in de winkel) of dan toch maar liever GGO's en terug dierenmeel in het veevoer?
Je wil varkensvlees verkopen met teksten als "redelijk smakelijk, niet perse goed voor de gezondheid en afkomstig uit een reuzenstal waar de dieren nooit daglicht of modderpoelen zien."
Dat is ontwapenend eerlijk, maar het werkt alleen als je het toch weer tot een gimmick verheft, zoals het merk(!) NO-AD. Het wordt dus vanzelf weer marketingcommunicatie pur sang, of het werkt niet.
Wat is er mis met het geven van een aantrekkelijke naam aan je product? De naam en het merk Livar Kloostervarken is iets te vet, maar ik vind Peter's Farm (voor kalf), met al zijn marketinggeweld, best ok als naam en als strategie. Voor varkensvleeswaren zou je ook een vergelijkbare merknaam kunnen neerzetten, met iets hogere normen en dus wellicht een hogere prijs voor de boer.