De lijst gaat uit van het aantal agrarische bedrijven per gemeente dat zelf zijn producten verwerkt en/of verkoopt. De meeste blijken te zitten in de gemeente Noord-Oostpolder (74 bedrijven), in Veere en Peel en Maas (ieder 41), Texel (39) en Sluis (39). Dit zijn absolute aantallen, in deze gemeentes vind je al rondfietsend de meeste zelfverkopers. De gemeente Noord-Oostpolder blijkt ook de gemeente met het grootste aantal agrarische bedrijven, maar liefst 937 stuks.
Naar percentage zelfverwerkende bedrijven gerekend ziet het beeld er anders uit. Het feit dat gemiddeld maar 5% van de agrarische bedrijven in Nederland zelf verwerkt en/of verkoopt, betekent dat je in een volledig agrarische gemeente waarschijnlijk tegen je verwachting in heel veel moet fietsen om die paar zelf verwerkende en verkopende boeren te vinden. In de gemeente Westland, de tweede grootste agrarische gemeente met 918 bedrijven, doen maar 20 bedrijven aan eigen verkoop, 2% dus.
De ranglijst op percentage wordt aangevoerd door Woensdrecht met 23% (27 bedrijven van de 115), gevolgd door met ieder 22 % de gemeenten Voerendaal (19 van de 88 bedrijven), Zoeterwoude (14 van de 63 bedrijven) en Heemstede (2 van de 9 bedrijven).
Al met al zijn er zo'n 3800 boerenbedrijven die hun eigen afzet- en marketingstrategie bepalen, direct contact hebben met de consument en een deel van de verwerkings- en distributiekosten uit de keten snijden. Zou dat aantal omhoog kunnen? In Frankrijk verkoopt 20% van de boeren direct.
Fotocredits: uithangbord van een zelfverkopende boer bij Houten, foodlog.nl :
Waarom zou een boer zijn eigen producten verkopen? Het heeft zin om verder te kijken dan de benodigde investeringen, en ook te bedenken dat een uur in de winkel staan betekent dat er in dat uur niet geboerd kan worden. Als een uur boeren (meer produceren) meer oplevert dan een uur verkopen (dezelfde productie met betere marge verkopen), dan is de keuze helder.
De beste manier om als boer meer te gaan verdienen, is niet door zelf te verkopen, maar door coöperaties op te zetten die je productie verwerken tot hoogwaardiger producten, en die bovendien marktmacht hebben om die producten tegen goede marges af te zetten via supermarkten. Dit is dan ook precies waar de meeste Nederlandse melkcoöperaties en kaasfabrieken hun wortels hebben.
Verkoop bij de boer is romantisch, maar economisch niet altijd optimaal.