Vandaag was ik op uitnodiging bij de ‘Wierderij’, een zeewierboerderij annex testlocatie aan de noordzijde van de Oosterschelde. Samen met Thijs Wullems van le Petit Pêcheur uit Yerseke was ik te gast bij Dr. Willem Brandenburg van de WUR en een Duitse studente die op het onderwerp hoopt te promoveren. Zij leiden dit onderzoek dat mede gesponsord wordt door de provincie Zeeland. Doel van het onderzoek om te bekijken of, hoe en met welke zeewieren een duurzame zeeboerderij op commerciële wijze gehouden kan worden. De afgelopen weken heeft Nick Trachet ook twee zeer interessante artikelen geschreven over dit onderwerp [deel 1 staat hier, deel 2 volgt, red]. In zowel Azië als Ierland en Bretagne wordt zeewier ‘wild’ geplukt. In Nederland is dat verboden, wat een concurrentienadeel zou kunnen betekenen. Willem is van mening dat zeewier telen op grote schaal niet in de kustlijnen moet gebeuren omdat het daar verantwoordelijk is voor de basis van het ecosysteem. Hij verwoordde het treffend door te stellen dat Greenpeace en Sea Shepherd zichzelf enorm sterk maken voor de walvis, maar intussen vangen we – direct en indirect – diens voeding weg. Ingrijpen (oogsten) in bestaande ecosystemen is nooit zonder risico’s. Reden waarom visteelt in open zee onder vuur ligt nu.

Een boerderij zou ik het in dit stadium nog niet willen noemen. Volkstuintjes komt meer in de buurt. Maar volume produceren is in dit stadium van geen belang. Sterker nog; je wilt snel conclusies kunnen trekken en opnieuw beginnen. Enkele feiten en cijfers: er zijn drie groepen wier: bruin wier, groen wier en rood wier. Van deze groepen zijn dan weer duizenden soorten. Alleen bruin wier kent al 6000 soorten. Wieren zijn eenvoudige tweelaags organismen. Celdifferentiatie is er slechts in de voortplantingsperiode. Daarnaast groeit wier op plaatsen waar zo weinig zonlicht doordringt, dat een landplant daar (om deze reden) niet zou overleven. Dat duidt op afwijkende vormen van fotosynthese wat op zich al een onderzoek waard is. Zeewierteelt is dan ook driedimensionaal. Op diepte leven andere wieren dan aan de oppervlakte. Welke landbouwvorm kan dat ook zeggen?
De wieren in de wierderij groeien als hangcultuur, identiek aan de geen-R-in-de-maand-mossels. We kennen allemaal nori en wakamé, maar de smaaktypen zijn veel uitgebreider. In vroeger tijden werd wild wier geoogst, waarna het wachten was op een regenbui om het zout eraf te spoelen en het wier als bodemverbeteraar kon worden ingezet. Op deze wijze is ten dele Zeeland landbouwland geworden. Daarnaast werd suiker vroeger geoogst uit één bepaalde wiersoort: suikerwier. Die associatie zullen heden ten dage weinig mensen hebben: suiker uit zee.

We kennen hier allemaal de problematiek van de eiwitten. We eten te veel dierlijke eiwitten. Dieren eten zelf plantaardig eiwit maar gebruiken meer niet dan wel. Met alle gevolgen van dien. Zeewier kent (soortafhankelijk) grote hoeveelheden eiwit die ook direct voor de mens inzetbaar zijn. Het is namelijk niet zo, dat zeewier veel zout bevat. De plant zorgt er osmotisch voor dat hij zout buiten houdt. Ook dit is overigens soortafhankelijk. Vers wier kan zout smaken vanwege het zout aan de buitenkant. Daarom is het (gespoeld) zowel als humane als dierlijke voeding inzetbaar. Hier moet nog wel flink wat onderzoek voor gedaan worden. En daar is Willem vol passie mee bezig.
67% van de aarde bestaat uit water. Zout water. Het zoete water waar wij meestal aan refereren is slechts 1% van het totaal. Absorptie van CO2, productie van O2 en andere waarden die wij veelal aan het regenwoud toeschrijven, horen eigenlijk toe aan de oceanen van deze wereld. Niet dat de regenwouden niets doen, ze krijgen alleen te veel krediet. Dus willen we cycli sluiten van n’importe welk nutriënt, dan komen we niet om de oceanen heen. Als voorbeeld fosfaat. Sinds halverwege de 19e eeuw gebruiken we kunstmest in de landbouw. Voor zowel K als P kijken we naar mijnbare reserves in onze aardkorst, halen die omhoog en geven ze aan onze planten (uitspoeling naar zee). Na oogst eten wij (of onze beesten) de planten op, waarna het leeuwendeel onverwerkt de riolering in verdwijnt. Fosfaat verdwijnt zo in sterk verdunde vorm richting…zee. Eenmaal daar moeten we enkele honderdduizenden jaren wachten tot het moment dat er weer mijnbare fosfaat is gevormd.
Of kan het anders? Stel nu dat we grote zeeboerderijen aanleggen waar geen kunstmest of bestrijding hoeft plaats te vinden. Niet bij kwetsbare kuststroken, maar in open zee. De daar geteelde zeewieren maken gebruik van fosfaat, kali en stikstof uit het hen omringende water om zich te voeden. Nutriënten die we zelf hebben toegevoegd. Een mooie manier om een paar cycli te sluiten niet?
Bijkomend voordeel is de immense smaakverschillen die in wieren voorkomen. Nee, niet allemaal lekker, maar wel vaak. En vaak verrassend. Grappig: bruin wier wordt groen als het dood gaat of wanneer je het inmaakt in zuur. ‘Céviche van zeesla met amandes en mesheften’. Ik krijg er in elk geval trek van.

Fotocredits: Mark Soetman