Staatssecretaris Van Dam lanceerde vorige week een plan om de herkomst van ons voedsel transparanter te maken. Consumenten moeten via een app direct kunnen zien waar hun eten vandaan komt. Een goed streven, maar de uitwerking bepaalt het succes.

Krijgen we straks informatie óver de voedingsindustrie, of alleen informatie ván de voedingsindustrie?

Transparantie-apps
Etiketten in de supermarkt vertellen nauwelijks waar een product vandaan komt of hoe het gemaakt is. Wie heeft uw banaan geplukt en hoe is die plukker behandeld? Wat heeft het varken in uw frikandel eigenlijk zélf gegeten? Zelfs voor wie moeite doet om geen ongezonde, onduurzame producten te kopen, is het moeilijk te bepalen wat door de beugel kan en wat niet. Er is daarom al een handvol transparantie-apps, waaronder de app van stichting Questionmark, die supermarktproducten beoordeelt op duurzaamheid en gezondheid.

Dat de overheid deze ontwikkeling nu wil steunen is goed nieuws. Organisaties als Questionmark, die opgericht zijn om consumenten te informeren, zijn in praktijk onevenredig veel tijd kwijt aan het bij elkaar sprokkelen en verifiëren van informatie over producenten en supermarkten.

Storytelling is iets anders dan transparantie. Voor transparantie moet ook bekend zijn welke pesticiden er op de spruitjes zijn gebruikt, en of de koeien met antibiotica zijn behandeld. En iemand moet aan de consument kunnen uitleggen wat die plussen én minnen betekenen
Plussen én minnen
Veel bedrijven werken graag mee, andere zijn huiverig voor transparantie. Die twee groep bepaalt liever zelf wat de consument mag weten: de pluspunten wel, de minpunten niet. Boven het winkelschap hangt dan een zonnige foto van de boer die de spruitjes of de melk heeft geleverd. Marketeers noemen dat 'storytelling'. Storytelling is iets anders dan transparantie. Voor transparantie moet ook bekend zijn welke pesticiden er op de spruitjes zijn gebruikt, en of de koeien met antibiotica zijn behandeld. En iemand moet aan de consument kunnen uitleggen wat die plussen én minnen betekenen.

En daar schuilt ook de uitdaging voor het plan van Martijn van Dam. Want in de aankondiging gaf de Staatssecretaris aan dit project te willen uitvoeren 'met de industrie’. Die zou, via een branchevereniging, zelf een app lanceren die transparantie moet brengen. Gelukkig zijn er veel bedrijven die niks te verbergen hebben en graag laten zien waar hun producten vandaan komen. Maar de consument heeft er juist baat bij om ook het verhaal achter die ándere bedrijven te horen.

Risico
Het risico is dat dit goede plan dezelfde uitwerking krijgt als ‘het vinkje’, ook een samenwerking van overheid en bedrijfsleven: gezonde producten krijgen een stempel van goedkeuring, maar op ongezonde producten staat niks. Zo gaat de belangrijkste boodschap - wat je níet moet kopen - verloren.

Wat we nodig hebben is een databank waarin de beschikbare informatie over samenstelling, herkomst en certificering van producten openbaar toegankelijk is
Databank
Als we vlees willen keuren, moeten we niet alleen afgaan op wat de slager vertelt. Wat we nodig hebben is een databank waarin de beschikbare informatie over samenstelling, herkomst en certificering van producten openbaar toegankelijk is. Als ruwe data, niet bewerkt of gefilterd door belanghebbenden. Voor zo'n databank is de overheid de aangewezen initiator. Onafhankelijke partijen kunnen daarmee consumenten sneller en accurater helpen bij bewust boodschappen doen: de app speciaal voor mensen met een glutendieet, de journalist die wil weten hoeveel 'streekproducten' werkelijke uit de streek komen en ook de supermarkt die foto's van lachende boeren wil laten zien.

Als Van Dam voor transparantie wil zorgen, betrekt hij in zijn plan zeker de voedingsindustrie, maar geeft hij journalisten, NGO’s, keurmerken en het maatschappelijk middenveld een even grote rol. De herkomst van ons voedsel moet openbaar opvraagbaar zijn. Alleen dan kan de Nederlander écht zien wat hij eet.

Fotocredits: Questionmark