Bij vissen vindt de bevruchting extern plaats: de eitjes en het sperma worden zonder toezicht in het water achtergelaten. De daaruit voortkomende vislarven moeten zichzelf maar zien te redden en dat blijkt voor 90% een onmogelijke opgave; zelfs met de meest optimale condities overleeft maar 70% van het vissenbroed zijn eerste twee levensweken. Onderzoekers van de Universiteit van Tel Aviv probeerden erachter te komen waar dat nu aan lag en kwamen tot een opmerkelijke ontdekking: de larven sterven aan 'hydrodynamische uithongering of het fysieke onvermogen zich te voeden', schrijft De Morgen.

De viscositeit van het water blijkt de voedingscapaciteit van de vislarven te beïnvloeden. 'Voor een larve van drie millimeter groot is het meezeulen van een millimeter water een gigantische last, die het diertje verhindert zich voort te bewegen om zich te voeden', legt De Morgen uit. Hoe minder visceus het water, des te minder last de larven er van hebben. De onderzoekers opperen dat hun ontdekking ertoe bij kan dragen de visstanden in de oceanen drastisch te verhogen en daarmee een oplossing te bieden voor de steeds leger geviste wereldzeeën. De vraag die zij nog niet kunnen beantwoorden, is hoe dat zou kunnen.

Het onderzoek is verschenen in PNAS.