Ingezonden briefschrijver Paul Dijstelberge uit Leiden vroeg zich vorige week in NRC Next af waarom boeren - een beroepsgroep die sterk is vertegenwoordigd in de Nederlandse Biblebelt - hun dieren wél preventief behandelen en hun kinderen niet. Hoewel de neiging groot is daar een klassieke vorm van cognitieve dissonantie in te zien, is de vraag wat ons betreft minder retorisch. Kinderen zijn mensen en moeten voldoen aan de waarden die gelovige mensen voor hun medemensen hanteren. Dieren hebben een economische functie en kunnen niet aan het lot - zelfs niet dat van God - worden overgelaten.
De dieren boffen omdat ze in de economische categorie van het leven worden geplaatst. Wij hoeden de economie en de natuur en zijn daar verantwoordelijk voor. Mensen hebben in de visie van mensen die sterk hechten aan waarden de harde taak zich bewust te zijn van de kwetsbaarheid van hun bestaan en de verantwoordelijkheid om er desondanks het beste van te maken. Dat is iets waar zeer rationele mensen ook op wijzen: mensen zouden zich moeten realiseren dat leven gevaarlijk is en weer gevaarlijker wordt. Toch vinden wij - het weldenkende deel van de samenleving - de 2 maten van de Biblebeltboeren getuigen van cognitieve dissonantie.
Fotocredits: Jezus komt, uitsnede Jan Glas
Maar bij de antroposofen is het geen kwestie van cognitieve dissonantie.
Hier de argumenten waarom ze niet alle prikken geven aan hun kinderen:
http://nvkp.nl/