Brood en spelen. Dat was het principe van oude heersers om in het zadel te blijven door het volk content te houden. Ik moest eraan denken toen ik gisteravond Michael Pollan hoorde spreken in het gebouw van Triodosbank in Zeist.

Beluister je hem goed, dan ontdek je dat zijn journalistieke onderzoek voor een wezenlijk deel draait om de vraag hoe bepalend eetpolitiek is voor de manier waarop ons voedsel gemaakt wordt en daarmee voor wat we als consumenten te kiezen hebben. In de 2e helft van de 20e eeuw kwam via o.m. fiscale incentives, subsidies en handelsbepalingen een agro-systeem in zwang dat eten steeds goedkoper maar ook steeds eenzijdiger maakte. Door goedkoop eten kregen consumenten steeds meer ruimte om andere bestedingen te doen terwijl ze niettemin meer moesten gaan werken om alle aanbod te kunnen consumeren. Goedkoop en gemakseten zorgt op die manier voor economische groei in andere sectoren, zoals auto's, 3e en 4e vakanties, elektronische gadgets, games en natuurlijk veel meer eetmomenten dan je nodig hebt.
In dat systeem verdienen uiteindelijk weinig partijen veel aan een enorme berg productie. De laatste paar boeren die met grote machines, een handjevol personeel en computers enorme landerijen en zogenaamde Concentrated Animal Feeding Operations (CAFO's) besturen, worden zodanig gesubsidieerd dat ze het werk blijven doen, ook al verdienen ze op papier niets. Zo wordt de primaire productie van eten spotgoedkoop, ook al kost het heel wat. Het kan echter uit omdat het de rest van de economische ontwikkeling stimuleert en via handelspolitieke instrumenten wordt gefinancierd om net in leven te blijven.

Helaas wordt het eten in dat systeem geproduceerdmet behulp van onhandige processen die meer fossiele kCal (olie) kosten dan ze in eetbare kCal opbrengen. In het laatste kwart van de 20e eeuw is dat systeem nog verder op de spits gedreven en van onhandig onwijs geworden nu ze 10x zoveel kCal aan olie kosten als ze in eetbare waarde opleveren. De kosten worden afgewenteld op het milieu, de dieren en op consumenten die weinig keuze in werkelijke variatie van hun voeding hebben.

Dat klinkt dom en is het ook, maar gevestigde belangen zorgen er nou eenmaal voor dat het op monoteelten gebaseerde systeem niet zomaar van de ene op de andere dag van dom naar slim is om te buigen.

Toch zal het moeten want de belangrijkste pijler onder het systeem is ingezakt: goedkope energie in de vorm van olie. Daardoor konden we de taken en teelten van het ooit gemengde landbouwbedrijf radicaal uit elkaar trekken. Ook al is olie nu weer even goedkoper, zodra de economie aantrekt zal de prijs stijgen tot nog hogere niveaux dan voor het uiteenspatten van de bankenbubbel. Dat is het einde van het feest.

Dat is de kortst mogelijke samenvatting van de basis onder Pollan's politieke denken. Toch een andere dan Louise Fresco eruit oppikte.



Eten begint bij planten die via hun fotosynthese iets bijzonders doen. Uit zoiets ontastbaars als licht en water - plus een beetje afgestorven biomassa als mest - maken ze nieuwe biomassa. Materie die er nog niet was dus. Dat is een 'creatio ex nihilo', een klein wondertje maar een biochemisch feit dat staat als een huis.
Licht en water zorgen voor de groei van planten die voedsel vormen voor dieren. De dieren zijn weer voedsel voor andere. Als de planten en de dieren die het overleven doodgaan vormen ze een laag humus en dat beetje mest waarop weer meer leven kan ontstaan, op voorwaarde van de aanwezigheid van licht. In theorie betekent het dat er niet minder, maar steeds meer te eten komt. Behalve als we er teveel, te snel van eten natuurlijk. Het omgekeerde is ook waar. Wordt er te weinig gegeten, dan verstikt het systeem zichzelf.

Beheerste cycli. Pollan's boeken staan vol van voorbeelden van niet uit elkaar getrokken vormen van landbouw - polycultuur in plaats van monocultuur. Moderne tijden voegen daar nieuwe kennis aan toe waarin met weinig middelen hoge rendementen kunnen worden bereikt door dieren en planten in slimme opeenvolgingen en symbioses als een gesloten systeem in elkaar te laten grijpen. In het ideale geval zijn dan noch extra mest, noch al te veel bestrijdingsmiddelen nodig. Boer Joel Salatin en zijn Polyface Farm, die beroemd werd door Pollan, kwam gisteravond uitvoerig ter sprake.

Pollan deed verschillende bescheiden uitspraken:
- hij is geen goeroe, maar slechts een journalist die het verhaal in elkaar heeft gezet dat naar boven komt uit de monden van zoveel verschillende experts
- hij pretendeert geen antwoord te geven op het wereldvoedselprobleem, maar de juiste vragen te stellen zodat er over na wordt gedacht zoals het moet
- hij is geen antitechnoloog, hoewel je soms met weinig techniek en veel kennis grote resultaten en rendementen kunt behalen

Nee, Fresco die hem uitmaakte voor een sympathieke maar misleidende goeroe, had hij niet gelezen. Haar kritiek viel naast hem neer: hij pretendeert geen visie te hebben op hoe het nu verder moet (op een paar suggesties voor denkrichtingen na), maar slechts op de essentiële vragen die gesteld moeten worden.
Pollan formuleerde de vraag die Fresco nu gesteld moet worden niet. Hij komt niettemin rechtstreeks uit het debat van gisteravond naar voren: moeten we 21e eeuwse landbouw niet op een veel integralere basis herinrichten?

Dat is immers niet alleen gewenst vanwege de stijgende kosten van olie - een argument dat zou verdwijnen als de Kcal die nu door olie worden geleverd, worden vervangen door wind- en zonne-energie - maar ook omdat we er veel diverser door zullen eten omdat de planten en dieren die we dan kunnen eten veel diverser gevoed zullen worden. Nu leven en bestaan we, volgens Pollan's bekende stelling, voornamelijk van 1 gewas, mais, en 1 hulpstof, olie.Bovendien - zo zegt Pollan - zijn door een slim ingericht gemengd bedrijf per hectare hogere rendementen te halen door jaarronde intensieve polycultuur. En niet te vergeten: deze vormen van teelt dichtbij huis, maken landen onafhankelijk van andere voor wat betreft hun eetzekerheid.

Naast mij zat een LEI-wetenschapper die de vraag met belangstelling oppakte en graag zou doorrekenen. Als daar interessante resultaten uit komen, ontstaan nieuwe discussies over landbouw. Waar de Nederlandse landbouwdeskundigen Rudy Rabbinge en Louise Fresco nadrukkelijk tegen biologisch zijn en kiezen voor de verduurzaming van een landbouwsysteem dat in ongerelateerde processen is uiteen gevallen, suggereert Pollan het denken veel verder open te gooien: en als we dat oude gemengde bedrijf nou eens - en veel nadrukkelijker dan we het al kenden - zouden heruitvinden met onze state-of-the-art kennis van planten, water, licht, mest en dieren?

Die discussie is zo boeiend en omvattend dat we besloten het gesprek voort te zetten. Via mail en per skype. Dan kunnen we die gedachten inderdaad eens van stap tot stap nader onderzoeken. Met een aantal mensen die er hier over zullen schrijven of er commentaar op zullen geven. Daarom laat ik het er voor nu even bij.
Onderwijl ben ik heel benieuwd naar de persrecensies van Pollans' optreden van gister- en vanavond. Wordt Pollan neergezet als Fresco's romantische goeroe op geitenwollensokken en in een intellectueel Woody Allen tweedjasje? Of is die andere kant opgevallen?

Ik denk dat Pollan - die benadrukt dat hij niet noodzakelijk voor biologisch is, maar wel voor een duurzaamheid van slimme cycli - inderdaad een fraaie stoeptegel heeft gegooid in een verwarde vijver vol parochiale tegenstellingen. Hoe relevant zijn de opgespeelde tegenstellingen tussen biologisch en zgn. duurzame teeltvormen? Is er wel een tegenstelling tussen low en high tech? Pollan gaf desgevraagd expliciet aan zeker niet tegen het gebruik van technologie te zijn. Waar het agri-industriële complex echter draait om het verkopen van producten - kunstmest, zaad, patenten, antibiotica, bestrijdingsmiddelen, olie - draait Pollan's suggestie voor een visie op heruitgevonden geïntegreerde landbouw op kennis. Geen kunstmest of olie, maar kennis van zaken is nodig om gesloten cycli vorm te geven. Die agri-economie zal dus gebaseerd zijn op state-of-the-art kennis in plaats van het banale schuiven van dozen. Dat is een nogal ingrijpende overgang van een hardware - op een software-economie.

Niet dat Pollan het zo zei, maar Nederland kan er met z'n agrikennis een leidende rol in spelen.

NB En hoe zat het nou met die brief aan Obama die naast Fresco ook sommigen hier te ver ging? Schoof hij daarmee niet wel erg visionair en met een 'oplossing' het politieke toneel op? Nee, de redactie van de New York Times had hem gevraagd met het oog op de verkiezing de presidentskandidaten te prikkelen.