Nog steeds is één-sterrenkip niet de regel, maar de uitzondering, stelt Brok. Hij legt de verantwoordelijkheid daarvoor bij de consument, die nog altijd op basis van zijn portemonnee kiest. Sterrenvlees is duurder dan regulier vlees, door de grotere investeringen in de stallen en omdat er 2 stallen dieren per jaar minder geproduceerd kunnen worden als gevolg van het langere leven van sterkip. Als de consument daadwerkelijk voor dierwelzijn staat, dan moet hij daar ook de prijs voor betalen. Nu de eerste sterkip uit Roemenië eraan komt ziet Brok daar het ultieme bewijs in dat de consument niet wil betalen voor dierwelzijn.
Hij zegt het zo: De Nederlandse consument heeft de sleutel voor de toekomst in handen, kopen is betalen en betalen is bepalen. [...] Een Nederlands vleeskuiken is een bofkip, hij boft dat hij in een Nederlandse stal mag groeien. Hij boft omdat hij de hele dag door de hele stal kan scharrelen. Hij boft met zo'n pluimveehouder die alle dagen zorgt voor een goed stalklimaat en verzorging. Wat goed is voor zijn bofkip, is ook goed voor zijn portemonnee.
Een beter leven? Ja, voor iedereen, eerst de pluimveehouder, dan het dier als de consument ervoor betaalt.
Aan zijn betoog voegt hij toe dat als de sterkip uit Roemenië komt, Nederland zijn prima vleeskuikens wel allemaal naar het buitenland zal exporteren. Nu ligt de export op 60% van de productie van 'onze' 400 miljoen vleeskuikens.
Brok gaat in zijn artikel niet in op het punt dat een bijdehante journalist hem voor zou kunnen leggen: en als de bofkip nou ook eens uit Roemenië of een andere Oost-Europese lidstaat gaat komen? Daar is immers voor weinig geld en snel prachtige nieuwbouw te plegen, groeit het voer om de hoek en kan voor minder geld dan in Nederland kip worden gemaakt.
Fotocredits: Kitty Terwolbeck, Chicken in White
@ Patrick, onlangs heeft ook weer een bestuurder afscheid van de agrarische sector genomen met een ,,bones/toeslag ,, van meer als 1.000.000 euro. Inderdaad denk ik ook dat bestuurders zich aan aan het vetmesten zijn , uiteraard tengevolge van de consument ofwel de gewone burger, en ten nadele van de eerlijke producent dus, de gewone boer.