Hans Blonk is de oprichter van Blonk Consultants (voorheen Blonk Milieuadvies). Hij ontvangt ons met thee en chocoladekoekjes in zijn ruimtelijk ingerichte kantoor in Gouda. Na onze eerste twee gesprekken zijn we in verwarring geraakt. Daarom vallen we maar met de deur in huis. Is ons huidige voedselsysteem nou duurzaam te noemen, of toch niet? “Om te beginnen moet je onderscheid maken tussen productie en consumptie, wanneer je het over het systeem hebt. Dat heeft in Nederland niet zo heel veel met elkaar te maken. We produceren in Nederland voor de wereldmarkt.” Als voorbeeld geeft hij de productie van paprika’s. “Wij exporteren meer dan 90% van onze paprika’s en tegelijkertijd komt de helft van de paprika’s die in de winkel liggen uit het buitenland.”

De bodem is het echte probleem
Volgens Hans Blonk is de eerste vraag die je dan kunt stellen: is het op deze wijze scheiden van productie en consumptie duurzaam? Voor het gemak beantwoordt hij de vraag ook meteen zelf: “Laat ik het zo zeggen: ik zie er niet veel onduurzaams aan. In technische zin is het in ieder geval niet slecht. Als het gaat over de betrokkenheid van Nederlanders bij onze voedselproductie ligt dit anders. Dan is de huidige scheiding tussen hoe we voedsel produceren en wat we eten misschien wel kwalijk. Wat betreft de fysieke scheiding weten we inmiddels in ieder geval wel dat het transport een klein deel uitmaakt van de milieudruk van een product. Mits je natuurlijk niet per lucht vervoert.”

Wat volgens hem wel echt een issue is binnen het huidige systeem is dat we aan de ene kant tekorten in de bodem achterlaten en aan de andere kant teveel in de bodem stoppen. “Neem bijvoorbeeld de Nederlandse veehouderij met aan de ene kant de import van veevoer en aan de andere kant het mestoverschot. Cruciaal is dat je op de langere termijn de productiviteit van het land op peil houdt. Dat is een kwestie van niet teveel er op gooien, maar ook vooral niet te weinig. Wat je nu op wereldschaal ziet is vooral het probleem van wel oogsten maar zonder mineralen terug te leveren, waarmee de bodem wordt uitgeput. En in landen met veel veeteelt – zoals Nederland en de Verenigde Staten – zitten we juist met veel overschot.”

Wie zorgt ervoor dat we de bodem niet uitputten? Dat is een moeilijk te beantwoorden vraag. Hans Blonk gelooft niet dat de biologische landbouw dit probleem kan oplossen. Hans Blonk: “Nee, niet zoals de biologische sector nu bezig is. Ze blijven teveel vasthouden aan hun gevestigde claims zonder in te spelen op het onderzoek dat hun performance beoordeelt. Ze moeten hun claim harder maken. Ze hebben gelijk als zij zeggen: ‘de bodem is belangrijk’! Maar dan moeten ze er ook voor helpen zorgen dat in de analyse-instrumenten die gebruikt worden door de grote bedrijven, universiteiten en onderzoeksbureaus – zoals bijvoorbeeld LCA’s [Life Cycle Analysis, red.]– dit aspect van bodemkwaliteit goed wordt meegewogen. Dat vraagt om investeringen in methodiek en kennis, zodat ook anderen die methodes en kennis kunnen gaan gebruiken. Nu zeggen ze dat het zo is en wordt er af en toe een paper gepubliceerd die dit herhaald, maar het is allemaal zo dun… Het in stand houden van de bodemkwaliteit kunnen we nu eigenlijk niet goed meenemen in analyses. Als je als LCA onderzoeker een milieuprofiel opstelt van een product dan doe je dat volgens de internationaal geaccepteerde standaarden met informatie over het nu en van het recente verleden. Een verlies van bodemkwaliteit op langere termijn wordt niet meegenomen. Dat is een belangrijke omissie in de kennis en resultaten van studies over de milieu-impact van landbouwsystemen.”

We vragen ons af hoe we ervoor gaan zorgen dat de bodem het wel blijft doen, nu we – kennelijk – nog geen goede systematiek hebben om de lange termijn effecten mee te nemen in de keuzes die we maken met betrekking tot de wijze waarop we produceren. We vragen hem wie daarvoor moet zorgen. Hans Blonk: “Nu kom je op de grenzen van wat ik weet… Ik ben daar heel cynisch in geworden. Neem Brazilië. De enige die echt kunnen beslissen of daar duurzaam geproduceerd wordt, zijn de Brazilianen zelf. De overheid heeft daarin een rol, maar het gaat er vooral om dat je a) leert waarderen wat je in je land hebt, en b) zorg hebt voor de mensen. Als dat goed georganiseerd is, dan kun je standaarden ontwikkelen waaraan bijvoorbeeld Nederlandse bedrijven moeten voldoen. Als dat niet goed georganiseerd is wordt het makkelijk voor bedrijven daar en uit andere landen om het anders te doen. De uitdaging ligt in deze landen om daar de humane en niet humane resources te waarderen en op niveau te brengen.”

Mensen zijn het lek in de kringloop
Blonk: “Mijn motivatie ligt erin om te onderzoeken wat nou eigenlijk overblijft van al die duurzame claims als je alle vooronderstellingen wegneemt. Mensen beginnen vaak al een visie te ontwikkelen, voordat ze tot de kern zijn doorgedrongen. Voordat ze weten wat klopt nou echt en wat niet. Ik verbaas mij bijvoorbeeld over zoiets als het begrip kringlooplandbouw. Een kringloop is niet per definitie efficiënt. Dat hangt van verschillende factoren af: bijvoorbeeld hoeveel inputs je nodig hebt om verliezen in de kringloop te compenseren, hoe groot is de flux in de kringloop? Je moet steeds de vraag stellen of het de goede kringloop is met het juiste schaalniveau. Het is geen doel op zich, maar een middel om een systeem efficiënter te maken. Maar het is lang niet altijd het slimste. Doel en strategie worden vaak door elkaar gehaald. Dat gebeurt heel sterk in de voedsel-milieu-duurzaamheids-discussie.”

“Mensen vergeten dat er altijd een lek zit in een kringloop. Een daarvan is dat wij voedsel consumeren. Dat verdwijnt deels uit het systeem via het riool en de waterzuivering.” Je moet steeds de vraag stellen wat zijn de meest efficiënte routes. Het vastleggen op lokaal – zoals nu soms gebeurt – beperkt je daarbij heel erg in het denken. Er is niet één schaalniveau dat in algemene zin het meest efficiënt is. Je moet gaan kijken naar de deelsystemen en op welke schaal en via welke routes die het meest efficiënt zijn en het meest stabiel (daar rekent hij ook normatieve aspecten toe zoals dierenwelzijn). Dat is heel complex, maar je mag nooit zeggen: dit is zo complex laten we maar terugvallen op vuistregels. Dat gebeurt nu teveel.” Volgens Hans Blonk moeten we op een andere manier gaan zoeken naar oplossingen.

Verminderen van onze consumptie is de oplossing niet
Het verminderen van onze consumptie hier in Nederland gaat het wereldduurzaamheidsprobleem volgens Blonk in ieder geval niet oplossen. Daar ligt volgens hem maar een hele zwakke relatie. “Onze eerste opdracht is om er voor te zorgen dat we voldoende voedsel produceren voor de hele wereld, dat dit eerlijk verdeeld is en dat op zo’n manier doen dat we het fysieke milieu en biodiversiteit in stand houden. “Maar dat betekent dat we echt anders naar de zaken moeten gaan kijken. Dat mensen ondervoed zijn is ethisch niet juist, maar obesitas kunnen we vanuit duurzaamheid geredeneerd als asociaal bestempelen.”

Uiteraard sluiten we af met de vraag wie er nu aan zet is om het systeem duurzamer te maken. “Die vraag gaat puur om probleempercepties. Ons productiesysteem is grotendeels gebaseerd op export. De vraag is meer: willen wij een sector die varkensvlees produceert voor de buitenlandse markt? Er worden nu bijvoorbeeld vanuit de veehouderij sector ook wel vraagtekens gezet bij de duurzaamheid van het systeem. Of de veehouderij op termijn op deze schaal wel houdbaar is in een land als Nederland dat is de vraag. Maar het hier weghalen betekent ook dat het elders wordt overgenomen, minder efficiënt en minder diervriendelijk. In die zin gaat het ook om verantwoordelijkheid nemen.”

De overheid heeft volgens Hans als belangrijkste taak om de transparantie te bevorderen. Over hoe er wordt geproduceerd, maar ook om de consument een spiegel voor te houden. “Ze moet antwoorden geven op vragen als: wat betekent mijn consumptie in termen van duurzaamheid?”, zegt Blonk. Bij het bedrijfsleven zit volgens hem inmiddels voldoende kritische massa om allerlei milieu- en duurzaamheidsinformatie te verzamelen en te communiceren. De vraag is volgens hem echter: voor wie? “Mijn gevoel erbij is soms dat het de overheid geen bal interesseert”, verklaart Blonk. Ten slotte vragen we hem naar de rol van de consument. Hij is er kort over: “Eerst is de overheid aan zet. Het gaat om kennis, transparantie en openheid bevorderen. Vervolgens is het aan de consument om ook met de portemonnee duurzaamheid te belijden.”

Samuel Levie en Sebastiaan Aalst van FoodCabinet.org voeren de komende maanden eens per twee weken een gesprek dat zij op Foodlog publiceren. We publiceren de interviews afwisselend onder de namen van Sebastiaan en Samuel. In hun gesprekken gaan ze op zoek naar het wat en
hoe van de transitie naar een duurzaam voedselsysteem. Door een prominente denkers en doeners over en binnen het voedselsysteem aan het woord te laten, hopen ze inzicht krijgen in de heersende opvattingen, blinde vlekken, kansen en uitdagingen voor het zetten van beslissende stappen naar een duurzamer voedselsysteem. De weergave van de gesprekken wordt elke twee weken hier op Foodlog worden gepubliceerd.

Het eerste interview in deze serie, met Aalt Dijkhuizen, verscheen op 2 maart 2013.
Het tweede, met Jan-Douwe van der Ploeg, verscheen op 19 maart 2013.


Fotocredits: Back, uitsnede, Bruno French Riviera