Wat een gedoe toch allemaal, schreef hier Gijs Kuneman kortgeleden, er moet gewoon één wereldstandaard komen voor OK-heid. Dat vindt ook de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, zegt de al geciteerde Levensmiddelenkrant.
Wie bepaalt wat duurzaam is?
Over keurmerken werden al jaren grapjes gemaakt. De grapjes sloegen om in zorgen toen consumenten begonnen aan te geven niets te kunnen met het woud aan keurders dat er plots bleek te zijn en die ze opeens allemaal maar moesten vertrouwen.
De stijging van 42% naar 70% laat zien dat het mooi is geweest. Het onderzoek van Milieu Centraal laat bovendien zien dat wij, Nederlanders, geen waarde hechten aan het officiële nieuwe Europese keurmerk voor biologisch. We blijken het niet eens te herkennen. Wel hebben we alle vertrouwen in het Beter Leven Keurmerk van de Dierenbescherming.
Maar daarmee begint het probleem pas goed. Waarom geeft die zo betrouwbaar geachte Dierenbescherming in ruil voor een ster de kort levende kip een vrije uitloop maar het varken dat aanmerkelijk langer leeft én veel slimmer en gevoeliger is dan een hond niet?
Zo'n simpele vraag laat zien dat zelfs binnen de Dierenbescherming 1 standaard al een heel arbitrair ding is. Je zou immers verwachten dat een varken en een kip op zijn minst gelijke rechten hebben om voor een ster in aanmerking te komen. Dat is echter niet zo. Questionmark denkt dat zulke kwesties wetenschappelijk uit te leggen zijn en probeert dat dan ook. Aan mij hebben ze een kwaaie, want ik begrijp het niet.
En hoe bepaal je bijvoorbeeld of een kip duurzaam is? Het is zo langzamerhand een even klassieke als problematische case. Volgens Aalt Dijkhuizen, het officiële Nederlandse boegbeeld van duurzaamheid op het gebied van voedsel, is een ploffer het meest duurzaam. Hij wijst alles wat de Dierenbescherming duurzaam noemt wetenschappelijk radicaal van de hand. Zijn wetenschappelijkheid is gebaseerd op een beperkte set criteria én een uitgangspunt: als we zoveel mogelijk mensen vlees willen kunnen bieden, dan kan het niet anders. Wie meer variabelen wil toelaten - bijvoorbeeld het bereiken van diergezondheid vanuit raskeuzen of het verlagen van pesticidegebruik door minder efficiënte, veel meer gevarieerde teeltwijzen van gewassen komt er al snel achter dat nou juist iemands uitgangspunt bepalend is voor wat hij of zij duurzaam zou moeten noemen. Een uitgangspunt is uiteraard niets anders dan een politieke keuze. Die kun je niet wetenschappelijk maken. Daar kun je alleen maar over stemmen.
Niet voor niets zegt Vera Dalm dat ze twijfelt aan de haalbaarheid van één duurzaamheidsstandaard. Zij houdt dan ook vast aan het vergelijkbaar maken van duurzaamheidsclaims zodat mensen zelf hun keuze kunnen maken. Questionmark claimt met de wetenschap in de hand wél de wijsheid in pacht te hebben, net zoals de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid. Als dat zo is, laten we het dus aan hen om te besluiten of we een plofkip of een biologische politiek correct moeten vinden. Het wordt dan echt de ene of de andere. Zo plat moet en mag dat gesteld worden.
Is dat echt wat we willen? Zo nee, wat ik me kan voorstellen, hoe moet het dan verder met die keurmerkenmoeheid?
Fotocredits: MSC-logo, MSCkeurmerk
@Gijs #38 Ik ben geen keurmerkenspecialist, maar volgens mij zijn er vaak verschillende kwaliteitscriteria van toepassing, die vaak met duurzaamheid te maken hebben, maar ook betrekking hebben op andere kenmerken. Ik heb duurzaamheid dus beschouwd als een van (de categorieën binnen) de kwaliteitscriteria.
Het aandeel private label in de Nederlandse supermarkten is sinds 2003 gestegen vanaf ongeveer 20% naar 27,5% in 2012. Vorig jaar 27,4% en dit jaar lijkt het nog weer een paar tienden verder terug te vallen (IRI-cijfers tot week 40). In de Nederlandse context (lees: beperkte volumes) is het sowieso lastig om een eigen merklijn op te zetten, à la AH Puur en Eerlijk. Dalende private label verkopen maken dat niet gemakkelijker. Dat betekent overigens niet dat je als supermarkt geen actie kunt ondernemen om je eigen kwaliteitssysteem goed op te zetten, inclusief duurzaamheidscriteria. Daarmee kun je je merk (formulenaam) laden, zonder daarvoor aparte productlijnen te introduceren, maar je levert dan wel wat flexibiliteit in aan de inkoopkant. Dat gebeurt nog maar zeer beperkt, dus kennelijk beschouwen de meeste supermarkten inderdaad prijsimago als het belangrijkste afbreukrisico voor hun formulenaam. Met andere woorden, de formulenaam is als merk nu nog vooral geladen met het thema “prijs”.
Misschien moeten we concluderen dat we aan de acties op het terrein van eigen kwaliteitssystemen kunnen zien hoe serieus een supermarkt is in het laden van hun merk met inhoud i.p.v. met marketingflauwekul.