De onderzoeken zijn steeds gebaseerd op zogenaamde metastudies, onderzoeken die verschillende onderzoeken met elkaar vergelijkbaar maken zodat je over meerdere onderzoeksresultaten tegelijk kunt beschikken en zo valide mogelijke conclusies kunt trekken. In 2007 voerde Catherine Badgley het eerste metaonderzoek uit. Zij baseerde zich op 293 onderzoeken en concludeerde dat biologische teelt weliswaar minder opbrengt dan reguliere, maar dat er met name in ontwikkelingslanden enorme vooruitgang geboekt kan worden omdat de introductie van biologisch teelt daar sterke rendementsverbeteringen laat zien.
Het onverbiddelijke weerwoord op Badgley werd in 2008 door David Connor gepubliceerd. Hij wond er geen doekjes omheen en zei: The conclusions of the study are, however, invalid because data are misinterpreted and calculations accordingly are erroneous. Connor laat zien dat de opbrengsten van biologische landbouw door Badgley tot 250% overschat worden. Belangrijker nog is dat zij geen rekening houdt met de onvoldoende beschikbaarheid van organische nutriënten (met name stikstof) en de (economische) impact van wisselteelt die ervoor zorgt dat akkers soms langere tijd niets eetbaars kunnen voortbrengen. Biologisch laat in Afrika dus geen rendementsverbetering zien omdat het biologisch is, maar omdat het een professionelere vorm van landbouw is dan de traditionele Afrikaanse. Westerse conventionele landbouw zou er - volgens deze lijn van denken - nog veel hogere rendementen kunnen bereiken.

De auteurs zijn het eens over het feit dat biologische landbouw goed omgaat met een aantal belangrijke duurzaamheidsaspecten: zorg voor de bodemconditie, aandacht voor de nutriëntenkringloop, natuurlijke onkruid- en plagenbestrijding, zo goed mogelijk benutten van specifieke lokale omstandigheden, betere waterbeheersing, geen gebruik van energie vretende kunstmest en het vermijden van pesticiden. Biologisch is beter voor gezondheid en milieu. Bovendien twijfelt niemand eraan dat de zogenaamde conventionele landbouw moet veranderen, willen we de steeds uitdijende wereldpopulatie kunnen blijven voeden zonder de aarde onherroepelijk uit te putten en onze leefomgeving onleefbaar en onvruchtbaar te maken.

Afgelopen week verscheen in het toonaangevende blad Nature een nieuw meta-onderzoek. Verena Seufert kwam met het artikel Comparing the yields of organic and conventional agriculture. Seufert concentreerde zich op het vergelijkbaar maken van de data uit de verschillende onderzoeken om een zo zuiver mogelijke uitspraak te kunnen doen over de opbrengsten van biologische en conventionele landbouw. Haar conclusie luidt dat biologische landbouw in alle gevallen minder oplevert dan conventionele. Nature schrijft: But these yield differences are highly contextual, depending on system and site characteristics, and range from 5% lower organic yields (rain-fed legumes and perennials on weak-acidic to weak-alkaline soils), 13% lower yields (when best organic practices are used), to 34% lower yields (when the conventional and organic systems are most comparable).
Nature herformuleert dat nog eens praktisch: Under certain conditions - that is, with good management practices, particular crop types and growing conditions - organic systems can thus nearly match conventional yields, whereas under others it at present cannot.

Karel Knip schreef afgelopen zaterdag over de jongste inzichten in NRC Weekend en zag er meteen een belangrijk onderbelicht aspect in. Zouden de gewassen waar de opbrengst van organische teelt het meest in de buurt komt van conventionele landbouw, ook het meest bijdragen aan het voeden van de mensheid? Hij legde de vinger op de zere plek: Als je wilt weten of de biologische landbouw de wereld zou kunnen voeden, moet je de opbrengst van de percelen liever uitdrukken in calorieën (joules) dan in tonnen vers gewicht. Want een mens heeft meer aan een ton tarwe dan aan een ton tomaten of appels. Dat is een pijnlijk nuchtere vraag. Zo heeft nog nooit iemand het bekeken.

Stel dat iemand het zou onderzoeken, zouden we er dan uit zijn? Nee, want kCal alleen zijn niet zaligmakend. We hebben een goede balans nodig tussen de macronutriënten vet, eiwitten en koolhydraten in samenhang met micronutriënten (van ijzer tot vitamines en van kalk tot koper) om gezond oud te kunnen worden. De discussie is nagenoeg onbeslisbaar.
Misschien moet daarom de vraag gesteld worden hoeveel mensen de wereld kan hebben als we die allemaal biologisch én heel gevarieerd willen voeden.

Fotocredits: Universal Pops (mostly inactive)