Hij is hoogleraar aan het VUmc en werkzaam als arts-microbioloog in het Amphia Ziekenhuis in Breda. Jan Kluytmans begon zich zorgen te maken in 2005. Hij besloot aan te haken bij de onaangename ontdekking van Andreas Voss dat boeren en hun kinderen besmet bleken met MRSA, een tegen antibiotica resistente bacterie die ditmaal niet uit een ziekenhuis maar duidelijk uit de varkenshouderij bleek voort te komen. Om de groei van dieren te bevorderen, arbeidskosten te besparen en verspreiding van ziekte in een stal te voorkomen, zijn antibiotica in de jaren ’90 van de vorige eeuw een standaard onderdeel van de bedrijfsvoering in de intensieve dierhouderij geworden.

In 2006 ontdekten Voss, Kluytmans en later het RIVM dat agrarisch gebruik van antibiotica ervoor hadden gezorgd dat potentieel voor de mensen gevaarlijke resistente bacteriën (in dit geval MRSA) zich als een lopend vuurtje in de dierhouderij hadden verspreid. Ze ontdekten bovendien dat MRSA zich van de boerderij in de voedselketen had genesteld. Op basis van deze gegevens ging de Voedsel Waren Autoriteit uitgebreid onderzoek doen en ontdekte dat ruim 15% van het vlees dat voor consumptie in winkels wordt aangeboden besmet is met MRSA. Over MRSA zegt hij: “het vlees is weliswaar besmet maar toch moet je je best doen om het te vinden. De doses zijn over het algemeen zeer laag. Dat er via de voedselketen overdracht is van de bacterie van dier op mens is vrijwel zeker. We weten helaas nog steeds niet wat dat risico precies betekent. De onderzoeken zijn volop aan de gang.”

Kippenvlees voor 90% besmet
Na de ontdekking van de MRSA-resistentie die niet uit ziekenhuizen, maar uit boerenstallen voortkwam, volgde de ontdekking van een groter en directer gevaar. Kippenvlees blijkt voor 90% besmet te zijn met ESBL, een resistente variant van de E.coli bacterie. In 2000 probeerden Kluytmans en zijn team nog vast te stellen of er ESBL in het ziekenhuis voorkwam. Ziekenhuizen zijn nl. gevaarlijke plekken voor verzwakte en zieke mensen; omdat er veel antibiotica wordt gebruikt, ontstaan er resistente bacteriën die zieken en zwakken het leven zuur kunnen maken. De speurtocht naar het voorkomen van ESBL in ziekenhuizen werd afgeblazen omdat er geen gevallen te vinden waren. Bij een recent Amsterdams onderzoek door huisartsen onder mensen buiten ziekenhuizen werd gevonden dat 10% van de populatie een ESBL besmetting bij zich draagt. Dat is een heel significant gegeven, zegt Kluytmans. Hij benadrukt echter ‘daar moet je niet onnodig bang van worden. Tot 1940 overleefden we ook zonder antibiotica en waren er ook bacteriën die ons potentieel ernstig ziek konden maken. Als je gezond bent, ben je wel besmet maar word je niet ziek.”

Cynisch
Is het dan allemaal wel zo erg? Kluytmans en het RIVM luidden in 2009 de noodklok over de aanwezigheid van ESBL in kip en het aan zekerheid grenzende feit dat die bacterie veel gemakkelijker via voedsel overgaat op de mens dan MRSA. Achter de wereld van ESBL loert wat hem betreft dan ook met zekerheid een groot volksgezondheidsrisico. “Voedselveiligheid is een groot goed dat we door de eeuwen heen hebben kunnen verwerven. ESBL heeft zich inmiddels op uitgebreide schaal in de voedselketen genesteld. Nu zijn er wereldwijd varianten in opkomst die de laatste werkzame middelen ook onwerkbaar maken, de carbapenemases. Als die in de veehouderij wortel schieten, zijn we echt heel ver van huis. Voor mij is het geen vraag meer of carbapenemases ons met een grote calamiteit gaan confronteren. De vraag is wanneer en waar dat zal gebeuren.” ESBL is een bacterie die ter bestrijding geavanceerde antibiotica vergt. Bij carbapenemases zijn er geen goede alternatieven meer. Het gevolg? “Het zal vooral de mensen in de ziekenhuizen treffen. Daar hebben we antibiotica nodig om mensen te behandelen en infecties te voorkomen tijdens risicovolle behandelingen, als grote operaties, kankerbehandeling en dergelijke.”, zegt Kluytmans. “Dit zal vooral de oudere mensen treffen. Die zijn immers zwakker en zullen soms niet meer goed behandeld kunnen worden en dus ook vaker sterven. Enigszins cynisch zou je kunnen stellen dat het misschien helpt om de vergrijzing tegen te gaan.”

Nederland heeft een exportproduct
Moeten wij ons zorgen maken in Nederland als gevolg van onze intensieve dierhouderij? “Sinds onze constateringen van MRSA en ESBL is de sector in Nederland wakker geworden. De goeden in de sector – de meerderheid – realiseerde zich dat het zo niet langer kon. Inmiddels zijn, mede onder politieke druk van oud-minister Verburg, reducties in antibioticagebruik van 50% bereikt in een beperkt aantal jaren. Ik hoop dat de sector dat goede werk voortzet tot het gebruik tot praktisch nul is teruggebracht. Juist in Nederland en in Wageningen hebben we de kennis om dat voor elkaar te krijgen. Het zal wel ingrijpende veranderingen vragen in manier waarop de veehouderij is ingericht. Nederland heeft dus iets te pakken dat realistisch in houderijvormen is om te zetten. Het zou dan ook een exportproduct kunnen worden. Wat dat betreft zie ik de toekomst positief in. Met het afnemen van het antibioticagebruik zie je nu al een sterke afname van resistentie bij de dieren en bij de mensen zien we geen verdere toename van de ESBL problematiek. Mogelijk is er zelfs al sprake van een afname maar daar kunnen we nog geen definitieve uitspraken over doen. Het is op dit moment nog te vroeg om dat echt te mogen constateren.”

Eerst nog een flinke calamiteit
Vanaf dat moment krijgt het gesprek dat Kluytmans en ik hebben een andere wending dan de gebruikelijke referenties aan de roemruchte Zembla-uitzending waaraan hij ooit meewerkte. Hoe gaat het in het buitenland?

Ik vroeg hem eerst naar Duitsland, Nederlands belangrijkste concurrent op het gebied van varkensvlees. Hoe gaat het daar? “Duitsland loopt wat achter, omdat ze ons volgen op het gebied van dit onderzoek naar de gevolgen van antibioticagebruik en de maatregelen om het te reduceren. In essentie is de situatie echter vergelijkbaar met die in Nederland, zij het met een paar jaar verschil. De Duitsers zijn even doordrongen van de problematiek als wij. Ik ga er vanuit dat het daar ook ten goede zal keren. Ernstig zijn de verschillen echter met Zuid-Amerika en Azië waar helemaal geen regels bestaan en waar, als we hebben over Azië, antibiotica het open water in komen als gevolg van de intensieve visteelt die daar naast de kippen- en varkenshouderij bestaat. In India en Pakistan, waar het met de hygiëne niet best gesteld is, lopen mensen op grote schaal rond met besmettingen die mij als microbioloog ernstige zorgen baren, de eerder genoemde carbapenamses. Het gebrek aan toiletten en basale hygiëne gekoppeld aan een hoog antibioticagebruik onder de bevolking is vragen om problemen. Die komen ook onze kant op. Zowel door het vrije verkeer van personen als door de vrije economie en de import van goedkope dierlijke en zelfs plantaardige voedingsmiddelen waarin ESBL en nog lastiger te bestrijden bacteriën nu al volop aanwezig zijn.”

Ons grootste probleem op het gebied van resistentie zit dus in het buitenland waar we niets over te zeggen hebben, maar waar we wel lekker goedkoop eten vandaan halen, merk ik op. “Ja”, zegt Kluytmans zonder aarzelen, “en vermoedelijk moet er eerst een forse calamiteit gebeuren voor men ook daar bereid is maatregelen te nemen. Het kan, maar je moet het echt willen.“

Tot slot van ons gesprek leg ik Jan Kluytmans een stelling voor: je kunt dieren het beste binnen houden en moet daar de maatschappelijk en economisch haalbare voorwaarden voor creëren. “Hoewel ik niet pretendeer een deskundige op dit gebied te zijn, kan ik daar in grote lijnen mee instemmen”, zegt hij. “Alle dieren buiten houden zorgt weer voor andere onbeheersbare gezondheidsrisico’s door het contact met wilde dieren, met name de trekvogels. Door het volume aan vlees dat we eten, kunnen we zelfs bij een forse reductie van onze consumptie in Nederland en de rest van de wereld nog steeds niet uit met open houderijvormen. Nederland loopt voorop in kennis om diervriendelijke en duurzame systemen te ontwikkelen. Het zou een goede zaak zijn als daar meer middelen voor zouden worden vrijgemaakt. Ik heb de indruk dat de kennis de laatste jaren teveel is ingezet op goedkoop produceren en dat de andere aspecten onderbelicht zijn gebleven. Laat Nederland maar het voortouw nemen in het ontwikkelen en exporteren van kennis en kunde op dat terrein.”

Carbapenemases kunnen voor catastrofe zorgen
En wat gebeurt er als dat niet gebeurt? “Als de carbapenemases in de voedselketen komen vinden wij dat wel een catastrofe. Aan de andere kant moeten we ons nog steeds geen onnodige zorgen maken. Gezonde mensen vallen niet direct om van een bacteriebesmetting. Voor de patiëntveiligheid in de ziekenhuizen is het echter wel een hele slechte zaak. Hoe groot de impact van een dergelijke ontwikkeling zal zijn is nu moeilijk in te schatten, maar de deskundigen zijn het er over eens dat de gevolgen zeer ernstig kunnen zijn. Alle reden om de ingezette trend van minder antibiotica gebruik in de dierhouderij met kracht door te zetten.”

Jan Kluytmans spreekt op 2 april a.s. in Den Bosch in de serie It's the Food, Stupid aan de H(ogere) A(grarische) S(chool), Onderwijsboulevard 221. De sprekers zijn: André van der Zande, directeur RIVM, over risico’s, het One Health concept en kansen, prof. Jan Kluytmans, medisch microbioloog Vrije Universiteit (o.v.), Bob Hutten, cateraar van o.a. het Bernhoven ziekenhuis in Veghel, over ervaringen met gezonde voeding in de zorg. De moderatie wordt verzorgd door Felix Rottenberg. De toegang is gratis.

Fotocredits: Jan Kluytmans, uitsnede, Facebook