Schnorr nam poep en knollen van de Hadza mee terug naar het lab. Uit de poep bleek dat de Hadza bacteriën in hun darmen hebben die een breed scala aan complexe suikerketens af kunnen breken, meer dan Europeanen. Aan de knollen voegde ze Hadza-bacteriën uit de poep toe. Daarna liet ze deze verteren door een maag-darmmachine. De machine toonde aan dat het Hadza-darmstelsel ongeveer een- tot twee derde van de suikers in de knol kan opnemen. "Het is moeilijk om je complete energiebehoefte uit wilde planten te halen, en toch lukt het de Hadza. Misschien dankzij deze bacteriën", aldus Schnorr.
In de menselijke evolutie speelt het eten van vlees de hoofdrol. Dat jager-verzamelaars ook knollen, bessen, vruchten en bladeren aten, blijft onderbelicht. Juist omdat archeologische vondsten van planten zo zeldzaam zijn, onderzocht Schnorr de eetgewoonten van de Hadza.
Knollen zijn belangrijk in het Hadza-dieet, omdat ze het hele jaar door beschikbaar zijn. Ze bevatten niet heel veel zetmeel, maar wel water, vezels en wat suikers. "Over een langere periode is het Hadza-dieet misschien divers, maar van dag tot dag eten ze juist hoge concentraties van één soort voedsel", zegt Schnorr. Alleen knollen, die eten ze iedere dag. Rauw, geroosterd of als een soort kauwgum.
Het verbaast me, dat iedereen zo verbaasd is over deze bevinding.
Volgens mij is die volledig consistent met een model waarbij oermensen/jagersverzamelaars opportunisten zijn (eten wat voorhanden is) met een voorkeur (of eigenlijk zelfs noodzaak) voor vlees.