Het gemiddelde landbouwinkomen (het inkomen gegenereerd door alleen agrarische activiteiten in het jaar 2013, ook al vallen de inkomsten mogelijk in een latere periode) van de 28 EU-landen is in 2013 met 1,3% gedaald, meldt Eurostat vrijdag. De daling wordt veroorzaakt door gestegen kosten van diervoer en machine-onderhoud. Ook zijn de opbrengstprijzen dit jaar lager dan in 2012, al is er wel sprake van een groter volume.

De Nederlandse agrariërs staan bovenaan de lijst van landen waar het agrarisch inkomen is gestegen, met 11,4%. Roemenië (10,4% meer per arbeidsjaar) en Spanje (10%) volgen. In totaal stijgt het agrarisch inkomen in 15 van de 28 EU lidstaten. Bij de 13 landen waar het boereninkomen gedaald is, staan opvallend genoeg twee agrarische grootmachten: Frankrijk (-16,4%) en Duitsland (-10%) staan samen met Kroatië (-16,2) nog net boven rodelantaarndrager Estland (-17,2%).

Wat deze cijfers precies betekenen vertelt Eurostat niet. Het gaat slechts om cijfers die in de niet-agrarische bedrijvensector 'omzet' zouden worden genoemd. Het verschil tussen omzet en bedrijfskosten, waaronder de salarissen, is de winst. Over de ontwikkeling daarvan zeggen de cijfers niets. Een indicatie komt uit België. De Morgen berekende gisteren dat de boer in de Belgische rundvleessector meer 'inkomen' is gaan verdienen. Zijn kosten (+30%) namen echter sterker toe dan zijn omzet (+19%), zodat ziin zgn. 'inkomensstijging' als een vorm van achteruit boeren moet worden betiteld.