Bóós, verontwaardigd, pissig… ik denk dat ik met deze kwalificaties de meeste reacties op mijn Trouw-essay ‘Biologisch eten is goed fout’ aardig samenvat. Zelf had ik mijn verhaal naar de krant gestuurd onder de kop ‘Omgekeerde Quarantaine’. Maar deze had waarschijnlijk heel wat minder lezers getrokken. De door mij voorgestelde kop gaf echter beter aan waar het me om ging: de smalle en niet-politieke focus van mijn groene vrienden, die zichzelf in ‘in quarantaine plaatsen’ tegenover de gevaarlijke globaliserende buitenwereld. Pas op de tweede plaats ging mijn artikel over de nadelen van ‘bio, slow en lokaal’ voor de honger en de natuur.
Dat ‘bio, slow en lokaal’ weinig bijdragen aan de bestrijding van de honger vandaag, laat staan aan het voorkomen daarvan bij 10 miljard wereldburgers, achtte ik eigenlijk al lang bekend. Niets bleek minder waar.
Al vroeg op de zaterdagochtend van 21 september begonnen de reacties binnen te stromen. Via twitter vlogen er zo’n 200 voorbij. Laat in de middag zette Trouw het verhaal online en harkte 165 commentaren bijeen. Alleen al op de website foodlog.nl kwamen er 132 binnen. Vier dagen lang stond het essay op nummer een van ‘best gelezen artikelen’ in Trouw. Van kennissen hoorde ik dat het rondging in scholen, bij milieu- en ontwikkelingsorganisaties tot in de fractiekamers van het parlement. Meer aandacht voor een tekst kan een auteur zich niet wensen.

Maar wat een teleurstelling. Van de bijna 500 publieke reacties gaan er maar enkele in op de smalle en niet-politieke focus van de groene elite, terwijl er maar een tiental ingaan op mijn betoog dat het verbouwen van biologisch voedsel ten koste gaat van de armsten en de vrije natuur. De meesten die wél op dit argument ingaan, stemmen er ook mee in. Hun reacties laat ik hier terzijde. Interessanter zijn mijn critici.
Nogal wat van deze critici wijzen erop dat mijn verhaal vol fouten zou staan. Zoals ‘Dikke Frits’ in Trouw: ‘Het is niet waar dat biologische landbouw minder op zou brengen dan landbouw met kunstmest en genetisch gemanipuleerd gewas. Integendeel. Door veel gevarieerder te gaan verbouwen (permacultuur, bijv.) heb je veel meer opbrengst. Onderzoek dat maar eens!’ ‘SBernaerts’ stelt iets vergelijkbaars: ‘Wat een feitelijke onjuistheden in het artikel! Bioboeren zouden veel grond nodig hebben om meststoffen te verbouwen? Wat een onzin, Bioboeren gebruiken gewoon mest, compost of telen vlinderbloemigen die stikstof vastleggen voor het volgende gewas. Dat is vaak gras met klaver of luzerne die gewoon opgevoerd wordt aan vee. Prima kringloop.’ En dan is er nog ‘Bbuizer’: ‘De uitgangspunten van biologische landbouw die Bodelier gebruikt voor zijn betoog, zijn feitelijk onjuist. 't Is bijv. niet zo, dat 't land bij die productiemethode een keer per drie of vier jaar braak moet liggen of met groenbemesters ingezaaid moet worden. In derde wereldlanden blijkt volgens FAO-onderzoeken bovendien dat biologisch daar juist de opbrengsten verhoogt.’

Wellicht ten overvloede. Ik erken zonder enige aarzeling een aantal evidente kwaliteiten van ‘bio, slow en lokaal’. In mijn essay stel ik niet zonder reden dat de kleine bioboerderij met boerderijwinkel, buurtmoestuin en maandelijkse streekmarkt een oase is van intermenselijk contact, vergeleken met bijvoorbeeld een intensieve varkensmesterij. Daarom hoef je mijn analyse, dat veel van mijn vrienden terugverlangen naar een kleinschalige omgang met onze voedselproductie, niet per se als negatief te interpreteren. Wanneer ‘bio, slow en lokaal’ ons de mogelijkheid biedt om rust en geborgenheid te vinden in het razen van de globalisering, dan valt dat toe te juichen.
In een artikel op mijn website stel ik bovendien dat – ere wie ere toekomt - biologische boeren het welzijn van dieren onder de aandacht van een breed publiek hebben ge
bracht. Zij waren het bijvoorbeeld die startten met het verdoofd castreren van biggen, die varkens meer bewegingsruimte verschaften, en die al veel eerder stopten met het afknippen of branden van kippensnavels.
In een ander artikel op mijn site , 'Over de gezondheid van ons voedsel prijs ik de biologische boeren opnieuw. Nu om het feit dat zij als eersten beseften dat het overvloedige gebruik van antibiotica bij dieren negatieve gevolgen had voor de menselijke gezondheid.
Wellicht had ik in mijn essay in Trouw deze positieve kanten van ‘bio, lokaal en slow’ wat meer moeten benadrukken, zoals reageerder ‘Frank Stroeken’ terecht constateert. Hij wijst op de pioniersrol die de biologische landbouw op nogal wat terreinen heeft. Ik trek in een eerder artikel op mijn website eenzelfde conclusie: ‘Tegelijkertijd blijkt uit deze gang van zaken, dat ‘bio, slow en lokaal’ een krachtige aanjager is van verbeteringen in de intensieve landbouw. Biologische landbouw is een belangrijk laboratorium om innovaties uit te testen en aan de man te brengen.’
Stroeken stelt daarnaast nog iets waar ik het van harte mee eens ben: ‘Koester de mensen die zelf groene vingers willen hebben. Ze dragen namelijk bij aan het kritisch vermogen in de samenleving om nog iets van onze voedselproductie te begrijpen. Onze samenleving heeft de afgelopen 50 jaar wel heel gemakkelijk alle voedselteelt buiten beeld gebracht. Houd de belangstelling voor voedsel levend, in het kleine en voor het grote. Zodat we niet gedachteloos alle reclame van voedselgiganten gaan geloven.’
Wellicht ten overvloede benadruk ik hier ook nog eens dat ik de argumenten van iedereen onderstreep die meent dat we de consumptie van 60 miljard dieren per jaar, het gebruik van enorme voedselvoorraden in onze biodiesel en de immense verspilling van voedsel, sterk terug moeten dringen. Deze verschijnselen dragen op dit moment in veel grotere mate bij aan de hoge voedselprijzen in de Derde Wereld dan de biologische landbouw. Vanzelfsprekend onderschrijf ik ook analyses op politiek vlak of de meer economisch getinte beschouwingen over slecht functionerende markten en verdelingsvraagstukken.
Maar omdat ik me al twee decennia lang intensief bezig houd met armoede in Afrika en Azië, zie ik het als publiek intellectueel echter als mijn taak om aandacht te vragen voor nieuwe bedreigingen, hoe onbeduidend ze op dit moment ook nog lijken te zijn. En de snel groeiende en onkritische hang van de westerse elite naar ‘bio, slow en lokaal’ is zo’n nieuwe bedreiging.

Het is jammer voor ‘Dikke Frits’, ‘SBernaerts’ en ‘Bbuizer’. Maar biologische landbouw, enkele uitzonderingen daargelaten, brengt domweg minder op dan intensieve landbouw. De vraag is alleen hoe ver ze bij daarbij achter blijft. Levert de biologische landbouw nu 60, 40, of 20 procent minder? Of, om het beter te formuleren, gebruikt de biologische landbouw nu 60, 40 of 20 procent méér grond om hetzelfde te kunnen oogsten dan de gangbare landbouw? Nogal wat landbouwkundigen menen dat het verlies aan opbrengst, en dus aan landbouwgrond varieert tussen de 25 en 70 procent. Een groot onderzoek in de Verenigde Staten, naar het extra grondgebruik in het geval dat Amerika volledig over zou schakelen op biologische landbouw, stelt dat een extra lap grond ter grootte van Spanje (of 71 procent van het immense Texas) onder de biologische ploeg zou gaan.
Ook twee schrijvers van opiniestukken in Trouw bevestigen dat biologisch landbouwen meer grond nodig heeft dan regulier boeren. De milieufilosoof Josef Keularts heeft het daarbij over 20 procent. Dat is het laagste cijfer uit de wetenschappelijke literatuur dat mij bekend is. De milieujournalist Michiel Bussink spreekt over een nog lager cijfer van 10 a 15 procent, maar verwijst niet naar serieus onderzoek. Impliciet stellen beiden dat het dus wel meevalt met dat extra grondgebruik. 15 of 20 procent meer grondgebruik, is zó weinig, dat dát het probleem niet kan zijn.
Maar dit is nu net het punt dat ik bestrijd. Dat is wél een probleem. De uitdaging voor de komende 40 jaar is dat we 70 procent méér voedsel moeten verbouwen om tien miljard mensen te voeden en niet 20 procent mínder.
Op dit moment wordt naar schatting zo’n 35 procent van alle grond op aarde voor landbouw gebruikt. In het, overigens onwaarschijnlijke, geval dat we rigoureus zouden omschakelen naar biologische landbouw, zouden we bij 20 procent meer grondgebruik niet langer 35 procent van het
aardoppervlak gebruiken als landbouwgrond, maar 42 procent. En dat is, zoals ik ook in mijn essay schrijf, zowat de hele Amazone en het Congobassin. Wat zeven procent meer landbouwgrond (of zeven procent mínder vrije natuur) voor de biodiversiteit op aarde zou betekenen, laat zich raden.
Maar voordat de Congo en de Amazone worden weggekapt, gaan eerst de voedselprijzen over de kop. Dat zou erg vervelend zijn voor ons, maar dodelijk voor honderden miljoenen allerarmsten. Dat is precies wat de agronoom en vader van de Groene Revolutie, Norman Borlaug bedoelt wanneer hij stelt dat ‘alleen de rijken zich kunnen permitteren om elk (gezondheids-)risico uit de weg te gaan en fors te betalen voor het zogenaamde biologische voedsel. De een miljard chronisch ondervoede mensen in lage-inkomens landen kunnen dat simpelweg niet.’
En dat is dan ook precies het punt waar belangrijke deskundigen als Rudy Rabbinge, Alex Avery, Indur Goklany, Jacques Diouf, Matt Ridley, en ja, in Nederland Louise Fresco en Aalt Dijkhuizen, zo op hameren. Allen gunnen de groene elite hun bio, slow of lokaal verbouwd voedsel, maar nemen toch vooral het perspectief in van de allerarmsten die de rekening daarvoor moeten betalen.
Interessant is hier de positie van de FAO, de door ‘Bbuizer’ aangehaalde Food and Agricultural Organisation van de VN. Deze stelde in 2007 inderdaad dat een biologische aanpak in ontwikkelingslanden een fors verschil kan maken. Ook zonder kunstmest, genetisch gemodificeerde gewassen en bestrijdingsmiddelen bezit de biologische landbouw technieken die traditionele boeren flink vooruit kunnen helpen. En dat is, zo erken ik volmondig, grote winst.
Maar dezelfde FAO verwerpt expliciet de idee dat je met biologische landbouw zeven miljard, laat staan tien miljard, mensen kunt voeden. Het officiële standpunt van de FAO luidt als volgt: ‘De FAO heeft geen reden om te geloven dat biologische landbouw een vervanging kan zijn voor conventionele landbouwsystemen, wanneer we de wereld voedselzekerheid willen verschaffen.’ Voormalig FAO-directeur, de Senegalees Jacques Diouf, meende in een communiqué dat we, enerzijds, de ‘biologische landbouw moeten gebruiken en bevorderen,’ want ‘het produceert gezond, voedzaam voedsel en vertegenwoordigt een groeiende bron van inkomsten voor de ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden.’ Maar Diouf stelde ook dat je ‘op dit moment geen zes miljoen mensen kunt voeden, of negen miljard in 2050, zonder verstandig gebruik van chemische meststoffen.’

Dat zei Diouf in 2007. Vandaag verwachten we dat er in 2050 geen negen maar tien miljard mensen aan tafel gaan. Wat mij betreft is de uitdaging aan de landbouw tweeledig: we moeten er naar streven hen allemaal de kans te geven om goed en gezond te eten en dat bovendien te doen met hetzelfde gebruik van landbouwgronden als waarop we vandaag al onze bieten of soja verbouwen.
Dat kan alleen wanneer we die 35 procent van het aardoppervlak nog véél intensiever gaan gebruiken dan we nu al doen. En vanzelfsprekend moet dat zo duurzaam gebeuren, als maar mogelijk is. Het zou zelfs prachtig zijn wanneer we onze landbouw zó intensief weten te regelen, dat we in 2050 landbouwgrond terug kunnen geven aan de natuur. Dat we én in staat zijn om 10 miljard mensen van een goede boterham te voorzien en ook nog eens over méér natuur te beschikken om van de te genieten.
Onzin? Ik denk van niet. Vandaag wordt al flink geëxperimenteerd met etagelandbouw, onder andere bij Plantlab in Den Bosch. Deze experimenten beloven dat we al over tien jaar onze radijs, prei, paprika en aardbeien betrekken uit incourante kantoorgebouwen midden in onze steden en niet langer van uitgestrekte akkers of hectares vol glazen kassen in het buitengebied.
In die oude, hoge kantoorgebouwen worden groenten verbouwd in grote gestapelde bakken vol hydrocultuur, met druppelirrigatie, fijn afgestelde toevoeging van kunstmest, voorzien van licht door energiezuinige ledlampjes en indien nodig beschermd met een minimum aan pesticiden. Interessant detail: een van de meest visionaire denkers over etagelandbouw, Dickson Despommier, meent niet alleen dat het mogelijk is om met een wolkenkrabber van 48 verdiepingen een stad van 50 duizend mensen te voeden, hij denkt ook dat dat volledig biologisch kan.
Maar biologisch of niet, alom wordt aangenomen dat ‘vertical farming’ toekan met veel minder kunstmest en gewasbeschermers dan in de gangbare landbouw. Wanneer etagelandbouw doorzet,
voltrekt zich niet minder dan een revolutie in onze voedselvoorziening.
Dat geldt ook voor de recente introductie van kweekvlees door de Maastrichtse hoogleraar Mark Post. Wanneer de berekeningen kloppen, zou een wereldwijde invoering van deze in vitro technologie tegen 2030 een enorme afname betekenen van energie, uitstoot van broeikasgassen en landbouwgrond. Wanneer we inderdaad massaal overstappen op in vitrovlees, daalt het gebruik van energie die nu nog opgaat aan veeteelt met 35 tot 60 procent, daalt de uitstoot van broeikassen uit de veeteelt met 80 tot 95 procent en is er 98 procent minder aan landbouwgrond nodig.
Kweekvlees en etageteelt zijn zéér hoogtechnologische en intensieve vormen van voedselproductie die mij bijzonder optimistisch stemmen over de mogelijkheid om over 40 jaar daadwerkelijk 10 miljard mensen te voeden.
Mits, ja mits, zij ook de kans krijgen om de markt te veroveren en niet uit angst voor het onbekende of uit hang naar het ‘natuurlijke’ onmogelijk worden gemaakt. Wanneer het de radicalen onder de aanhangers van ‘bio, slow en lokaal’ lukt om dergelijke, veelbelovende ontwikkelingen in de landbouw onderuit te halen, dan zouden zij wel eens de hongersnood en verwoesting van de biodiversiteit kunnen veroorzaken die ze ons al decennialang in het vooruitzicht stellen.

Overbevolking is een van meest voorkomende termen in de reacties op mijn Trouw-essay. Want nogal wat reageerders menen dat niet de mogelijkheden van de landbouw, laat staan die van de biologische landbouw het probleem zijn. Het ware probleem is volgens hen het aantal monden die moeten worden gevoed.
Dat probleem is reëel maar ook moeilijk oplosbaar. Want er is maar één vorm van geboortebeperking die effectief lijkt. En dat is ontsnapping aan extreme armoede. Zodra economische groei inzet, baren vrouwen minder kinderen en daalt de bevolkingsgroei. Waarschijnlijk is dat de reden waarom het geboortecijfer niet alleen daalt in de rijke westerse wereld, maar ook in het allengs rijker wordende arme Zuiden. Sinds de jaren ’60 is het aantal geboortes in de Derde Wereld zelfs gehalveerd. Demografen spreken van ‘a massive global drop in human fertility’. Dat neemt natuurlijk niet weg dat we de komende jaren nog met een forse bevolkingsgroei te maken krijgen, tot dat ook die na 2050 definitief afneemt.
Ik zoek naar antwoorden hoe we deze groei op kunnen vangen. En ik meen dat innovaties als kweekvlees en etagelandbouw meer dan interessante kansen zijn. Maar in de honderden reacties op mijn stuk worden beide mogelijkheden niet één keer genoemd.
Sterker, nogal wat mensen die overbevolking noemen als het grootste probleem, denken in een richting die haaks staat op de mijne. Het is een richting die me verontrust, maar die blijkbaar sterk aanwezig is aan de groene beweging.
‘Chris’ uit Gorinchem houdt het nog bij een suggestie: ‘De sterke groei van de wereldbevolking is taboe nummer één.’ ‘LiveLikeTom’ schrijft iets vergelijkbaars: ‘het (wordt) misschien tijd om een heilig huisje omver te schoppen: als natuurlijke bronnen de wereldbevolking niet kunnen voeden, moet de wereldbevolking dan niet gewoon minder hard groeien?’
‘Ludenso’ gaat een stapje verder: ‘Ik weet niet of we er alles aan moeten doen om 9 , 15, 20 of 30 miljard mensen te kunnen voeden. (…) Maar ja dat onderwerp is "natuurlijk" heel geladen en taboe.’
‘Huib’ is aan dat taboe echter voorbij: ‘Conclusie: globale geboortebeperking en drastisch ook. Het is toch onzin dat we ons gaan aanpassen voor degenen die niet de discipline hebben zich in te houden als het op voortplanting aankomt en zo door te gaan met de roofbouw die aan het plegen zijn op de aarde.’
‘Hinasky’ denkt alweer een stuk verder: ‘We kunnen beter afstappen van de droom dat we alle mensen op aarde moeten kunnen voeden. De wereld bevolking zal snel afnemen als er te weinig voedsel wordt geproduceerd met de klassieke methode van kleinschalige landbouw. Het is een methode om de overbevolking van de aarde terug te dringen.’
En ‘Hinasky’ is de enige niet die er zo over denkt. ‘Hans V.’: ‘Enige miljoenen van de hongersnood redden, schept een verantwoordelijkheid voor hen en hun nakomelingen die niet waar te maken is. Biologisch dilemma is: gezond voedsel voor jezelf en het eeuwige tekort voor de ander. Daar draait
de wereld om! Accepteren dat anderen sterven omdat ze niet voor zichzelf kunnen zorgen.’
Ik beken: dat zijn zinnen die ik liever niet had willen lezen. Onomwonden zeggen ‘Hinasky’ en ‘Hans V.’ dat biologische landbouw een probaat middel is om miljoenen mensen de hongerdood te laten sterven. En wie sterven moeten, zijn dan ook nog eens degenen met de kleinste ecologische voetafdruk. De allerarmsten moeten dood, zodat de allerrijksten kunnen leven.
Hoe kritisch ik ook ben op het vermogen van de biologische landbouw om de wereld te voeden, zo scherp had ik het zelf niet durven stellen. Maar deze uitspraak werpt wel een nieuw licht op een, door ‘Huib Rijk’ aangehaald, citaat van Norman Borlaug. "Dat er mensen zijn die geloven in het romantische sprookje van achterhaalde ouderwetse productiemethoden mogen ze zelf weten. Maar dat zij op deze wijze verantwoordelijk zijn voor de hongerdood van dagelijks 15.000 mensen is onvergeeflijk."

Het grote kader waarin bovenstaand verhaal begrepen kan worden is mijn dissertatie Kosmopoliet & Krottenwijk. Volgende week ga ik op ralfbodelier.nl in op een aantal andere thema’s die in de 500 reacties aan de orde worden gesteld. Dan behandel ik ook de wijze waarop nogal wat reageerders proberen mij buiten de discussie te plaatsen.

Fotocredits: Organic farming ad, uitsnede, Thereshedances