Geopolitiek en ons verdienmodel
Ook de situatie in het Midden-Oosten en hier en daar in Noord-Afrika blijft explosief. Een groeiende bevolking met weinig werk, afhankelijkheid van voedselimporten en toenemende waterproblemen roepen de vraag op wie die buren van Europa de komende decennia gaat voeden. Kunnen wij ze helpen met uitgangsmateriaal, kennis en productiemiddelen of gaan ze steeds meer goedkope basisproducten van ons importeren? En zou Europa zich dan meer op dergelijke basisproducten moeten richten, of vooral op meer luxe producten voor de welvarende middenklasse in opkomende landen in Azië? En betalen die voor onze duurzaamheidseisen, of alleen voor voedselveiligheid?
Lokale authenticiteit
In deze onzekere wereld lijken sommige groepen consumenten steeds meer belang te hechten aan lokale authenticiteit. Bijvoorbeeld Buy British – in nota bene een land dat eeuwenlang zijn voedsel van over de hele wereld naar Londen sleepte. Vanuit het idee dat lokaal duurzamer is, wat overigens vaak onjuist is. En als reactie op de sterke globalisering. Ook dat roept de vraag op of Nederland die naar meer lokale productie strevende regio’s kunnen helpen met de opbouw van hun productiecapaciteit. Of helpen we dan de concurrentie teveel in het zadel?
Afhankelijkheid geopolitieke ontwikkelingen
De econoom ziet in deze ontwikkelingen een trade-off, een noodzaak tot afruil in de strategie van de Nederlandse agrarische sector: zetten we de schaarse innovatie- en managementcapaciteit in op de export van productiemiddelen, uitgangsmateriaal en kennis, of moet de nadruk vooral liggen op een zo groot mogelijke export van producten? En over welke producten voor welke markten hebben wij het dan? Basisproducten om de wereld te voeden of luxere en duurzamere (merk)producten voor de middenklasse en hoger? Is de veronderstelling wel juist dat we door het exporteren van kennis en toegevoegde waarde in plaats van basisproducten minder afhankelijk worden van geopolitieke ontwikkelingen?
Of is de afruil minder scherp dan economen denken en is er juist synergie: is de Nederlandse primaire sector het innovatielaboratorium en de showroom van de exporteurs van machines, uitgangsmaterialen en kennis.
Kortom, 2014 heeft het geopolitieke denken weer op de agenda gezet. Dat heeft ook betekenis voor de strategie van de agrosector en de keuzes die bedrijven en beleidsmakers daarin in 2015 moeten maken. Keuzes die zouden moeten doorwerken in het innovatiebeleid en daarmee ook in ons werk op het LEI.
Goede reden dus om het nieuwe jaar te starten met een discussie over deze ontwikkelingen: zijn we het productieland voorbij en op weg naar een handels- en kennisexportland?
Dit artikel verscheen op 6 januari jl. op de website van Wageningen UR; omdat de vraag om daadwerkelijk discussie vraagt, nemen we de tekst hier vandaag over
Fotocredits: Sebastopol op de Krim, Alexxx Malev
Innovatie kun je niet creëren, kennis kun je niet bedenken. De unieke combi van productielandbouw in een land als NL met al haar kansen en beperkingen zorgt voor een drive tot innovatie en dat leidt tot kennis. De problematiek van vandaag in productieland NL is de problematiek van de wereld morgen, of overmorgen. Oftewel, elk nadeel heeft haar/zijn voordeel. En natuurlijk is de rek er qua volume wel uit in NL productieland. Maar als de druk niet hoog blijft, dan vervalt ook de kennis. Blijft alleen de handel over.