De verkoop van biologische producten groeit, ondanks de economische crisis die steeds meer mensen raakt. Uit onderzoek blijkt dat mensen steeds vaker kiezen voor biologische producten omdat die gezond en diervriendelijk geproduceerd zijn, zonder chemische bestrijdingsmiddelen en zonder antibiotica. Het oordeel van deze groeiende groep consumenten is dat biologische producten natuurlijk duurzaam en gezond zijn.
Het lijkt er echter op dat er een lobby opstaat van prominente Nederlanders tegen biologische landbouw. Eerst komt Aalt Dijkhuizen, voorzitter van Wageningen UR, bij de opening van het academisch jaar met “de noodzaak van intensieve landbouw voor de bestrijding van honger”. Louise Fresco zet in haar boek ‘Hamburgers in het paradijs’ de biologische landbouw weg als ‘romantisch’ en ‘kleinschalig’ en breekt een lans voor technocratische landbouw. Rudy Rabbinge doet er nog een schepje bovenop. In een recent radio-interview oordeelt hij dat biologische productiemethode “immoreel is als je mensen in arme landen aanpraat dat biologische landbouw de weg is naar voedselzekerheid”. Afgelopen weekend schrijft Dijkhuizen in een column nog maar eens dat ‘de keus aan de consument is’ en vervolgt met een eenzijdig promotieverhaal voor de duurzaamheid van de intensieve landbouw in Nederland. De Telegraaf kopte 12 januari: ‘Bio schaadt milieu’. Hier wordt aan eenzijdige beeldvorming bij consumenten gedaan, die tot polarisatie leidt.
De biologische landbouw is ontstaan in de vorige eeuw. De aanleiding was dat we toen beseften dat bodems, planten en dieren letterlijk uitgeput raakten door het opjagen van het groeiproces. Inderdaad, opbrengsten in de landbouw zijn door grote inzet van kunstmest en bestrijdingsmiddelen alsmaar gestegen. Maar we betaalden een hoge prijs: uitputting van de natuurlijke productiemiddelen. De neveneffecten waren aanzienlijk: verspreiding van en blootstelling aan toxische bestrijdingsmiddelen en antibiotica, een afname van biodiversiteit, forse achteruitgang van de bodemvruchtbaarheid en ecosysteemdiensten zoals schoon grond- en oppervlaktewater. De gangbare landbouw reageerde hierop door inzet van nog meer technologische maatregelen. We zien in de gezondheidszorg vergelijkbare ontwikkelingen: medicijnen die bijwerkingen van medicijnen moeten onderdrukken.
Na 50 jaar krijgen we de rekening van de intensieve landbouw gepresenteerd: op sommige plaatsen is de grond zodanig uitgeput dat de meeropbrengsten dalen –ondanks input van kunstmest –en de gevoeligheid voor weersextremen sterk is toegenomen. Bepaalde functies kunnen niet meer geleverd worden, zoals doorwortelbaarheid en waterbergend vermogen. Een heilloze remedie voor improductieve bodems is bodemkering, waarbij een halve meter grond omgegooid en gemengd wordt Zo’n bodem kan dan weer op dezelfde manier gebruikt (lees: misbruikt) worden. Wereldwijd gaat veel landbouwgrond verloren door gangbare landbouwpraktijken, gericht op korte termijn opbrengst.
In diezelfde 50 jaar hebben biologische bedrijven juist gewerkt aan het verhogen van de organische stofgehaltes en daarmee de levensduur van bodems verlengd. Biologisch beheerde bodems blijven dus de ecosysteemdiensten leveren die we hard nodig hebben. Het gaat niet om kleinschalige, romantische boeren, maar om professionele, gecertificeerde bedrijven die technologie en de natuur als kennisbron inzetten om hoog productief te werken.
De belangrijkste uitdaging is de groeiende wereldbevolking duurzaam te voeden. Biologische landbouw wordt een ‘immorele, verwerpelijke methode’ genoemd . De opbrengsten zijn inderdaad minder, gemiddeld zo’n 20-30% lager dan in de Nederlandse intensieve landbouw. Als we echter wereldwijd dergelijke opbrengsten zouden halen, dan produceren we meer dan voldoende voor de groeiende wereldbevolking. Laten we vooral niet vergeten dat op wereldschaal bijna 50% van het voedsel wordt weggegooid en dat er vanuit gezondheidszorg en -kosten alle reden is om onze vleesconsumptie terug te dringen. Bij biologische landbouw zijn kunstgrepen zoals bodemkering niet nodig. Het voedsel is vrij van residuen van chemische bestrijdingsmiddelen en het vlees bevat geen antibioticaresten en veel minder antibioticaresistente bacteriën.
Bij ‘bio’ hoef je geen energie- en grondstofintensieve kunstmest te gebruiken. De biodiversiteit is groot en levert een belangrijke bijdrage aan de ecologische landbouwprocessen. Tel daarbij het waterbergend vermogen en de grotere weerbaarheid bij klimaatveranderingen. En besef dat dit systeem op de lange termijn duurzaam exploiteerbaar is en de innovator is voor een ecologisch duurzame voedselvoorziening. Met deze feiten krijg je een evenwichtig beeld en concludeer je als consument dat biologische producten natuurlijk duurzaam en gezond zijn!
De huidige generatie gangbare boeren is opgevoed in een technocratische wereld, waarbij de bodem, het dier en het gewas verworden zijn tot ‘industriële productiemiddelen’. Het vakmanschap als agrariër is verloren gegaan. Natuurlijk moeten we niet op diezelfde manier boeren als vroeger, maar met moderne ecologische kennis en technische innovatie aan de slag. De biologische landbouw in Nederland doet dit en kan, samen met kennis uit de gangbare landbouw, nog verder verduurzamen.
Dijkhuizen, Rabbinge, Fresco en anderen: laat je verrassen en inspireren en bezoek de ecologisch-intensieve biologische landbouwbedrijven in Nederland. Laten we vervolgens kijken hoe we vanuit de biologische landbouw, gebruikmakend van technologie uit de intensieve landbouw, samen kunnen werken aan échte duurzaamheid.
Jan Willem Erisman is directeur-bestuurder Louis Bolk Instituut, een onafhankelijk, internationaal kennisinstituut ter bevordering van écht duurzame landbouw, voeding en gezondheid. Daarnaast is hij Bijzonder Hoogleraar Integrale Stikstof studies aan de VU Amsterdam
Het Louis Bolk Instituut is een internationaal onafhankelijk kennisinstituut ter bevordering van écht duurzame landbouw, voeding en gezondheid. Dankzij praktijkgericht onderzoek en advies dragen wij bij aan een gezonde groei van bodem, plant, dier en mens in hun natuurlijke leefomgeving. Onze 65 werknemers zijn actief vanuit hoofdkantoor Driebergen en Accra (Ghana). Belangrijke opdrachtgevers zijn onder andere het Ministerie van EZ, provincies, waterschappen en het bedrijfsleven.
Fotocredits: Jan Willem Erisman, Rutger Amons
Een wat verlate algemene reactie :)
Wat een heerlijke open discussie. Een voorwaarde om - m.i een vorm van noodzakelijke calibratie (waar hebben we het over) met de wil met elkaar verder te komen - werkelijk duurzame lijnen naar de toekomst uit te kunnen zetten. En dat betekent dat je af en toe wat van elkaar moet kunnen hebben. Ik moet dat nog wel leren.
Lijnen - nadrukkelijk meervoud - omdat het mij zeer verstandig voorkomt dat er zeker voor de korte- en midden lange termijn en met voortschrijdend inzicht, kennis genomen wordt van de diverse bestaande en nieuw toe te voegen benaderingswijzen ipv op 1 paard te wedden. Het laatste vormt dan ook de aanleiding voor deze enorme string (heb me sufgelezen).
Een anekdote:
Als ruimtelijk ontwerper en onderzoeker die een integrale duurzame ontwikkeling voorstaat (wie niet ?) maak ik mij, vanuit het prachtige voorouderlijke eiland Schouwen-Duiveland, sterk voor een duurzame aanpak met respect voor de voor het merendeel grootschalige akkerbouwbedrijven. Immers "rentmeesterschap" is hen niet vreemd, de liefde voor het vak en het land evenzeer. Dat is niet alleen voorbehouden aan bioboeren. Tijdens een bijeenkomst in het kader van "vitaal Platteland" een paar jaren terug heb ik een erg leuk gesprek gevoerd met een kleinschalige ecoboer uit Zeeuw-Vlaanderen en een grote akkerbouwer van Schouwen die iedere ochtend 10 duizenden bloemkolen aan de AH leverde. Wat bleek? Beide vormen van landbouw - grootschalig mainstream/ kleinschalig eco - versterken elkaar potentieel juist. In de restruimten tussen de grootschalige bedrijven is ahw een (ecologisch) netwerk te weven van kleinschalige ecoteelten, natuurbouwprojecten etc die ook nog eens in staat zijn het landschap te ontsluiten voor natuurliefhebbers en te verrijken met ecosysteemdiensten die alleen maar in waarde zullen toenemen. Ik zag het al helemaal voor me want de structuren liggen er vaak nog in de vorm van watergangen, kreekrestanten, oude spoorlijntracees , cultuurhistorische objecten en noem maar op. De ruilverkavelingen zijn voor een deel goed terug te draaien (Mansholt zal dit prima vinden). Ik draaf nog even en onvolledig door. Onvolledig omdat het voedselvraagstuk raakt aan vele zo niet alle maatschappelijke issues, te veel om hier op te noemen. Inderdaad schijnen er per dag 6 reguliere boeren er het bijltje bij neer te leggen, suf geconcurreerd in de mondiale markt of vanwege gebrek aan opvolgers. De potentie van de vrijkomende boerderijkavels (bouwblokken) als bouwstenen voor het hierboven genoemde ecologische netwerk valt m.i. niet te onderschatten.
Hartelijke groet