Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu stelt het NWP2 vast voor de periode 2016-2021. In het NWP2 wordt het strategische waterbeleid voor de komende periode bepaald. Het plan moet dan ook voorzien in de maatregelen die nodig zijn om Nederland te laten voldoen aan de doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water.
Onvoldoende
Nederland blijkt tekort te schieten. De maatregelen die ons land neemt om het water schoner te maken, zijn onvoldoende, zegt voorzitter Marieke van Rhijn van de commissie. Volgens haar duurt het nog jaren voor de afvalstoffen die niet ons water thuishoren daaruit verdwenen zijn. Ze noemt met name meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen die afkomstig zijn uit de landbouw. Daarnaast wijst ze op microplastics en medicijnresten.
"De verbeteringen die in de pijplijn zitten, zijn onvoldoende om te voldoen aan de afspraken die we erover gemaakt hebben voor 2017. Dat lijkt heel ver weg, maar er zou nog veel meer moeten gebeuren en dat is onvoldoende in het Waterplan opgenomen", aldus Van Rhijn op BNR.
Van Rhijn stelt dat "de politiek betere afwegingen moet maken tussen economische (landbouw)belangen en de maatregelen die noodzakelijk zijn om het water écht schoner te krijgen". Daarmee stelt ze de vraag of economische landbouwbelangen ecologische waterbelangen te boven gaan.
Het kan ook anders worden geformuleerd: is het economisch haalbaar om Nederland intensief te gebruiken voor alle typen van activiteit die we hier nu uitoefenen?
Fotocredits: 'Dutch landscape', Wilco Schippers
Het toetsingsrapport van de Commissie voor de Milieueffectrapportage staat bol van veel suggererende, maar weinigzeggende passages. Paar voorbeelden in aanvulling op Ynte #7 en #10: "Door de globale beoordeling en het veralgemeniseren van scores in het MER lijken milieueffecten van het NWP2 (in cumulatie) overwegend neutraal of positief. Deze beoordeling is mogelijk niet onjuist, maar het wil niet zeggen dat er geen knelpunten of opgaven zijn. Deze worden niet zichtbaar, mede omdat geen beoordeling van doelrealisatie heeft plaatsgevonden."
En de volgende dreiging ligt al op de loer: "Tabellen 13 t/m 16 en tabel 18 suggereren vooral positieve effecten voor natuur, maar de Commissie verwacht dat onder andere maatregelen als wateronttrekking/opstuwing, aanpassingen waterpeil13 en GGOR-maatregelen14 (beleidsuitspraken uit SGBP), riviermaatregelen, werkzaamheden aan keringen, kustlijn en beeksystemen (beleidsmaatregelen uit ORBP) ook (lokaal) tot negatieve gevolgen voor natuur kunnen leiden." Volgt een hele opsomming van habitats en soorten die daarmee onder vuur kunnen komen te liggen: weidevogel, otter, bever, waterspitsmuis, oevervegetaties, amfibieën en beschermde beek- en poldervissen. Om vervolgens af te sluiten met: "Omdat de uitwerking van projecten in het vervolgtraject nog veel vrijheidsgraden biedt om potentiële negatieve effecten te voorkomen ontbreekt in het MER geen essentiële informatie voor het te nemen besluit."
Gewichtige bureaucratentaal om niets. Schrijf dan gewoon: Zorg bij noodzakelijke werkzaamheden voor minimale schade aan de natuur. Maar dat gebeurt uiteraard al.
Maar goed, het is ook een beetje de waakhondtaak van de commissie om heel bezorgd te zijn. Geen moeite mee. Terzijde: ik heb in de evaluatie ook de opmerking gevonden dat de stelselherziening van het agrarische natuurbeheer ervoor zorgt dat natuurboeren ook buiten de natuurgebieden de "afname van de agro-biodiversiteit" beter te lijf kunnen gaan en dat moet je eigenlijk ook meetellen. Het staat in een voetnoot en je moet een beetje tussen de regels doorlezen, dat dan weer wel.
Maar op grond van het toetsingsrapport is het commentaar van mevr. Van Rhijn uiteraard buiten alle proporties. Zou wel eens willen weten of de overige commissieleden wel zo blij zijn met deze mondelinge samenvatting van haar voorzitter.