Tussen 1990 en 2017 zijn de populaties stadsvogels met meer dan de helft afgenomen, meldt het CBS op basis van de vogeltellingen van Sovon. Alle broedvogelsoorten waarvan meer dan 32% van de Nederlandse populatie in de steden broedt, worden stadsvogels genoemd. Dat zijn bijvoorbeeld de merel, huismus en bosduif.

In 2015 maakte stedelijk gebied 16% van het Nederlandse landoppervlak uit. In de afgelopen 27 jaar zijn de populaties van de stadsvogels gemiddeld met meer dan de helft afgenomen. Van 13 soorten, waaronder de huismus, kauw, merel en spreeuw ging de populatie fors achteruit. De huiszwaluw nam als enige vogel zowel in de stad als op het platteland in aantal toe. De populaties van de ekster, gaai, groenling, koolmees, pimpelmees en putter bleven sinds 1990 stabiel. De Europese kanarie en kuifleeuwerik zijn als broedvogel uit Nederland zo goed als verdwenen.

Ook op het platteland daalt de vogelstand, bleek uit recente cijfers. Voor 7 stadsvogelsoorten geldt dat zij het buiten de stad beter doen dan daarbinnen, maar niet beter dan de landelijke trend. Dat wijst erop dat steden als broedplek minder geschikt zijn geworden ten opzichte van het buitengebied, aldus het CBS.
CBS - Populaties van 13 van de 20 stadsvogels afgenomen
  • Deel
Druk af