Met grote interesse heb ik het eindrapport van de Werkgroep Versterking Zelfregulering Eierketen doorgelezen. De werkgroep heeft minutieus alle schakels in de keten langs gelopen. Op basis daarvan heeft de werkgroep gepoogd alle mogelijke risico’s in kaart te brengen en die via een lange serie aanbevelingen zoveel mogelijk te beperken om de zelfregulering van de pluimveehouderij te versterken.

Risico van een economisch smalle basis
Het is daarmee een heel compleet rapport geworden. Daar zit ook meteen de achilleshiel van het rapport. Het is zo compleet, dat het onwaarschijnlijk is dat het ook allemaal in alle details zo compleet zal worden uitgevoerd als nu op papier is gezet en dat ook nog eens jaar in jaar uit. De sector moet heel veel inspanningen doen. Dat gaat waarschijnlijk een dure grap worden, niet alleen in de vorm van eenmalige investeringen, maar ook in die van jaarlijks terugkerende kosten. Het is daarom jammer dat er geen kosten-batenanalyse is gemaakt. Ik durf te vermoeden dat het dreigement van het ministerie van LNV dat overheid maatregelen zou nemen als de sector zelf niet ingrijpt mede de oorzaak is dat het rapport deze vorm heeft gekregen. Dat kan zich tegen de pluimveehouderij keren omdat smalle marges en hogere kosten het risico op nieuwe onvoorziene problemen doen toenemen. Juist de economisch smalle basis waarop de pluimveehouderij moet zien rond te komen, is een risicofactor die onvoorziene bokkensprongen kan veroorzaken.

Omdat de overheid niet zomaar een heel nieuw eisenpakket kan opleggen, zou ik me als sector over het dreigement van LNV dan ook niet zoveel zorgen hebben gemaakt. Wel zou ik me geconcentreerd hebben op juist die moeilijk te voorspellen risico's.

Zoals de voorzitter van de werkgroep, Bart Jan Krouwel dinsdag in een radio-interview al zei: de aanbevelingen zullen een volgende Fipronil-affaire niet kunnen voorkomen. Daar heeft hij volkomen gelijk in. Onvoorziene situaties kun je per slot van rekening niet met procedures vangen.

Goedkopere, maar minstens zo effectieve oplossing
Ik ben bang dat het rapport met al zijn aanbevelingen (waaronder ook de nodige nuttige) enerzijds zijn doel voorbijschiet door een te zware aanpak van al bekende risico's en tekortkomingen en anderzijds faalt door te doen alsof het onvoorzienbare een risico waarop toch niet te anticiperen valt. Dat is jammer, want de grootste ellende komt doorgaans uit die laatste groep risico's voort. Ook de Fipronil-affaire was een voorbeeld van zo'n situatie. Elke agrarische sector kent een paar nijpende problemen. Het zijn problemen die een boer of tuinder heeft met ziekten en plagen, die het dierenwelzijn bedreigen en/of die zijn oogst/productie kunnen benadelen en hem daardoor financiële schade kunnen berokkenen. Elke sector zou periodiek een inventarisatie moeten maken van dat type problemen. Daar zet de slimme risicomanager vervolgens een monitoringsysteem op. Onderwijl ontwerpt hij een adequaat risico- en communicatie-management voor eventueel optredende opmerkelijke ontwikkelingen. Bijvoorbeeld als er opeens een wondermiddel tegen bloedluis in de markt komt, terwijl bloedluis nou juist een van de lastigst te bestrijden plagen is. Ook een dergelijke aanpak kan een volgende Fipronil-affaire nooit gegarandeerd voorkomen. Toch ben ik ervan overtuigd dat op deze manier aanmerkelijk goedkoper en tenminste zo goed, zo niet beter, tot risicobeperking kan worden gekomen dan via de (dure en ingewikkelde) aanbevelingen die in het rapport nu worden voorgesteld. Simpelweg door de focus te richten op gebieden waar problemen te verwachten zijn die we nog niet kennen; de andere hebben de aandacht immers al.
Dit artikel afdrukken