Van de 100 karakteristieke Nederlandse akkerplanten, zoals korenbloemen, klaprozen, wilde weit of akkerkorenbloem, zijn er 60 ernstig bedreigd. Natuurbeschermingsorganisaties, overheden, wetenschappers en landbouwers willen daar best wat aan doen, maar moeten toegeven dat ook zij niet meer weten hoe het moet. Ecologisch adviseur Peter Verbeek denkt dat inmiddels wel te weten en richt samen met het Louis Bolk Instituut zogenoemde 'pleegakkers' in. Daar leren boeren, natuurorganisaties én akkerplanten in een beschermde omgeving weer hoe akkerplanten floreerden in het pre-herbicidentijdperk.

Moderne boeren en natuurorganisaties - die al duizenden hectaren natuurakker in bezit hebben - blijken niet meer te weten hoe ze het land moeten bewerken om zeldzame akkerkruiden te laten ontkiemen. "Door alleen geen herbiciden te gebruiken, ben je er nog niet. Er komt vakmanschap bij kijken, beheerkennis van vóór dat er herbiciden bestonden," zegt Verbeek in Trouw. Vaak worden de op de natuurakkers verbouwde granen niet geoogst omdat dat niet rendabel is, maar dat heeft tot gevolg dat de akkerplanten verdrongen worden door de ontkiemende graanzaden. Ook omploegen blijkt geen goede aanpak, terwijl de juiste hoeveelheid vaste mest of compost juist wel wonderen blijkt te verrichten, ontdekte het Louis Bolk Instituut.

Verbeek en zijn medewerkers stropen de laatst overgebleven groeiplaatsen voor de zeldzame soorten (begraafplaatsen, bermen en spoorwegemplacementen) af om met de hand de zaden te oogsten. Omdat het veelal om beschermde planten gaat, hebben ze daarvoor een ontheffing. Opkweken, verspreiden over de pleegakkers en opleiden van de beheerders zijn de volgende stappen. Het resultaat? Groeiruimte voor de zeldzame akkerplanten, een verrijking van de fauna (kwartels, patrijzen, geelgorzen én vooral ook insecten) en genot voor de mens. "Mensen stappen van hun fiets als ze langs zo'n akker komen", aldus Verbeek.
Dit artikel afdrukken