Gediplomeerd kunstenaar worden, dat kan als volgt. Ga naar een kunstacademie en doe wat de docent zegt. De docent zegt, neem een schetsblok en potloden mee de straat op. Doe verschillende indrukken op en maak er schetsen van. Kom morgen terug op school met het schetsblok. Dan gaan we de indrukken die je hebt vastgelegd op papier, verwerken tot grafische kunst, ik zorg voor hout.

Hout?

De docent zegt dat we gaan houtsnijden. Met gutsjes geulen maken in een plank. Het moet een voorstelling worden, iets wat ergens op lijkt, of nergens op. De verbeelding, uitgegraven in hout, wordt later met zwarte inkt op papier afgedrukt, ingelijst en aan een muur gehangen.

Maar de plank. Wat een schitterend stuk wit hout. Perenhout, zegt de docent. Zacht hout, heel geschikt voor houtsnijwerk.
Het wringt meteen. Ik ken een student die de plank mooier vond, dan wat hij erin zou gaan gutsen. Hij heeft de opleiding niet afgemaakt. En overgevoelig voor mooi hout is hij gebleven. Zoals een perfect kersenhouten snijplankje dat een messenfabrikant aanbeveelt. Omdat het net hard genoeg is om niet meteen doormidden gezaagd te worden als iemand er al te ruig een brood op snijdt, maar net zacht genoeg ook, om het mes niet af te stompen als het met de scherpe snede de plank beroert. Te mooi eigenlijk, het plankje, maar brood snijden moet. Er komen kleine groefjes in. Ze storen niet. Maar die groefjes; niet iedereen is er gelukkig mee. In de groefjes kan zich vuil nestelen en levensgevaarlijke beestjes, wordt verkondigd. Hout is een tiental jaren geleden onhygiënisch verklaard voor gebruik op het aanrecht. Plastic snijplaten zijn beter, schoner.

O ja?

Bij een plasticgelovige vond ik een wit snijplankje in de keuken. Het was vuil. Ik waste het af in heet water. Verrassing: nog steeds vuil. Goed zichtbaar. Donkere strepen in het wit, abstracte kunst en niet weg te poetsen. Met een vergrootglas mijn houten snijplanken geïnspecteerd. Geen vuile groefjes maar brandschone. Ik wist het al wel van wetenschappelijk onderzoek, hout jaagt bacteriën weg of ze gaan er op dood. Maar juist niet op plastic. Wist ik ook, maar had het niet eerder met eigen ogen gezien.



Wie toch nog bang is voor diertjes die we niet kunnen zien, kan voor alle zekerheid de snijplank afwassen met groene zeep. Het ouderwetse goed werkende schoonmaakmiddel dat niets en niemand kwaad doet behalve nou net de kleine diertjes. Goed spul komt uit Deventer, heet niet groene, maar goudzeep van het merk Tricel. Het ander merk, Driehoek, ook niet groen maar keukenstroopbruin, is zopas overgenomen van de reusachtige Unilever die er niets meer in zag. Het stond in alle kranten, want groene zeep zit in de hoofden van journalisten. Jeugdherinneringen. Een kleine fabrikant van milieuvriendelijke schoonmaakmiddelen nam Driehoek over. We zijn gered. Bedenk dat moderne desinfecterende schoonmaakmiddelen wel bacteriën lastig vallen, maar de beestjes binnen de kortste keren immuun maken voor het middel zelf, zodat we verder van huis zijn dan dichtbij met groene zeep.

Maar over hout. Welke snijplank moet ik kiezen, vraagt buurvrouw, die ik van het plastic af hielp. Een min of meer zachte. Er zijn mooie voor niet veel geld, gemaakt van aan elkaar geplakte stroken bamboe. Maar jammer, te hard voor uw mes.

NB: dit stukje verscheen eerder in enkele provinciale kranten
Dit artikel afdrukken