Planten blijken complexer te zijn dan we dachten. Ze hebben bijvoorbeeld niet alleen equivalenten van onze vijf zintuigen, maar nog minstens vijftien andere – zo kunnen ze de richting van de zwaartekracht met grote nauwkeurigheid detecteren. Onze morele cirkel breidt zich hierdoor voorzichtig nog verder uit, naar de planten en bomen; zo wordt er nu ook over plantenrechten gepraat. In die zin zijn planten de nieuwe dieren. Die stijgende waardering lijkt me terecht, maar die hoeft niet samen te gaan met vermenselijking. Iets kan ook waarde hebben op zichzelf.

Dat zegt Jozef Keulartz, emeritus bijzonder hoogleraar Duurzaamheid en Levensbeschouwing van de Radboud Universiteit in Trouw. Hij vreest dat mensen in een verdere ontaarde relatie tot de natuur komen te staan, als de projectie van menselijke gevoelens op het dier zich uitbreidt tot het plantenrijk. Vandaag komt zijn boek Boommensen uit. Daarin behandelt Keulartz onder meer de besteller Het verborgen leven van bomen uit 2016 van Peter Wohlleben die in 27 talen werd vertaald. Keulartz: “Wohlleben noemt jonge bomen ‘boomkinderen’. Hij spreekt over de ‘strenge opvoeding’ van hun ‘boommoeders’, die met hun kronen maar beperkt zonlicht doorlaten en zo voorkomen dat jonge bomen te snel groeien. De moederbomen voorzien de jonge bomen van voedingsstoffen. Je zou volgens Wohlleben ook kunnen zeggen: ‘boombaby’s krijgen de borst’. Daaraan zie je dat er niet alleen sprake is van vermenselijking, maar ook van verkleutering van de natuur. Dat zie je bij huisdieren overigens ook: uit verschillende onderzoeken blijkt dat ze in het gezin meestal een kinderrol vervullen.”

Waarom vindt Keulartz deze trend ongewenst? “Vanuit dit perspectief verschijnt het dieren- en plantenrijk onterecht als een lieflijke, knusse plek, waar alles pais en vree is. Omdat het grote publiek het contact met de natuur heeft verloren, is het zich er steeds minder van bewust dat de echte wereld weinig gelijkenis vertoont met dit wensbeeld."
Dit artikel afdrukken