In een lang interview kijkt Knack met Peter Singer terug op verleden, heden en toekomst van veranderende houding van mensen ten aanzien van dierenwelzijn. In de beginjaren zag Singer vooral onwetendheid en oprechtheid.

Hij herinnert zich nog goed hoe hij in 1970 voor het eerst hoorde over de vleesindustrie. Het raakte hem diep. “Een vriend vertelde me over de vleesindustrie, iets waar ik tot dat moment nog nooit van had gehoord,” zegt hij. “En dat terwijl ik filosofie studeerde aan Oxford. Er was destijds veel onwetendheid over deze industrie.” Hoewel er al enkele activisten waren, zoals Ruth Harrison met haar boek Animal Machines, waren ze nauwelijks door de pers opgepakt en nog maar nauwelijks bekend.

Toen Singer in 1975 zijn boek Animal Liberation publiceerde, werd het opgepikt door de gezaghebbende New York Review of Books, waardoor het boek de nodige erkenning kreeg. “Ik kreeg enkele lovende recensies, maar de meeste mensen aten toen nog vlees en voelden zich aangevallen door mijn argumenten. Dat maakte het moeilijk om mijn boodschap over te brengen”, vertelt hij. Singer vindt dat hij vaak belachelijk werd gemaakt door mensen die dachten dat het welzijn van dieren er niet toe deed.

Vijf decennia met gemengd resultaat
Terugkijkend op de afgelopen vijftig jaar, ziet Singer zowel vooruitgang als teleurstellingen. “Mijn boek heeft bijgedragen aan een andere kijk op dieren en er zijn wetten gekomen die het leven van dieren enigszins verbeteren. Maar de veranderingen zijn niet zo ingrijpend als zou moeten,” geeft hij toe. Europa heeft wel stappen gezet, zoals het verbeteren van de leefomstandigheden voor legkippen, wat een verschil maakt voor honderden miljoenen kippen. Toch groeit de vleesindustrie wereldwijd nog steeds, vooral in landen als China waar de welvaart toeneemt. Hetzelfde geldt voor Afrika als het continent zich verder weet te ontwikkelen.

Singer merkt op dat er tegenwoordig veel meer plantaardige alternatieven beschikbaar zijn voor dierlijke producten. “Deze alternatieven zijn een grote stap vooruit, ook al zijn ze vaak iets duurder. Kweekvlees is ook een veelbelovende ontwikkeling, hoewel de voorspellingen hierover tot nu toe niet zijn uitgekomen.”

Klimaatverandering en dierenwelzijn
Een interessante ontwikkeling vindt Singer de invloed van klimaatverandering op het eetgedrag van mensen. “Het klimaat is vandaag de dag misschien wel de belangrijkste reden waarom mensen minder vlees eten,” zegt hij. Mensen zijn bezorgder over hun eigen welzijn en dat van toekomstige generaties in het licht van extreme weersomstandigheden. Desondanks blijft het welzijn van dieren voor veel mensen een secundaire zorg en vaak beperkt tot huisdieren zoals honden en katten.

Singer heeft altijd betoogd dat speciësisme, discriminatie op basis van soort, een belangrijke rol speelt in hoe we dieren behandelen. “Mensen hebben diepgewortelde eetgewoonten en het veranderen daarvan is moeilijk", zegt hij. Hij denkt dat we het ongemakkelijk vinden om morele standpunten in te nemen over ijzeren gewoontes, vooral als het om eten gaat. Zelfs als mensen weten hoe dieren worden gekweekt en geslacht, veranderen ze vaak hun gewoonten niet.

Optimisme
Ondanks de uitdagingen blijft Singer optimistisch over de toekomst van dierenwelzijn. Hij hoopt dat het bewustzijn blijft groeien, vooral in invloedrijke landen zoals China. “Ik ga in oktober naar China om lezingen te geven aan universiteiten. Het is moeilijk om daar een groot verschil te maken, maar ik ga mijn best doen om de aandacht voor dierenwelzijn te vergroten,” zegt hij.

De beschikbaarheid van plantaardige en kweekvleesalternatieven biedt hoop op een meer humane toekomst voor dieren, denkt Singer. Maar hij erkent dat er nog veel werk aan de winkel is om diepgewortelde culturele praktijken en overtuigingen te veranderen.


Waarom is het zo moeilijk om van vlees af te blijven?

Net als Singer denkt de Gentse wijsgeer (en vleesonthouder) Johan Braeckman - eveneens op Knack - dat het aanpassen van de manier waarop we eten een grote investering betekent. Het kost te veel moeite om nieuwe gewoontes te ontwikkelen. Toch behoort stoppen met vlees eten tot de drie meest effectieve dingen die mensen zelf kunnen doen voor het klimaat. Twintig procent van onze uitstoot wordt veroorzaakt door onze voeding, en dat halveren we bijna door vegan te worden. Er zijn goede rationele argumenten om dat niet te doen.

The New York Times organiseerde in 2012 een essaywedstrijd om te ontdekken waarom het moreel verdedigbaar is om vlees te eten. Winnaar Jay Bost, agro-ecoloog en voormalig vegetariër, beweerde dat in bepaalde situaties vlees eten ethischer is. Bijvoorbeeld, in Arizona is het beter om een koe te voederen met lokaal gras dan tofu te importeren uit een industriële sojaboerderij. Dit argument gaat niet op voor de vleesindustrie waar het merendeel van ons vlees vandaan komt, die een enorme impact heeft op milieu en klimaat.

De Israëlische historicus en futuroloog Yuval Noah Harari denkt niet vanuit klimaat maar vanuit ethische argumenten. Hij noemde de manier waarop wij met dieren omgaan een van de grootste misdaden uit onze geschiedenis. De bekende Vlaming Tobias Leenaert, auteur van Naar een vegan wereld, benadrukt dat de meeste mensen bij dierenwelzijn aan varkens en koeien denken, "maar het leed bij kippen is het grootst. Van alle landdieren die we eten, zijn 95% kippen."

Hoogleraar Frank Tuyttens (UGent) beschrijft hoe zelfs kleine verbeteringen in dierenwelzijn een hoger kostenplaatje met zich meebrengen, zodat diervriendelijker werkende boeren al snel uit de markt worden geprijsd. De labels die dieren een beter leven beloven, noemt hij "vaak maar een soort van welzijnswashing van supermarkten."

Politici hebben niet het lef om grotere kwesties aan te kaarten, denkt Tobias Leenaert. "Politici scoren door op te komen voor honden en katten, of natuurlijk door ritueel slachten te verbieden," zegt hij. "Maar ze hebben niet het lef om gevoeligere en veel grotere kwesties aan te kaarten."

Braeckman begrijpt waarom het voor veel mensen moeilijk is om te stoppen met vlees eten. Wij zijn er erg aan verknocht om twee redenen. De eerste is cognitieve dissonantie. Braeckman: "Zelfs mensen die beelden uit slachthuizen te zien kregen, eten een uur later alweer een biefstuk. Ze vinden het te lekker om het te laten, en we zijn als mensen nu eenmaal heel erg goed in wegkijken. Cognitieve dissonantie is heel krachtig." De tweede reden die hij ziet is gewoonte. Mensen die in hun kinderjaren elke dag vlees aten, zullen dat niet snel ter discussie stellen.

Maar, zegt Braeckman, het is gelukt om hondeneigenaren het normaal te laten vinden dat ze de drollen van hun trouwe viervoeter oppakken en in een plastic zakje doen. "Dan moet toch ook een veggieburger ooit mogelijk zijn?"
Dit artikel afdrukken