De planbureaus zeggen dat tussen het voorlopig plan dat Nijpels juli vorig jaar bekend maakte en het ontwerpakkoord dat kort voor Kerst naar buiten kwam een belangrijke kostenreductie is gerealiseerd. Uitspraken over concrete inkomenseffecten lijken echter zorgvuldig te zijn vermeden in verband met de aanstaande provinciale verkiezingen. Het kabinet heeft dan ook slechte ervaringen met de kosten van het energieakkoord die recent hoger bleken uit te vallen dan het kabinet stellig had beweerd.

Het ontwerp-Klimaatakkoord leidt tot een negatief inkomenseffect van 0,4%, berekende het Centraal Planbureau. De lagere middeninkomens gaan er een half procent op achteruit. Voor de hoogste en laagste inkomens ligt die afname op 0,3%.

Het CPB en het PBL achten het weinig waarschijnlijk dat het klimaatakkoord de klimaatdoelstellingen realiseert.

'De politiek is aan zet' heet het en 'de bandbreedtes en dilemma's zijn groot'. De Kamer moet beslissen. Waartussen is niet helemaal duidelijk geworden. Maar ook het kiezen van de relevante variabelen is nu eenmaal een politieke taak, zodat de bureau's dienaangaande geen verwijt mag worden gemaakt. Opvallend is wel dat GroenLinks voorman Jesse Klaver vroeg om nadrukkelijke sturing door CPB en PBL.

Het PBL communiceert zijn bevindingen als volgt:

"Het ontwerp-Klimaatakkoord realiseert in 2030 naar verwachting een afname van de uitstoot van broeikasgassen van 31 – 52 megaton CO2-equivalenten. De opgave van 48,7 megaton (en daarmee een reductie van 49% ten opzichte van 1990) valt net binnen de bandbreedte, maar wordt waarschijnlijk niet gehaald. Het ontwerpakkoord kan leiden tot grote stappen in de energietransitie, maar er is nog veel werk aan de winkel: er moeten (politieke) keuzes gemaakt worden waarmee onzekerheden over het precieze effect van de voorgestelde maatregelen afnemen. De nationale kosten van deze voorstellen in 2030 vallen met 1,6 – 1,9 miljard euro nu lager uit dan geraamd op basis van het hoofdlijnenakkoord in 2018.



Dit concludeert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in de publicatie ‘Effecten ontwerp-Klimaatakkoord’. Het PBL heeft het ontwerp-Klimaatakkoord op verzoek van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Klimaatberaad doorgerekend. Tegelijkertijd heeft ook het CPB effecten van het ontwerp-Klimaatakkoord in kaart gebracht.

Doel 48,7 megaton valt binnen bandbreedte, maar wordt waarschijnlijk niet gehaald
Het doel om in 2030 49% minder broeikasgassen uit te stoten ten opzichte van 1990 stelt het kabinet voor een reductieopgave van 48,7 megaton CO2-equivalenten ten opzichte van het basispad (de Nationale Energieverkenning 2017). Het ontwerp-Klimaatakkoord realiseert naar verwachting een vermindering van 31 tot 52 megaton.

pbl klimaatakkoord grafiek

Met de voorstellen uit het ontwerpakkoord kan de verwachte emissie in 2030 substantieel lager liggen. Zowel de nadere keuzes over de voorstellen, onzekerheden in respons van burgers en bedrijven, als onzekerheid in omgevingsontwikkelingen zorgt voor een grote bandbreedte.

De beoogde emissiereductie valt weliswaar net binnen deze bandbreedte, maar wordt waarschijnlijk niet gehaald. Dit komt vooral door onzekerheden over verdere vormgeving van de afspraken, en over de manier waarop burgers en bedrijven zullen reageren op de voorgestelde beleidsprikkels. Er moeten (politieke) keuzes gemaakt worden om deze onzekerheden weg te nemen.

De nationale kosten van de voorstellen bedragen 1,6 tot 1,9 miljard euro in 2030
De verwachte nationale kosten van deze voorstellen zijn met 1,6 – 1,9 miljard euro fors lager dan wat berekend werd voor het klimaatakkoord-op-hoofdlijnen van medio 2018 (3 – 3,9 miljard euro). Belangrijke oorzaken daarvan zijn lagere kosten voor hernieuwbare elektriciteit en in de industrie. Ook was het nu mogelijk het pakket voor mobiliteit te analyseren, dat per saldo juist baten oplevert.

pbl grafiek 2 klimaatakkoord
De beoogde emissiereductie valt binnen de bandbreedte, maar wordt waarschijnlijk niet gehaald. Nadere (politieke) keuzes zijn bepalend voor het uiteindelijke effect.


Vijf klimaattafels dragen in verschillende mate bij aan het totaal
De grootste reductie (18,3 – 21,0 Mton) wordt bereikt in de elektriciteitssector. Het doel was hier een reductie van 20,2 Mton. De sterke toename van hernieuwbaar opgewekte elektriciteit zorgt er mogelijk voor dat Nederland in 2030 netto-exporteur van elektriciteit is en ook bijdraagt aan vermindering van emissies in het buitenland. Het einde van kolenstook en ondersteuning van wind- en zonne-energie zorgt ervoor dat in 2030 zo’n driekwart van de elektriciteitsproductie hernieuwbaar is.

De sector met daarna de grootste reductie is de industrie (6,0 – 13,9 Mton), waar naar verwachting het doel (14,3 Mton) niet wordt gehaald. De grote bandbreedte wordt veroorzaakt door onzekerheden over vormgeving van en de reactie van bedrijven op onder andere de bonus-malusregeling: zien zij het vooral als kans of als bedreiging?

Ook in de mobiliteit is er met 4,2 – 8,0 (doel 7,3 Mton) sprake van een forse emissiereductie. De bandbreedte komt hier door onzekerheid over de snelheid waarmee het aantal elektrische personenauto’s in Nederland zal toenemen, de mate van inzet van biobrandstoffen en de omvang van stedelijke zones voor zero-emissies van het goederenvervoer.

De aanpak in de landbouwsector (1,8 – 4,6 Mton reductie) is gelijk verdeeld over een reductie van overige broeikasgassen in de veeteelt en vernieuwing van de glastuinbouw; de reductie door ander landgebruik is minder. In de gebouwde omgeving (reductie 0,8 – 3,7 Mton) staat onzekerheid over het succes van de wijkaanpak centraal. De normering in de utiliteitsbouw kan naast de wijkaanpak ook tot forse emissiereductie leiden."

Klimaatbeleid vergroot inkomensongelijkheid
Het CPB constateert dat het klimaat- en energiebeleid van de regering voor een belangrijk deel wordt gefinancierd door de lagere en middeninkomens. In afstandelijke economentaal schrijft het CPB: "Het totale klimaat- en energiebeleid tot en met 2030 leidt tot een (cumulatief) negatief inkomenseffect van in doorsnee 1,3% ten opzichte van 2018 en een denivellerend inkomensbeeld. Lagere inkomens gaan er tot en met 2030 meer op achteruit dan hogere inkomens. De achteruitgang voor de laagste inkomensgroep bedraagt 1,8%, terwijl de hoogste inkomensgroep er 0,8% op achteruit gaat als gevolg van het totale klimaat- en energiebeleid tussen 2018 en 2030. Dit is grotendeels het gevolg van het reeds ingezette klimaat- en energiebeleid.
Het maatregelenpakket in het ontwerp-Klimaatakkoord leidt tot een negatief inkomenseffect van 0,4% in 2030 (ten opzichte van 2018) en is het meest nadelig voor (lagere) middeninkomens. De (lagere) middeninkomens (-0,5%) gaan er in doorsnee meer op achteruit dan de hoogste en laagste inkomens (-0,3%) door het maatregelenpakket in het ontwerp-Klimaatakkoord. De schuif in energiebelasting tussen elektriciteit en gas werkt denivellerend, terwijl de verhoging van de belastingvermindering in de energiebelasting." In gewone mensentaal zegt het CPB dat het klimaatbeleid de inkomensongelijkheid aanjaagt.

Realiseerbaarheid?
Vanuit een meer kostenbewuste en door het AD als klimaatsceptisch aangeduid perspectief, sprak financieel journalist Arno Wellens begin deze maand met Theo Wolters; Wolters is ingenieur, oprichter en voorzitter van de Stichting Milieu, Wetenschap & Beleid. Volgens Wolters zullen de kosten en risico's van de uitvoering van het plan significant zijn en vergt het een zo totale verandering van de economie dat er weinig te zeggen valt van de realiseerbaarheid van het klimaatakkoord en de inkomensrisico's voor Nederlandse burgers.



De Amerikaanse politicoloog Francis Fukuyama waarschuwde Europa afgelopen week voor klimaatbeleid zonder sociaal gezicht of voldoende bestaanszekerheid voor burgers. Wie niet aan die voorwaarden weet te voldoen zal sociale onrust oogsten, denkt Fukuyama. Opvallend is dan ook het groene plan dat Franse oud-milieuminister Nicolas Hulot en de Franse FNV eerder deze maand lanceerden: zij zetten sociaal beleid helemaal voorop in hun plan voor een ecologische economie.

Vanuit de boerenjournalistiek luidde het eerste oordeel dat de boer zijn investeringen in het klimaat niet vergoed krijgt. Gisteren berekende de WUR nog dat de veestapel niet verkleind hoeft te worden omdat innovatieve investeringen de CO2-uitstoot prima binnen de klimaatdoelstellingen kunnen brengen. De politiek mag nu keuzes maken over wat bijvoorbeeld die twee concrete bevindingen betekenen voor de bestaanszekerheid van mensen en de helderheid van beleid.


Update (19:00 uur): Kabinet reageert snel
Inmiddels heeft het kabinet bekend gemaakt dat het heeft geconstateerd dat de lasten onvoldoende eerlijk - een woord dat het CPB niet gebruikte - zijn verdeeld. PBL en CPB zeggen dat niet zo hardop, maar het blijkt uit de cijfers. De energierekening van bedrijven zal daarom worden verhoogd en die van burgers zal worden verlaagd. Er komt dus een CO2-belasting voor bedrijven. Wat het allemaal precies gaat betekenen moet nog verder duidelijk worden, maar de ergste kou voor de verkiezingen is daarmee uit de lucht. GroenLinks-leider Jesse Klaver toonde zichzelf zelfverzekerd als belangrijke factor in de senaat die oordeel moet geven over het klimaatbeleid van Rutte III na de provinciale verkiezingen. In zijn reactie gaf hij bovendien aan dat de bioindustrie in Nederland per 2030 moet zijn verdwenen. Het kabinet wil een grote bijdrage van de Nederlandse landbouw aan de CO2, terwijl nou juist die sector het volgens het PBL verder is dan alle andere.



SP-leider Marijnissen wees voorafgaand aan de reactie van het kabinet op de scheve verdeling van lasten:

Lodewijk Asscher van de PvdA liet zich in soortgelijke termen uit:


Dergelijke gevoelens zijn voorlopig politiek voorlopig geneutraliseerd. In het NOS-journaal maakte Jesse Klaver duidelijk dat hij geen oppositie wil voeren tegen premier Rutte die zegt wat GroenLinks ook zegt: bedrijven meer belasten burgers minder. Den Haag - behalve de PVV - reageerde tevreden, kopt de NOS dan ook (met de nodige gefilmde reacties in de link).
Dit artikel afdrukken