Hoewel de nodige boeren steen en been klagen, is er geen sprake van een landbouwcrisis en zelfs niet van een boerencrisis, zegt Poppe. De stand van de, inmiddels vergaand digitaliserende, techniek die er voor zorgt dat er steeds minder boeren nodig zijn om voedsel te produceren.

Uithoudingsvermogen
Er is daardoor sprake van een stabiele teruggang in boeren die jaarlijks enkele procenten bedraagt. Dat is een natuurlijke trend. In de kapitaalintensieve, niet grondgebonden sectoren gaat het echter aanmerkelijk harder. Omdat een varkenseconoom onlangs zei dat alleen de beste 20% van de huidige varkensbedrijven nog toekomst hebben, legt Veerman Poppe het vuur na aan de schenen: gaat het daar niet zodanig hard dat we ons af moeten vragen of de markt nog wel functioneert, cq. of het aanvullend beleid om de boereneconomie heen wel verstandig is?

Die bereidheid kenmerkt de boer, die voorziet in de maatschappelijke behoefte aan betaalbaar voedsel en het geen probleem vindt om die functie voor eigen rekening en risico te vervullen
Hoe kan het immers dat die 80% er nog is en niet eerder uit de markt is verdwenen? Poppe ziet onder boeren uithoudingsvermogen. Zolang ze kunnen, gaan ze door. Boerenbedrijven zonder grond zijn kapitaalintensief zodat de pijn van de economische levensvatbaarheid van hun bedrijven daar sneller doordringt. In de tuinbouw - die nog maar kort geleden financieel in zwaar weer verkeerde - is volgens Poppe nauwelijks sprake meer van geklaag omdat de economische concentratie daar meer als een fact of life wordt ervaren. In de grondgebonden landbouw schakelen boeren hun levensstandaard terug tot een minimum om het zo lang mogelijk vol te kunnen houden. Omdat hun bedrijven voor opvolgende kinderen niet aantrekkelijk zijn, stoppen ze bij hun pensioen om te worden overgenomen door een buurman die wel mee wil in de volgende fase van opschaling. Zo volgt een traag proces van shake-outs door een type mensen dat als eigen baas bereid is hard te werken, veel risico te nemen en zelfs bitter weinig te verdienen. Die bereidheid kenmerkt de boer, die voorziet in de maatschappelijke behoefte aan betaalbaar voedsel en het geen probleem vindt om die functie voor eigen rekening en risico te vervullen.

Er komt ook een nieuwe ontwikkeling op gang. Boeren willen een meer gebruikelijk inkomen en leven, zoals bijvoorbeeld de inmiddels nationaal bekende 'stoppers' José en Herman Bongen onlangs duidelijk maakten. Die nieuwe boerensociologie kan leiden tot een versnelde verkleining van de boerenstand. Dat gegeven tast de kern van Poppe's redenering niet aan: de boereneconomie is gelijk aan iedere andere. De techniek en daarmee de processen die 1 mens kan aansturen bepaalt de gewenste bedrijfsgrootte.

'Overheid moet voor publieke waarden zorgen'
Opschakelende boeren in het overvolle Nederland zorgen voor vele milieuvraagstukken. Tevens rijzen dierwelzijnsvragen. NGO's beuken op de deur van de boer om hem op zijn verantwoordelijkheden te wijzen. De boer zegt dat hij graag alles wil doen wat zijn afnemers willen, als er maar voor betaald wordt. Aangezien hij tegen een marginaal inkomen werkt, kan het niet uit. De boer en de NGO's staan op ramkoers. Volgens Poppe zijn de publieke waarden het terrein van de overheid. Ondernemers moeten kunnen ondernemen binnen de randvoorwaarden die de overheid stelt. De overheid heeft daar wat nagelaten, zegt Poppe bedachtzaam. Hoe dat komt, vindt hij een zaak waar politicologen zich over moeten uitlaten.



Met die gedachte komt een einde aan het landbouwbeleid als ondersteuning van productie en wordt een begin gemaakt met landbouw als onderdeel van een voedselketen die op commerciële basis goed, gezond en lekker eten op moet leveren
Overheid als marktpartij
In samenwerking met WUR-bestuursvoorzitter Louise Fresco schreef Poppe aan uitgangspunten voor een nieuw Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) voor de EU. In 2020 wordt dat beleid opnieuw voorgesteld. Poppe legt uit dat de kern van het plan dat hij en Fresco voorstellen op landbouwgebied zit in contractafspraken tussen overheid en boerenondernemer. De one size fits all-benadering van de traditionele regelingen voldoet niet meer; die kunnen zelfs contraproductief werken. Een boer moet tegen de overheid kunnen zeggen "wat kun jij op maat voor me doen als ik dit doe?" De overheid wordt daarmee een marktpartij, bevestigt Poppe.

Tijdig?
Voorts blijkt het plan uit te gaan van de gedachte dat boeren geen grondstoffenproducenten meer zijn, maar opgenomen moeten worden in een specifieke keten die gekenmerkt wordt door een onderscheidend belang dat de partners bindt. Boeren leveren hun product niet langer op de handelsmarkt om als algemene grondstof te worden ingekocht door verwerkers, maar volgens specificaties die een eindverkoper en zijn ketenpartners onderscheid bieden tegenover andere ketens op de markt. Met die gedachte komt een einde aan het landbouwbeleid als ondersteuning van landbouwproductie en wordt een begin gemaakt met landbouw als onderdeel van een voedselketen die op commerciële basis goed, gezond en lekker eten zonder verspilling en onnodige vervuiling moet opleveren.

Zorgt zo'n marktbeleid wel tijdig voor het oplossen van de grote uitdagingen waarvoor de wereld en de EU staan? Wie het bovenaf oplegt, gaat er nog langer over doen om iets in beweging te krijgen, lijkt Poppe te antwoorden. Proef het antwoord zelf in het laatste kwartier van het gesprek.

Proef ook wat Poppe in het eerste kwartier zegt: waar de uitstoot van boeren nu opeens erg hard gaat, is nadenken gepast over een goed sociaal plan voorzover bestaande regelingen daar niet in voorzien.
Dit artikel afdrukken