Wetenschappers vermoeden dat de zogeheten 'Columbiaanse Uitwisseling' (naar de Italiaan Columbus die, gefinancierd door de Spaanse koning, in de 15e eeuw naar het westen voer om het oosten van de wereld te ontdekken, maar in Zuid-Amerika belandde) in de geschiedenis van de mensheid de grootste impact heeft gehad op de biodiversiteit van de landbouw wereldwijd. Na de ontdekking van de Amerika's in 1492 kwam een uitwisseling zonder weerga op gang die zowel planten en dieren als ziekten de oceaan over lieten steken; zowel van als naar Noord- en Zuid-Amerika.
Uit het Canadese onderzoek blijkt dat in de jaren ’80 van de vorige eeuw een nieuwe wereldwijde uitwisseling van gewassen plaatsvond, schrijft Science Daily. De onderzoekers bekeken landbouwdata uit de periode van 1961 tot 2014 van de Food and Agricultural Organisation (FAO) van de Verenigde Naties.
In deze periode werd een aantal gewassen voor het eerst buiten hun oorsprongsregio grootschalig geteeld. Terwijl je zou verwachten dat deze uitwisseling de biodiversiteit zou hebben bevorderd, bleek in de praktijk een trechter-effect op te treden. Slechts een handjevol soorten bleek de reis naar andere continenten te redden.
Rijst (oorspronkelijk uit Azië) doet het goed op Noord-Amerikaanse rijstvelden. Tarwe (oorspronkelijk uit Turkije) voelt zich thuis in Brazilië. Maïs lukt op vele plekken als er maar water is. Bottom line van het verhaal: wie probeert op zoveel mogelijk plekken hetzelfde gewas te telen en dat als grondstof voor de voedselketen te gebruiken, houdt er maar een paar over. Zo werden soja, tarwe, rijst en maïs de topgewassen in de wereld die boeren overal proberen te telen. De consequentie is dat de landbouw en voedselketen wereldwijd industrialiseert en overal hetzelfde wordt.
Misschien zit daar het probleem wel, legt Adam Martin, hoofdonderzoeker van UoT uit. We breken culturele tradities en regionale voedselzekerheden af en hebben niet door dat we daardoor de wereldvoedselvoorziening kwetsbaarder maken. Als regionale, goed aangepaste gewassen van de kaart verdwijnen, verliezen volken niet alleen hun voedsel-identiteit, maar kunnen ook plagen veel gemakkelijk toeslaan. Voor schimmels, bacteriën, andere pathogenen en vraatzuchtige insecten wordt het immers een makkie om oogsten wereldwijd in één grote beweging aan te tasten. Dat is een risico voor de voedselzekerheid in de wereld. Bovendien maakt het eten stukken minder spannend als je ergens anders bent.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
#9 Frank Eric: Dat is best wel waar, maar toch is er wel wat meer genetische variatie dan al die mooie verhalen over Louis XIV, stadhouder Willem III, en de Botanische tuin van Amsterdam willen doen geloven. Kijk maar eens hier.
Allebei. Als wat wij kunnen doen niet genoeg is, re-set het systeem zich weer, dmv dezelfde genetica.
#10, Harry, wat bedoel je? Dat wij als mens genetisch al het mogelijke kunnen doen, of dat de aarde toch wel haar rondjes draait na een massa-extinctie en klimaatramp, dat het leven terug valt naar het nivo van bacteriën en algen, (+wat gras) en vervolgens weer opnieuw begint, met de genetische eigenschappen van die bacteriën, en die weer uitbouwt.
Dat is een hele tijd geleden al een paar keer zo gegaan.
Joep, Wicher, de klant is koning. Als de consument wit brood wil, dan produceren verdelaars tarwe met wit endosperm. Geen mens die toen iets wist over zeaxanthine, inclusief ikzelf tot ik een jaar of twee terug op Foodlog ene meneer Koetsier erover zag schrijven.... En boere-selectie in tarwe, weg van spelt en emmer, is ook al een paar duizend jaar oud....
Joep, een mooie en duidelijke bijdrage. een zelfde effect hebben we gezien met de ontwikkeling van de kwaliteit van onze margarines:
In de eerste 40 jaar na de tweede wereld oorlog heerste de algemene opvatting dat we gezond voedsel voor de Nederlandse bevolking moesten zorgen. Het was de tijd dat we nog niet goed wisten "wat is nu gezond". ( Katan weet het nu ook nog niet!!)
Unilever maakte margarines die ten aanzien van kleur, geur en smaak jaar in jaar uit hetzelfde waren. Dit kon alleen indien het uitgangsmateriaal, de oliën, volledig opgeschoond werden. Alle bijzondere stoffen, meestal sterke anti-oxidanten, werden met verschillende technieken verwijderd. En uiteindelijk werden er dan de vitamines A en D weer aan toegevoegd.
Ook de Amerikaanse regering had een gigantisch probleem met zieke koeien, varkens, etc. Gevolg oliën en vet moesten plantaardig worden en de boeren werden sterk gesubsidieerd. Lees maar eens de "Cholesterol Controversy" van Edward R. Pinckney en Cathey Pinckney.
De MacGovern cie kwam met een voorstel om voor de Amerikaanse bevolking "gezonde" oliën van plantaardige oorsprong te produceren., bv soya olie. Er werden zgn wetenschappelijke studies verricht die aantoonden dat verzadigde vetten ongezond waren.
De discussie over de gevaren van cholesterol kwam na de publicatie van het artikel van Mensink en Katan over het feit dat verzadigde vetten het bloed serum cholesterol sterk verhoogd werden.
Unilever zat met een enorm imago probleem. De OMO-POWER affaire. Zonder enige discussie met de wetenschappers werd besloten om de productie techniek aan te passen.
Er wordt nu margarine geproduceerd met een veel hoger (ongeveer het dubbele) verzadigd vet gehalte en met meer meervoudig onverzadigde vetzuren. Ineens is verzadigd vet niet meer zo slecht als daarvoor werd beweerd.
Inmiddels zijn er deskundigen die menen aangetoond te hebben dat de verhouding omega6/omega3 niet groter dan 4 mag zijn, bij voorkeur zelfs 1. We weten zeker dat het C18 omega6 vetzuur, linolzuur in contact met zuurstof een zeer sterk peroxide vormt waardoor het LDL cholesterol gemakkelijk kan worden geoxideerd, de eerste stap naar arteriosclerose.
Als u ook denkt dat deze theorie juist is dan is het een heel gepuzzel om dagelijks een olie te nuttigen die daaraan voldoet. U moet dan niet het artikel in de PLUS pag 106 van Prof. dr Marianne Geleijnse, hoogleraar voeding en hart en vaatziekten geloven.
Dit is de 13e reactie