De helft van de volwassenen kampt met overgewicht; in 1990 was dit nog één op de drie.1 Zonder rigoureuze interventies nemen deze aantallen verder toe2, met alle gezondheidsrisico’s van dien. Omdat de mensen zelf niet zijn veranderd, is het logisch om ervan uit te gaan dat iets in hun omgeving veranderd is dat hen dikker en ongezonder maakt. En dat 'dat iets' nog steeds aan belang wint.

Uit vele onderzoeken is gebleken dat armoede en stress samen opgaan met overgewicht. In Rotterdam, de stad met de meeste mensen met een laag inkomen, en de stad waar 1 op de 5 kinderen in armoede leeft, heeft 20% van de kinderen in de basisschoolleeftijd overgewicht. Dat is bijna twee keer zo veel als gemiddeld in de rest van Nederland.3 Steekt daar een bijzondere ‘stedelijke factor’ achter?

Het zit ‘m in de omgeving
Uit recent onderzoek van CEPHIR blijkt dat het aantal fastfoodlocaties in Rotterdam de afgelopen 15 jaar met 37 procent is gestegen.4 Tegelijkertijd daalde het aantal versaanbieders met 38 procent. Wie verder inzoomt, ontdekt dat de groei van het fastfood-aanbod voornamelijk heeft plaatsgevonden in minder welvarende buurten. Het is niet eenvoudig om aan te tonen dat gemakkelijk verkrijgbaar en betaalbaar fastfood in armere wijken zorgt voor het hoge percentage te zware kinderen in Rotterdam. Vanwege de sterke toename de afgelopen 15 jaar is het echter niet onwaarschijnlijk dat de voedselomgeving een belangrijke rol speelt.

Het aantal fastfoodlocaties in Rotterdam is de afgelopen 15 jaar met 37 procent gestegen. Tegelijkertijd daalde het aantal versaanbieders met 38 procent
Niet alle kwaad mag op het conto van fastfood-restaurants worden geschoven. Volgens een recente inventarisatie van het aanbod in supermarkten is 80 procent van de aanbiedingen ongezond.5 Dat ongezonde eten is heel betaalbaar en vergt weinig vaardigheden om het hapklaar en zonder tijdverlies naar binnen te schuiven. Het is aantrekkelijk voor mensen met beperkte kookvaardigheden en een kleine portemonnee. Met zulk aanbod hebben ook supermarkten bijgedragen aan het ontstaan van omgevingen die we ‘obesogeen’ - dik- en ziekmakend - zijn gaan noemen. In zulke woonbuurten is de ongezonde keus de gemakkelijke en vaak ook goedkopere keus geworden.6

Draai de kraan dicht
De ervaring wijst uit dat losse maatregelen ongeschikt zijn om te voorkomen dat het aantal mensen met overgewicht groeit. 7 Het combineren van interventies - de zogenaamde ‘integrale aanpak’ - lijkt beter te werken. Denk vooral om het aanpakken van factoren die de toename van overgewicht in de stad veroorzaken.8-10 De kunst is om de spreekwoordelijke kraan dicht te draaien en dicht te houden.

Op dat pad zette de gemeente Rotterdam een grote stap met Gezond010, een akkoord tussen ondernemingen, onderwijsinstellingen, verenigingen en andere organisaties. Ze werken aan de gezondheid van Rotterdammers en bedenken plannen om de balans tussen gezond en ongezond voedselaanbod in wijken weer in het lood te trekken. Bijvoorbeeld door het weren van nieuwe fastfoodzaken, het plaatsen van watertappunten in de stad en het verbeteren van het voedselaanbod in kantines aan de hand van de richtlijn ‘gezondere kantines’.11

Een al bestaand Rotterdams voorbeeld van een integrale aanpak is het programma LekkerFit.12 Daarin geven speciaal aangestelde vakdocenten extra uren gymonderwijs en kunnen leerlingen tijden de schooluren meer bewegen. In Zuid-Limburg gaan ze nog een stapje verder, daar is het dagelijkse schoolrooster aangepast en lunchen schoolgaande kinderen samen tussen de middag gezond.13 Zulke grootschalige integrale interventies zijn nodig als we willen voorkomen dat gezondheidsproblemen zoals we die nu zien ook in de toekomst blijven voortbestaan.

Individuele begeleiding te duur
Uiteraard moet zo’n aanpak ook een open oog hebben voor de grote groep mensen met overgewicht; we zullen ook flink moeten dweilen met de kraan open. Niet alleen in Rotterdam bestonden interventies lange tijd vaak uit het aanbieden van dieetadviezen of beweeginterventies. Tegenwoordig is er ook steeds vaker aandacht voor factoren buiten het gezondheidsdomein, zoals de gezinssituatie, armoede en stress. De door zorgverzekeraars vergoede ‘gecombineerde leefstijlinterventie’ 14-17 is daar een goed voorbeeld van. Rotterdam probeert zulke factoren mee te nemen. (On)gezondheid is immers veel meer dan niet roken, gezond eten en meer bewegen. Helaas kost het veel geld om persoonlijke coaches in te zetten voor het begeleiden van de helft van de Rotterdammers bij het veranderen van hun manier van eten en leven. Ook op het gebied van leefstijl moet ‘de kraan verder dicht’. Het lijkt erop dat individuele interventies beter en langer beklijven als de omgeving waarin mensen zich bewegen gezond gedrag aanmoedigt en daar niet langer van afleidt.18

De enorme gezondheidswinst die we zien in relatie tot minder roken is daarentegen voor het belangrijkste deel toe te schrijven aan structurele en omgevingsinterventies zoals de wetgeving rondom rookvrije werkplekken, publieke ruimten en horeca
Een succesvol voorbeeld van het dichtdraaien van de kraan is het anti-rookbeleid van de afgelopen jaren. Roken is een van de weinige risicofactoren die de afgelopen decennia is afgenomen, wereldwijd en in Nederland 1, 19. Het succes is niet enkel het gevolg van individuele stoppen-met-roken interventies, al blijven die ook nog steeds belangrijk om individuele rokers te helpen met stoppen. De enorme gezondheidswinst die we zien in relatie tot minder roken is daarentegen voor het belangrijkste deel toe te schrijven aan structurele en omgevingsinterventies zoals de wetgeving rondom rookvrije werkplekken, publieke ruimten en horeca. 19-22 Op dat gebied is bovendien nog een wereld te winnen. Zo zijn sinds augustus dit jaar (2020) bijvoorbeeld alle schoolpleinen rookvrij gemaakt en voert de gemeente Rotterdam rookvrije zones in rondom publieke gebouwen zoals scholen en ziekenhuizen.23

Liever een beetje voor iedereen dan veel voor de ergste gevallen
De omgevingsgerichte aanpak werpt vruchten af, maar het blijft een uitdaging voor politici en beleidsmakers om door te zetten. Het resultaat van het beleid is immers niet onmiddellijk zichtbaar terwijl dat bij de meer individueel-gerichte interventies vaak wel het geval is. Helaas blijken individuele interventies gemakkelijker te evalueren. Dat heeft een onterechte focus in de wetenschappelijke literatuur 7,24 veroorzaakt, terwijl de epidemioloog Geoffrey Rose al in 1985 beschreef hoe de ‘preventieparadox’ werkt25,26. Met het Londense beleid om zoutinname onder de bevolking te verlagen als voorbeeld liet hij zien dat het behandelen van een beperkt aantal mensen met een hoog zoutgebruik minder helpt tegen hoge bloeddruk onder de bevolking als geheel dan het aanpakken van het zoutgebruik onder de hele bevolkingen door het zoutgehalte van levensmiddelen te verlagen. Die aanpak verbeterde de gezondheid van veel mensen, zonder dat ze er erg in hadden of er moeite voor hadden moeten doen.

Bij omgevingsinterventies op het gebied van overgewicht geldt hetzelfde. Kleine afnames in lichaamsgewicht bij veel mensen levert uiteindelijk de meeste gezondheidswinst. Om het toenemende overgewicht onder Rotterdammers te keren moet het beleid dan ook niet alleen gericht zijn op de mensen die gezondheidsklachten ervaren door overgewicht. Het inrichten van een gezondheidsbevorderende sociale en fysieke omgeving, waaronder het beperken van ongezond voedingsaanbod, is essentieel. Alleen als politici dat beleid volhouden is de kans groot dat Rotterdammers over een aantal jaar een stuk gezonder zullen blijken.

Famke Mölenberg (a), Frank J. van Lenthe (a), Semiha Denktaş (b) en Mariëlle A. Beenackers (a)
zijn verbonden aan (a) de afdeling Maatschappelijke Gezondheidzorg van het Erasmus MC en (b) de Erasmus School of Social & Behavioural Sciences van de Erasmus Universiteit Rotterdam
.

Referenties
1. Overgewicht en obesitas in Nederland. Data: Gezondheidsmonitor volwassenen 2018. Verkregen van Volksgezondheidenzorg.info www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/overgewicht/
2. Overgewicht en obesitas in Rotterdam. Data: Gezondheidsmonitor jeugd 2016, Gezondheidsmonitor volwassenen 2016. Verkregen van Gezondheidsatlas Rotterdam Rijnmond. https://gezondheidinkaart.nl/dashboard/dashboard/lichaamsgewicht
3. Hilderink HBM, Verschuuren M. Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2018: Een gezond vooruitzicht. Synthese. 2018.
4. Molenberg FJM, Beenackers MA, Mackenbach JD, Burdorf A, van Lenthe FJ. Is Rotterdam een fastfoodparadijs? De voedselomgeving van 2004 tot 2018. 2019. Rotterdam: Erasmus MC. https://www.cephir.nl/rapporten/Rotterdam-voedselomgeving_Rapport_CEPHIR_WEB.pdf
5. Haan G, Winkel D, van Engen W, Andringa S. Superlijst. Wie maakt duurzaam & gezond de makkelijke keuze? Inventarisatie van verschillen tussen supermarkten. 2019. Amsterdam: Questionmark.
6. Swinburn B, Egger G, Raza F. Dissecting Obesogenic Environments: The Development and Application of a Framework for Identifying and Prioritizing Environmental Interventions for Obesity. Preventive Medicine. 1999;29(6):563-70.
7. Beenackers MA, Nusselder WJ, Oude Groeniger J, van Lenthe FJ. Het terugdringen van gezondheidsachterstanden: een systematisch overzicht van kansrijke en effectieve interventies. 2015. Rotterdam: Erasmus MC. https://www.cephir.nl/rapporten/Het-terugdringen-van-gezondheidsachterstanden-Erasmus-MC-Rapport-mei-2015.pdf

8. Frieden TR. A Framework for Public Health Action: The Health Impact Pyramid. American Journal of Public Health. 2010;100(4):590-5.
9. Capewell S, Capewell A. An effectiveness hierarchy of preventive interventions: neglected paradigm or self-evident truth? Journal of Public Health. 2017;40(2):350-8.
10. Marteau TM, White M, Rutter H, Petticrew M, Mytton OT, McGowan JG, et al. Increasing healthy life expectancy equitably in England by 5 years by 2035: could it be achieved? Lancet. 2019;393(10191):2571-3.
11. Gemeente Rotterdam in samenwerking met partners. Gezond 010: het akkoord. Elke Rotterdammer een stap dichter bij een gezonde leefstijl. Rotterdam. December 2019. https://gezond010.nl/
12. Jansen W, Borsboom G, Meima A, et al. Effectiveness of a primary school-based intervention to reduce overweight. International Journal of Pediatric Obesity 2011; 6(2Part2): e70-e7.
13. Bartelink N, van Assema P, Kremers S, Savelberg H, Oosterhoff M, Willeboordse M et al. Het effect van de Gezonde Basisschool van de Toekomst. Voeding Nu. 2019;6:26-28.
14. Van Rinsum C, Gerards S, Rutten G, Philippens N, Janssen E, Winkens B, et al. The Coaching on Lifestyle (CooL) Intervention for Overweight and Obesity: A Longitudinal Study into Participants’ Lifestyle Changes. International Journal of Environmental Research and Public Health. 2018;15(4):680.
15. Duijzer G, Haveman-Nies A, Jansen SC, Beek Jt, van Bruggen R, Willink MGJ, et al. Effect and maintenance of the SLIMMER diabetes prevention lifestyle intervention in Dutch primary healthcare: a randomised controlled trial. Nutrition & Diabetes. 2017;7:e268.
16. Schutte BAM, Haveman-Nies A, Preller L. One-Year Results of the BeweegKuur Lifestyle Intervention Implemented in Dutch Primary Healthcare Settings. BioMed research international. 2015;2015:484823-.
17. Mölenberg FJM, Mesch A, Burdorf A. Effect studie Samen Sportief in Beweging, een gecombineerde leefstijl interventie gericht op lagere sociaal economische groepen. Erasmus MC Universitair Medisch Centrum Rotterdam: Rotterdam, The Netherlands. 2018. https://www.cephir.nl/rapporten/Effect-studie-SSiB-Erasmus-MC-2018.pdf
18. Sallis JF. Needs and Challenges Related to Multilevel Interventions: Physical Activity Examples. Health Educ Behav. 2018 Oct;45(5):661-667

19. Murray CJL, Aravkin AY, Zheng P, Abbafati C, Abbas KM, Abbasi-Kangevari M, et al. Global burden of 87 risk factors in 204 countries and territories, 1990-2019: a systematic analysis for the Global Burden of Disease Study 2019. The Lancet. 2020;396(10258):1223-49
20. Chaloupka FJ, Straif K, Leon ME. Effectiveness of tax and price policies in tobacco control. Tobacco control. 2011;20(3):235-8.
21. Frazer K, Callinan JE, McHugh J, van Baarsel S, Clarke A, Doherty K, et al. Legislative smoking bans for reducing harms from secondhand smoke exposure, smoking prevalence and tobacco consumption. Cochrane Database Syst Rev. 2016;2(2):CD005992.
22. Faber T, Kumar A, Mackenbach JP, et al. Effect of tobacco control policies on perinatal and child health: a systematic review and meta-analysis. The Lancet Public Health 2017; 2(9): 420-37.20 Ref naar onderzoek rookzvrije zones?
23. Minder rokers in rookvrije zone. Gemeente Rotterdam. Rotterdam. 2020. https://www.rotterdam.nl/nieuws/rookvrije-zone-1/
24. Ogilvie D, Adams J, Bauman A, Gregg EW, Panter J, Siegel KR, et al. Using natural experimental studies to guide public health action: turning the evidence-based medicine paradigm on its head. J Epidemiol Community Health. 2020;74(2):203–8. pmid:31744848>
25. Rose G. Sick individuals and sick populations. Int J Epidemiol. 1985;14:32–38.
26. Gunning-Schepers LJ. Dwalingen in de methodologie. V. De preventieparadox: weinigen met hoog risico versus velen met matig risico. Ned Tijdschr Geneeskd. 1998;142(33):1870-73.
Dit artikel afdrukken