De ruim €350 miljard inkomenssteun voor de landbouw in de komende 7 jaar gaat de echte problemen in de landbouw niet oplossen. Niet alleen natuur en milieu, maar ook boeren zijn de verliezers van het nauwelijks vernieuwde oude GLB-beleid omdat hun ratrace gewoon doorgaat.

Markten
Het inkomen van boeren moet vooral in de markt verdiend worden. Maar omdat de meeste markten oververzadigd zijn, zijn de prijzen van veel landbouwproducten te laag. Die overproductie zorgt vervolgens voor een zwakke positie van boeren in de keten. Vooral als ze grondstoffen telen die door de voedingsindustrie bewerkt worden tot consumentenproducten.

Het nieuwe GLB zorgt dus helemaal niet zo goed voor de belangen van boeren als veel boerenpolitici suggereren
Tijdens mijn missies voor PUM vraag ik weleens: “Produceer je wat je kan verkopen of verkoop je wat je produceert”. Net als in Nederland zijn de meeste boeren gericht op het laatste. Weinig gericht op mogelijke marktkansen. De Nederlandse landbouw heeft nooit veel werk gemaakt van ‘geographic indications’, regiospecifieke producten die herkenbaar zijn in de markt. En juist dat soort producten krijgt nu bij handelsverdragen een streepje voor.

Nederland – met zijn aandacht voor zogeheten commodities of bulkproducten, grondstoffen voor de grote verwerkende industrie - weinig prioriteit gegeven aan het in de markt zetten van onderscheidende producten van topkwaliteit. Vergelijk het eens met de regiospecifieke wijnen. Of met het antibioticavrije varkensvlees uit Denemarken. De Nederlandse Zuivelorganisatie was huiverig om magere kaas duidelijk te positioneren uit angst dat dan de indruk gewekt zou worden dat vette kaas niet goed zou zijn. Dat deed de koepelorganisatie natuurlijk ook vanuit haar overtuiging dat 48+ kaas helemaal niet ongezond is. Maar als consumenten er anders over denken, en er dus een ‘markt’ voor is, dan ben je wel gek als je daar niet op inspeelt. De Honingtomaten van Jos Looye en Tasty Tom tomaten van Ton Jansen zijn mooie voorbeelden van het in de markt zetten van nieuwe segmenten die gebaseerd zijn op consumentenwaarden.

De huidige markten in Europa zijn maar betrekkelijk in staat om te zorgen voor een redelijk inkomen voor voldoende boeren. Gelet op hun rol in de voedselvoorziening is het begrijpelijk dat overheden steun willen verlenen. Maar als dat niet adequaat gebeurt, is het maar de vraag of dat zin heeft.

De landbouwsubsidies vloeien dan ook naar boeren die deze toeslagen het minste nodig hebben. Die groep verkrijgt extra middelen voor schaalvergroting, intensivering en grondaankopen. Omdat ze makkelijker grond aan kunnen kopen, drijven ze de grondprijs op. Hun mogelijkheden om de productie uit te breiden zet verzadigde markten en de prijsvorming verder onder druk, met alle gevolgen voor de 80% van de boeren die weinig inkomenstoeslagen krijgen
Het GLB leidt tot lagere prijzen
De opnieuw volgehouden inkomensondersteuning in het nieuwe GLB wordt gemotiveerd met het feit dat veel boeren onder het minimuminkomen zitten. Europees gezien blijkt echter dat 80% van het geld naar 20% van de boeren gaat want de toeslagen zijn – niet afhankelijk van het inkomen - maar afhankelijk van de hoeveelheid grond die je hebt. De verschillen tussen grote en kleine boeren worden daardoor steeds groter.

In een rapport van de Algemene Rekenkamer van vorig jaar blijkt dat in Nederland het meeste geld gaat naar grote boeren; Cor Pierik van het CBS constateert dat 6% van de Nederlandse boeren inmiddels 25% van het areaal bezit en dat die kleine groep steeds meer bouwland in bezit krijgt. De landbouwsubsidies vloeien dan ook naar boeren die deze toeslagen het minste nodig hebben. Die groep verkrijgt extra middelen voor schaalvergroting, intensivering en grondaankopen. Omdat ze makkelijker grond aan kunnen kopen, drijven ze de grondprijs op. Hun mogelijkheden om de productie uit te breiden zet verzadigde markten en de prijsvorming verder onder druk, met alle gevolgen voor de 80% van de boeren die weinig inkomenstoeslagen krijgen. Op die manier blijft de ratrace die het inkomen van de boer marginaliseert gewoon doorgaan.

Omdat Nederland vooral bulkproducten produceert, zal extra productie in de EU de prijzen verder onder druk zetten. Het nieuwe GLB zorgt dus helemaal niet zo goed voor de belangen van boeren als veel boerenpolitici suggereren.

Voor veel producten wordt nog de zogeheten gekoppelde steun gegeven. Boeren die product A verbouwen, krijgen een extra inkomenstoeslag. Voor suiker wordt momenteel in Europa €170 miljoen per jaar op die manier aan suikerproducenten betaald. Extra suikerproductie zet uiteraard de suikerprijzen onder druk. Uit onderzoek van de WUR blijkt dat hierdoor de gemiddelde prijs bijna 5% lager lag, dan zonder die steun. Jaarlijks wordt er €3 miljard als gekoppelde steun verstrekt voor dierlijke productie. Dat heeft ook een sterke impact op de vlees- en zuivelprijzen in Europa. Volgens een recent onderzoek zouden – bij het afschaffen van die gekoppelde betalingen - boeren in Europa door hogere prijzen bijna €1,5 miljard meer uit de markt kunnen verdienen.

Het GLB is dan ook mede een oorzaak van de lage prijzen voor boeren. Zo blijven de lage inkomens in de landbouw in stand en zorgen de GLB gelden niet voor een structurele aanpak van die inkomens. Geconstateerd moet worden dat de GLB gelden geen geschikt instrument zijn om de inkomensproblemen van de gemiddelde boeren aan te pakken. De subsidies verslechteren het inkomen van de boer verder door de marktwerking te verstoren en de negatieve spiraal nog verder aan te wakkeren.

In twee delen geeft Joost de Jong, voormalig beleidsambtenaar van het Nederlandse ministerie van Landbouw zijn visie op het nieuwe kader voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU. Morgen volgt deel 2: Nederland kan best mooie dingen doen met het landbouwgeld uit Brussel.
Dit artikel afdrukken