Op 24 Gelderse veehouderijbedrijven (15 gangbare en 9 biologische) is de belasting van krachtvoer, mest en bodem met 685 bestrijdingsmiddelen en anti-parasitaire geneesmiddelen onderzocht. Tevens werd op een boomkwekerij de bodem onderzocht.

In de 88 monsters van de 3 substraten werden 134 verschillende fungiciden, herbiciden, insecticiden en biociden gevonden in ecologisch relevante concentraties. Geen enkel monster was vrij van bestrijdingsmiddelen. De concentraties in biologisch krachtvoer waren gemiddeld 3,7 maal lager dan in gangbaar krachtvoer. De hoeveelheden residuen in de bodem en in de mest waren bij de gangbare bedrijven respectievelijk 14% en 42% hoger dan bij de biologische bedrijven. Bij 4 van de 24 onderzochte veebedrijven werden in de mest anti-parasitaire geneesmiddelen boven de detectiegrens gevonden.

Om van de gevonden stoffen de mogelijke effecten op het ecosysteem te beoordelen, werden de gevonden hoeveelheden bestrijdingsmiddelen gekoppeld aan de bestaande (vaak met elkaar in tegenspraak zijnde) normen. Het bleek op grond van VR (Verwaarloosbaar Risico)-normen en LR50 (Lethal Rate voor 50% van toetsorganismen)-normen aannemelijk dat een groot aantal individuele gevonden bestrijdingsmiddelen van substantiële invloed is op het ecosysteem van het weidegebied. De werking van het totaal aan stoffen, hun synergistische interacties en hun cumulatieve effecten op het ecosysteem zijn onbekend. Verder zijn de tijdsafhankelijke effecten (van de werking van sommige bestrijdingsmiddelen) onbekend, plus het feit dat het merendeel van de omzettingsproducten niet bekend is en niet gemeten kon worden.

Bestrijdingsmiddelen vormen ernstige bedreiging voor veehouderijbedrijven
Met de verzamelde informatie kunnen we niet anders dan concluderen dat het ecosysteem van de veehouderijbedrijven ernstig bedreigd wordt door de veelheid van bestrijdingsmiddelen die daar aanwezig zijn. Dit werd nog eens bevestigd door het feit dat in verse mest van de koeien op de meest gecontamineerde bedrijven geen of nauwelijks Coleoptera (kevers) werden gevonden. In de mest van bedrijven waar geen of heel weinig krachtvoer gebruikt wordt, was de bezetting van kevers in verse mest beduidend hoger.

Op grond van de gevonden cijfers moet het aannemelijk worden geacht dat het ecosysteem op de weidebedrijven alleen kan functioneren als de normen voor de maximaal toelaatbare concentraties van individuele bestrijdingsmiddelen in krachtvoer met een factor 1000 omlaag gaan en er ook een norm komt voor het totaal aan bestrijdingsmiddelen in mengvoer. Ook zullen er normen voor residuen in stro, hooi en ander ruwvoer vastgelegd moeten worden. In de Europese wetgeving ontbreken deze normen. Verder dienen veebedrijven op een niet-chemische bestrijding van plaaginsecten over te stappen.

Tevens zijn bij de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) de soorten en aantallen broedvogels op de bedrijven opgevraagd in een periode van 20 jaar tussen 1998 en 2018. Met behulp van deze gegevens is de tendens van de populatieontwikkeling onderzocht, en naar een eventuele samenhang gekeken met de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen op de bedrijven.

De overwegende tendens van de broedpopulaties van de meeste weidevogels is negatief. De veldleeuwerik is hoegenaamd geheel verdwenen en ook van de kievit en grutto is de tendens op de onderzochte bedrijven sterk negatief, met als enige uitzondering een biologisch bedrijf aan de Randmeerkust. Op het grootste deel van de (gangbare en biologische) bedrijven zijn weidevogels zeer schaars geworden. Van alle onderzochte 25 bedrijven bleek meer dan de helft van het aantal broedende weidevogels op slechts 2 biologische bedrijven te zitten.

Door dit onderzoek werd het aannemelijk dat er een relatie bestaat tussen bestrijdingsmiddelen en de teruggang van weidevogels en dat het weinig zin zou kunnen hebben om naar bescherming van weidevogels te streven op land dat wordt blootgesteld aan zo’n grote lading bestrijdingsmiddelen
Zijn bestrijdingsmiddelen verantwoordelijk voor de afname van weidevogels?
Dit onderzoek toont aan dat de onderzochte weidevogelgebieden aan grote hoeveelheden bestrijdingsmiddelen worden blootgesteld, waaronder vele zeer giftige insecticiden, en dat waarschijnlijk daardoor de entomofauna [de insectensoorten levend in een bepaald gebied, red.] ernstig bedreigd wordt. Door dit onderzoek werd het aannemelijk dat er een relatie bestaat tussen bestrijdingsmiddelen en de teruggang van weidevogels en dat het weinig zin zou kunnen hebben om naar bescherming van weidevogels te streven op land dat wordt blootgesteld aan zo’n grote lading bestrijdingsmiddelen.

Contaminatie
Bij slechts 2 van de 15 gangbare bedrijven bevatte het mengvoer geen insecticiden. Ook bij 2 biologische bedrijven werden in een gerstmonster en een lucernebrok geen insecticiden gevonden. Bij één gangbaar en één biologisch veebedrijf werden geen residuen van insecticiden in de mest aangetroffen; herbiciden en fungiciden werden echter in alle monsters aangetroffen. De lading bestrijdingsmiddelen komt vooral via het krachtvoer de bedrijven binnen, via gangbaar stro van granen dat als strooisel gebruikt wordt in stallen en via stoffen die voor de bestrijding van plaaginsecten in stallen en mestkelders worden gebruikt. Via de mest worden al deze stoffen op het land uitgereden.

Verdere aannemelijk geachte bronnen van contaminatie zijn vervuild oppervlaktewater, slib uit sloten en bestrijdingsmiddelen die in het verleden op de bedrijven terecht zijn gekomen en daar circuleren. Verder werden in kuilvoer en hooi grote hoeveelheden van zeer schadelijke bestrijdingsmiddelen gevonden. Ook diergeneesmiddelen die op veehouderijbedrijven worden gebruikt bevatten soms sterke insecticiden.

De contaminatie van de bodem van biologische bedrijven is weliswaar iets kleiner, maar ook biologisch krachtvoer en mest bevatten waarschijnlijk vaak nog te veel bestrijdingsmiddelen om het ecosysteem op de lange duur voldoende te kunnen beschermen. De zeer vele bestrijdingsmiddelen in het krachtvoer kunnen afkomstig zijn uit de teelt, de opslagfaciliteiten en/of de transportmiddelen.

De maatregelen die nodig zijn om het weide-ecosysteem te beschermen tegen een overdosis bestrijdingsmiddelen zijn tamelijk simpel:
1. Voor veehouderijbedrijven moet inzichtelijk worden gemaakt wat er in het voer zit dat ze willen aankopen; dit zou de veehouders een keuzevrijheid geven.
2. Vooral biologische bedrijven dienen geen gangbaar stro aan te kopen als strooisel
3. De MRL-normen voor veevoer dienen herzien te worden op basis van ecologisch onderzoek
4. Betere informatie voor veehouders over ecologische consequenties van bestrijdingsmiddelen die ze toepassen in stallen en op vee tegen parasieten, en over mogelijke alternatieven daarvoor.

Dit artikel is de samenvatting van een onderzoek dat werd uitgevoerd door Buijs Agro-Services, WECF-Nederland en ETS B.V. Nederland met steun van de Provincie Gelderland. Op 12 april wordt het gepresenteerd in het Provinciehuis in Arnhem (13.30-17.00 uur).
Dit artikel afdrukken