image

Op basis van Gary Taubes' "Good Calories, Bad Calories", schreef Melchior Meijer in de jongste Weekendbijlage van het Algemeen Dagblad:

Zin en onzin over afvallen

Niet waar: Wie veel beweegt, valt automatisch af.
Niet waar: Dikke mensen eten te veel en bewegen te weinig.
Niet waar: Mensen worden dik omdat ze te weinig bewegen (ze zijn lui).
Niet waar: Wie minder eet, verliest automatisch vetweefsel.
Niet waar: Vetarm eten leidt tot gewichtsverlies en een gezond cholesterolprofiel.

Waar: Wie veel beweegt, krijgt honger en behoudt ongeveer hetzelfde gewicht.
Waar: Te veel eten en te weinig bewegen (lethargie) zijn gevolgen van dezelfde afwijking die overgewicht veroorzaakt
Waar: Dikke mensen maken zonder uitzondering te veel insuline, in reactie op geraffineerde koolhydraten.
Waar: Te veel insuline sluist alle energie naar de vetreserves en houdt het daar.
Waar: Iemand die erg dik is, kan zijn vetreserves niet aanspreken. Hij is dik, maar zijn organen verhongeren.
Waar: Iemand die erg dik is, valt af als hij zorgt dat zijn lichaam minder insuline maakt.
Waar: Iemand die erg dik is, krijgt direct meer energie als hij zorgt dat zijn lichaam minder insuline maakt. Het vet verlaat de vetcellen om te worden verbrand.
Waar: Vetarm eten stimuleert gewichtstoename en leidt tot een ongezond cholesterolprofiel.

Tip: Heb je overgewicht, zorg dan dat je lichaam minder insuline aanmaakt, door minder suiker en geraffineerde koolhydraten te eten. Je krijgt dan vanzelf zin om te gaan bewegen en zult profiteren van de talloze gezondheidseffecten die bewegen biedt.


Hieronder vind je het volledige artikel. Dunne mensen zijn actiever dan dikke mensen. Dat is in diverse wetenschappelijke onderzoeken aangetoond. Op basis van die nuchtere waarneming spoort Paul Rosenmöller, de Al Gore van het broekriemvraagstuk, uitdijend Nederland aan om meer te bewegen. Als we meer bewegen, verbranden we meer energie en verliezen we gewicht. Volgens de officiële adviezen moeten we liefst elke dag minstens een halfuur matig intensief bewegen om op gewicht te blijven. De aanbevelingen worden steeds strikter.

Bewegen is bewezen goed voor de gezondheid. Het verkleint het risico op hart- en vaatziekten, diabetes en sommige vormen van kanker. Maar helpt het daadwerkelijk om af te vallen? Mag je de conclusie trekken dat dikkerds dik zijn omdat ze niet bewegen en dat bonenstaken dun zijn omdat ze veel bewegen? Zeker een halve eeuw wetenschappelijk onderzoek suggereert dat dat een grove simplificatie is. ,,Het is zeer waarschijnlijk precies andersom,’’ zegt de Amerikaanse wetenschapsjournalist Gary Taubes, auteur van het onlangs verschenen boek Good Calories, Bad Calories; Challenging the Conventional Wisdom on Diet, Weight Control and Disease. ,,Alles wijst erop dat dunne mensen veel bewegen omdát ze dun zijn en dat dikke mensen weinig bewegen omdát ze dik zijn.’’

In de jaren ’50 en ’60 werden diverse intrigerende studies gedaan waaruit bleek dat sommige mensen tot wel 10.000 calorieën per dag kunnen eten zonder noemenswaardig aan te komen en dat anderen dik blijven op een hongerdieet van pak hem beet 1700 calorieën. Met een echt streng dieet, zoals dat van Sonja Bakker, valt iedereen af, maar in die oude onderzoeken werd vastgesteld dat dikkerds dan vooral spierweefsel verliezen. Pas als het echt niet anders kan, spreekt hun lichaam de vetreserves aan.

,,Er is in de literatuur opmerkelijk weinig bewijs voor de aanname dat lichamelijke inspanning tot blijvend gewichtsverlies leidt,’’ stelt Taubes. ,,Instanties die suggereren dat bewegen de oplossing is voor de overgewichtproblematiek − en daarmee impliciet zeggen dat dikke mensen lui zijn − wijzen meestal op een grote Finse overzichtsstudie uit 2000. Maar uit de twaalf best gecontroleerde onderzoeken die de Finnen analyseerden, bleek dat iedereen die met behulp van sport afvalt, na enkele maanden weer aankomt, ook als hij of zij intensief blijft sporten. In sommige onderzoeken verzamelden de mensen die het fanatiekst bewogen zelfs meer spek dan mensen die alleen minder aten. De verklaring is niet zo ingewikkeld. Wie veel beweegt, kweekt honger. Verbrand een bepaalde hoeveelheid energie en de kans is groot dat je dat compenseert met een extra duik in de koelkast.’’

Tot ver in de jaren ’60 haalden artsen het niet in hun hoofd patiënten met fors overgewicht te laten sporten. Dr Russell Wilder, een toonaangevende diabetes- en overgewichtspecialist, zei in 1932 in zijn colleges: ,,Het idee dat je ziekelijke corpulentie kunt bestrijden met sport is biologisch gezien erg naïef en in strijd met de praktische waarneming. Dikke patiënten vallen het meest af met bedrust. Van intensief sporten worden ze over het algemeen zwaarder.’’ Wilder en zijn tijdgenoten wisten dat het menselijk lichaam een onvoorstelbaar efficiënt organisme is. Op één hamburger kun je bij wijze van spreken bijna een marathon lopen. Overgewichtdeskundige Louis Newburgh van de Universiteit van Michigan schreef in 1942: ‘Om de energie in één boterham te verbranden, moet een volwassen man in hoog tempo twintig flinke trappen beklimmen. Als ik zelf mocht kiezen, zou ik gewoon die boterham laten staan.’
En zijn collega Hugo Rony stelde in het handboek Overgewicht en slankheid: ‘Eetlust is direct gekoppeld aan de mate van lichamelijke inspanning. Mensen die zwaar lichamelijk werk doen, eten meer dan mensen die een zittend beroep hebben. Houthakkers eten meer dan 5000 calorieën per dag, kleermakers nemen spontaan niet meer dan 2500. Als een kleermaker het werk van een houthakker gaat doen, neemt zijn eetlust toe en andersom.’

Deze nuchtere visie werd begin jaren ’50 van tafel geveegd door één charismatische voedingskundige: de chemisch fysioloog Jean Mayer van Harvard, een theoreticus die nooit patiënten had gezien. Wetenschapsjournalist Taubes: ,,Hij bewerkstelligde een totale ommekeer in het denken. Net als zijn voorgangers stelde Mayer aan de hand van literatuuronderzoek vast dat dikke mensen zelden meer eten dan slanke mensen. Mayer redeneerde dat dikke mensen dus lui moesten zijn. Hij introduceerde het idee dat lichamelijke inactiviteit de voornaamste oorzaak van overgewicht is. Dat moderne technische verworvenheden – van auto tot elektrisch scheerapparaat – ons dik maken. Als remedie propageerde hij intensieve lichaamsbeweging. De eenvoudige notie dat meer bewegen de eetlust bevordert, wimpelde hij weg door te zeggen dat forse lichamelijke inspanning de honger juist tempert. Daarvoor beriep hij zich op één onderzoek met ratten, dat niemand ooit heeft kunnen reproduceren. Dit is iets dat je puur op basis van gezond verstand en eigen ervaring mag betwijfelen. Het is zeer waarschijnlijk nonsens.’’

Mayers kruistocht tegen de ‘epidemische vormen aannemende lichamelijke inactiviteit’ werd internationaal gretig opgepikt door de media. Eind jaren ’60 had Nederland slechts één fitnessgoeroe: Ab Goubitz van de Ochtendgymnastiek op Hilversum 1. Wie het in zijn hoofd haalde in een sportbroek langs de openbare weg te gaan draven, liep het risico vriendelijk doch beslist te worden toegesproken door mensen in witte jassen. Nauwelijks tien jaar later waren we bekeerd. Joggen werd een rage. De eerste sportscholen zagen het licht. Kranten en tijdschriften maakten melding van de ‘fitnessrevolutie’. Taubes: ,,Het motto werd: ‘overgewicht is je eigen schuld’. Iedereen slikt dat tot op de dag van vandaag voor zoete koek. Goed, er is een verband tussen dik zijn en weinig bewegen. Maar dat verband vertelt ons niets over de oorzaak van overgewicht. Rony en anderen opperden in 1941 met goede argumenten dat overgewicht en lichamelijke inactiviteit symptomen zijn van een en hetzelfde onderliggend probleem. Dat dik zijn en weinig bewegen een gemeenschappelijke oorzaak hebben. Op dat vitale inzicht is nooit fatsoenlijk voortgeborduurd.’’

Mayers opvattingen werden nooit bevestigd door de wetenschap. In 1989 liet een grote Deense studie tot ieders verrassing zien dat mannen die onder begeleiding gingen trainen voor een marathon na achttien maanden slechts een kilo vet hadden verloren. In een ander onberispelijk onderzoek concludeerde overgewichtdeskundige Xavier Pi-Sunyer: ‘Consequent volgehouden lichamelijke inspanning leidt bij mensen met overgewicht soms tot een afname van het lichaamsgewicht, soms tot een toename ervan en vaak is er geen enkel verschil.’ Bovendien is er sprake van een rare paradox. Veel wetenschappers betwijfelen of we vandaag de dag wel zoveel minder bewegen als onze opa’s en oma’s destijds. Volgens betrouwbare statistieken aten Nederlanders toen bovendien wat meer per persoon per dag dan nu. Toch laten diezelfde statistieken duidelijk zien dat Nederlanders toen slanker waren dan nu. Ze bewogen minder, aten meer en waren slanker. En net als nu waren de groepen die zware lichamelijke arbeid verrichtten dikker dan hoog opgeleiden in bureaufuncties. De hamvraag luidt: hoe kan dat? Of anders gesteld: wat stuurt ons gewicht en maakt dat de gewichtsregulatie bij sommigen ontspoort?

Het antwoord: insuline. ,,Het overgewichtprobleem is in essentie een insulineprobleem,’’ zegt Dr George Cahill van Harvard, arts en expert op het gebied van insuline. ,,De bekendste functie van het hormoon insuline is bloedsuikerregulatie, maar het doet veel meer. Het is ook de grote dirigent van de vetopslag. Je kunt alleen vet opslaan als er veel van het hormoon insuline in je bloed circuleert. Insuline is een ‘pakhuishormoon’. Je hebt heel kleine beetjes insuline nodig, maar als je voortdurend meelproducten en suiker eet, of suiker drínkt in de vorm van frisdrank, pompt je alvleesklier voortdurend insuline in de bloedbaan. Dat is niet gezond. Een van de onvermijdelijke gevolgen is abnormale gewichtstoename. Al die insuline zet de sluisdeuren naar de vetcellen in één richting open. Het vet kan erin, maar er niet meer uit.’’

Gary Taubes vermoedt na het doorspitten van ruim honderdvijftig jaar literatuur en het interviewen van zo’n zeshonderd deskundigen dat de oude Rony gelijk had. ,,Dikke mensen worden niet lethargisch omdat ze ‘lui’ zijn. Obesitas is een ziekte van overdreven vet-opslag. Dikke mensen hebben bij wijze van spreken voor maanden energie aan hun lijf, maar hun lichaamscellen kunnen er als gevolg van de voortdurende overvloed aan insuline niet bij.
Die verhongeren. Het energiegebrek is zo nijpend dat ze zelfs hun eigen spieren opeten. Het gevolg is dat deze mensen het koud krijgen, zo weinig mogelijk bewegen, kortom dat ze alles doen om energie te besparen. Ze voelen zich ellendig. Ze zijn vet en ze lijden honger." De enige manier om ze te helpen, is de hormoonbalans te herstellen, stellen veel onderzoekers. Zorg ervoor dat de overvloedige stroom insuline stopt. Dat doe je niet door te gaan bewegen, maar door voedingsmiddelen te kiezen die geen overdreven insulinerespons uitlokken. Dat bewegen komt vanzelf als het onderliggende probleem wordt gecorrigeerd. Uit onderzoek blijkt steevast dat dikke mensen vervolgens vrijwel onmiddellijk weer spontaan lichamelijk actief worden.’

Tot ongeveer de jaren ’60 was dit alles tamelijk onomstreden. Talloze dokters die in de vorige eeuw in de koloniën werkten, rapporteerden onafhankelijk van elkaar dat groepen die geen overgewicht, kanker of hart- en vaatziekten hadden, hun sublieme gezondheid verloren zodra de suikerconsumptie de twintig kilo per persoon per jaar overschreed. Ter vergelijking, Nederlanders gebruiken nu ongeveer tachtig kilo per persoon per jaar. Mensen met een gewichtsprobleem werden door hun dokter standaard op een koolhydraatbeperkt dieet gezet en iedereen zag dat het werkte. Hoe kan het dat dit pad zo plotseling werd verlaten? Gary Taubes: ,,Angst voor vet. En politiek. Een groepje onvoorstelbaar ambitieuze en eigenwijze wetenschappers slaagde er eind jaren ’50 in de instanties en de politiek ervan te overtuigen dat hart- en vaatziekten veroorzaakt worden door vet in het algemeen en verzadigd vet in het bijzonder. Een dwaling waar nauwelijks bewijs voor is, maar het idee genoot van meet af aan een bijna religieuze status. Vanaf dat moment werd vet gedemoniseerd. Zelfs diabeten (type 2) krijgen tegenwoordig het advies om koolhydraten te eten, terwijl al het wetenschappelijk onderzoek suggereert dat dit monstrueuze consequenties moet hebben,’’ zegt Taubes. ,,Het ironische is dat ongeveer op hetzelfde moment ook sterke aanwijzingen opdoken dat hart- en vaatziekten juist worden veroorzaakt door de overdreven hoeveelheid geraffineerde koolhydraten in onze voeding en dat vet feitelijk juist beschermt. Maar de wetenschappers die dat vaststelden, zaten met een onmogelijke boodschap. Ik sprak voor mijn boek ondermeer met cholesterolspecialist Ronald Krauss van de Berkeley Universiteit. Die zei: ‘Pasta, rijst, koek, brood, gebak, suiker, dát zijn de items die voor een gevaarlijk cholesterolprofiel zorgen. En die zeer waarschijnlijk overgewicht, diabetes en hartziekten veroorzaken. Dat is zo klaar als een klontje. Ik mag dat gerust constateren in wetenschappelijke artikelen die niemand leest, maar ik moet het niet in mijn hoofd halen om het in het openbaar te zeggen.’ Wetenschappers kunnen niet openlijk zeggen waar het op staat. Namelijk dat mensen minder geraffineerde koolhydraten en vooral minder suiker moeten eten om hun risico op overgewicht, diabetes en hart- en vaatziekten te verkleinen. Als ze dat doen, liggen ze er uit.’’



bron: AD
Dit artikel afdrukken