Laten we weer eens een uitgekauwd onderwerp aan de kaak stellen: verzadigd vet. Dat klinkt misschien raar, maar het onderwerp blijft nu eenmaal een hoofdrol eisen. De voedingsadviezen worden nog altijd voor een belangrijk deel vorm gegeven vanuit het idee dat verzadigd vet ongezond is, zoals een recent interview met Astrid Postma-Smeets (tot voor kort woordvoerder van het Voedingscentrum) in Vrouw en de tweet-draad daarover laten zien.

De richtlijnen van de Gezondheidsraad
Begin 2016, enkele maanden na het verschijnen van de Richtlijnen Goede Voeding 2015, stelde ik het Voedingscentrum de vraag waarom we geen volle yoghurt mochten. In de Richtlijnen Goede Voeding 2015 schreef de Gezondheidsraad namelijk:

    “In de richtlijnen uit 2006 was de aanbeveling om minder dan 10 energieprocent verzadigde vetzuren te gebruiken. Omdat de bewijsvoering voor het gezondheidseffect gebaseerd is op de vervanging van verzadigde door cis-onverzadigde vetzuren, heeft de commissie de richtlijn nu geformuleerd in termen van vervanging.”
Daarmee was de oude norm om maximaal tien procent van de dagelijkse energie-inname (10 en%) te laten komen uit verzadigd vet losgelaten. Op die norm waren veel adviezen van het Voedingscentrum gebaseerd, waaronder het advies tegen volle yoghurt. Maar het Voedingscentrum plaatst volle yoghurt (of bijvoorbeeld brie) nu, aan de vooravond van 2020, nog altijd buiten de Schijf van Vijfomdat het te veel verzadigd vet bevat”.

Voedingscentrum: advies via een omweg
In de commentaren bij voorgenoemd stuk legde het Voedingscentrum bij monde van Astrid Postma-Smeets uit hoe het Voedingscentrum tot haar advies was gekomen. Het Voedingscentrum bleek de Gezondheidsraad geconsulteerd te hebben. De twee instanties spraken af dat het Voedingscentrum de tijdelijke voedingsnormen zou gebruiken bij het samenstellen van zijn adviezen, waaronder de tijdelijke norm van maximaal 10 en% verzadigd vet.

De Gezondheidsraad gaf in 2015 tijdelijke normen af, omdat haar normen over voedingsstoffen nog niet herzien waren na het verschijnen van de Richtlijnen Goede Voeding 2015. De tijdelijke norm is nog steeds van kracht en de Gezondheidsraad hanteert daarbij “recente Nederlandse normen, aangevuld met normen van de Nordic Council, het Amerikaanse Institute of Medicine (IOM) of de EFSA”. Erg recent is de Nederlandse norm over verzadigd vet overigens niet, die stamt uit 2001.

Het is interessant om te achterhalen hoe de tijdelijke norm van 10 en% verzadigd vet op basis van voorgenoemde bronnen tot stand komt. Eén van de drie internationale normen (de Nordic Nutrition Recommendation) noemt die 10 en%, maar de andere twee niet. De meest prominente norm is die van de EFSA en die verwijst weer naar andere normen. Het is een wirwar, die er grafisch als volgt uitziet (pinch of klik op het figuur om de tekst te kunnen lezen):



Ondanks het ratjetoe aan verwijzingen over en weer, kunnen uit de analyse van deze normen twee conclusies getrokken worden:
    1. Geen enkele norm heeft een fysiologische basis voor de bovengrens van 10 en% voor verzadigd vet. Veel normen geven zelfs helemaal geen onderbouwing van die grens, maar stellen hem gewoon.
    2. Alle normen baseren hun aanbeveling op studies waarin verzadigd vet door onverzadigd vet is vervangen.
Tegenspraak
De twee conclusies laten zien dat er iets merkwaardigs aan de hand is. De norm van 10 en% wordt in de praktijk gehanteerd als een harde grens en er wordt volop mee gerekend bij de samenstelling van bijvoorbeeld de Schijf van Vijf, terwijl de biologische basis voor het getal volkomen blijkt te ontbreken. Waarom is het geen 5 en%, 12 en%, 8.7 en%, of 15 en%?

Nog belangrijker voor de Schijf van Vijf is dat alle normen zich baseren op vervangingsstudies. Dat was nu juist de reden voor de Gezondheidsraad was om in de Richtlijnen Goede Voeding 2015 af te stappen van een algemeen advies tegen verzadigd vet en de richtlijn te formuleren in termen van vervanging.

Met de opkomst van door autoriteiten uitgebrachte voedingsadviezen lijkt een vertragende kracht in het spel gekomen. Ideeën raken verankerd in richtlijnen en normen en zodat ze onuitwisbaar worden
Er is met de tijdelijke voedingsnormen en de verwijzing naar internationale normen een heel vreemde situatie ontstaan waarin de Gezondheidsraad zichzelf tegenspreekt. Enerzijds stelt de Gezondheidsraad dat zij alleen maar een richtlijn kan geven over het vervangen van boter door plantaardige oliën en margarine, omdat alleen voor zo’n vervanging wetenschappelijke aanwijzingen zijn van voldoende kwaliteit. Anderzijds hanteert zij een tijdelijke norm die op grond van precies dezelfde vervangingsstudies via een omweg toch een algemene aanbeveling over de hoeveelheid verzadigd vet in onze voeding geeft. Zo werkt de raad de verwarring in de hand.

Zichzelf in stand houdend idee
Over het krampachtige hinken op twee gedachten valt misschien nog wel te glimlachen, maar het wijst op een ernstiger probleem. Het welbekende concept paradigma van de wetenschapsfilosoof Thomas Kuhn beschrijft dat ideeën algemeen geaccepteerd blijven tot ze onhoudbaar worden. Dat gebeurt pas als steeds meer waarnemingen in tegenspraak met zo’n idee blijken te zijn. Pas dan wordt het idee, na enige tijd, vervangen door een nieuw concept waar de wetenschappelijke gemeenschap van uitgaat. Er vindt dan, zoals de Engelse taal het mooi uitdrukt, een paradigm shift plaats, een overgang naar een nieuwe denkwijze. Met de opkomst van door autoriteiten uitgebrachte voedingsadviezen lijkt een vertragende kracht in het spel gekomen. Ideeën raken verankerd in richtlijnen en normen en zodat ze onuitwisbaar worden.

Reeds in 2015 stelde de Gezondheidsraad vast dat vervangingsstudies geen basis vormen voor een algemene ban op voedingsmiddelen waar verzadig vet in zit, maar op het randje van 2020 hinken we nog steeds met een norm die een bepalende rol speelt in de Schijf van Vijf. Bovendien heeft staatsecretaris Blokhuis onlangs bepaald dat Nutri-Score als front-of-pack label in Nederland wordt ingevoerd. Eén van de vier factoren die negatieve punten opleveren in het Nutri-Score algoritme is de hoeveelheid verzadigd vet.

Stelt u zich eens voor wat er met de Schijf van Vijf en de boodschap van het Voedingscentrum zou gebeuren als zij verzadigd vet niet meer zou beschouwen als een voedingsstof die je als zodanig moet minimaliseren
Ook hier worden vervangingsstudies, waar op zich al voldoende op aan te merken is, veel breder geïnterpreteerd dan de aanwijzingen toelaten en toegepast als reden om verzadigd vet als zodanig als ongezond te beschouwen. De staatssecretaris wil dat Nutri-Score eerst zodanig herzien wordt dat deze in overeenstemming wordt met de Schijf van Vijf, maar laatstgenoemde is zelf al jaren aan een grondige herziening toe met betrekking tot verzadigd vet. Als we niet oppassen wordt een kreupel idee, dat de Gezondheidsraad in 2015 al afwees, nog verder verankerd in officiële adviezen.

De betekenis van autoriteit
Stelt u zich eens voor wat er met de Schijf van Vijf en de boodschap van het Voedingscentrum zou gebeuren als zij verzadigd vet niet meer zou beschouwen als een voedingsstof die je als zodanig moet minimaliseren. Volle yoghurt en brie veranderen dan ineens van producten die buiten de Schijf van Vijf vallen in voedingsmiddelen die er volop binnen vallen. Dat is natuurlijk wel een beetje een lastige boodschap na decennia dergelijke producten te hebben afgeraden. Hoe betrouwbaar zijn die voedingsadviezen als ze 180 graden kunnen veranderen? En hoe betrouwbaar is een instantie die het ontraden van producten met veel verzadigd vet met hand en tand verdedigde onder verwijzing naar wetenschap? Maar de omgekeerde vraag geldt ook: hoe betrouwbaar is een autoriteit als ze hardnekkig vasthoudt aan kreupele uitgangspunten?

Het argument kan nog verder op de spits worden gedreven. Stelt u zich eens voor wat het zou betekenen voor Nutri-Score als de Schijf van Vijf geen producten meer uit zou sluiten louter op basis van hun gehalte aan verzadigd vet? Nutri-Score moet nu immers in overeenstemming gebracht worden met de Schijf van Vijf, maar het gehalte aan verzadigd vet is een kernaspect van het Nutri-Score algoritme. Het behalen van overeenstemming met de Schijf van Vijf kan in dat geval niet langer door gebruikmaking van uitzonderingsregels, zoals dat bij veel andere afwijkingen van de Schijf van Vijf wel zou kunnen. Zo’n aanpassing vereist een wijziging van de kern van Nutri-Score. Maar let wel, Nutri-Score wordt al breed toegepast in de ons omringende landen. Een aanpassing van de kern van het algoritme zou betekenen dat een groot aantal producten ineens een andere classificatie zouden krijgen en dus van kleur en lettercode zouden verschieten.

Zo’n verandering zou een forse impact hebben op zowel het vertrouwen in het logo als zoiets praktisch dat talloze verpakkingen na herclassificatie vervangen dienen te worden. De Nutri-Score staat voor dezelfde onmogelijke keuze, waarbij de makers van het logo zich enerzijds moeten afvragen hoe betrouwbaar het is als ze ineens de kern zouden veranderen, of anderzijds als ze het blijven baseren op kreupele uitgangspunten.

Het probleem van wankele wetenschap als basis van autoritaire adviezen
Dit krijg je als autoriteiten wetenschap met een lage graad van zekerheid gebruiken als basis voor adviezen. Het is dan wachten op herziening van de inzichten, maar als de eerdere adviezen geflankeerd werden door uitstraling van autoriteit, dan leiden dergelijke nieuwe inzichten onherroepelijk tot een probleem. Linksom of rechtsom doet het namelijk afbreuk aan de betrouwbaarheid van die autoriteit. Niet voor niets haalde Kuhn het geval van kardinaal Bellarmino aan die zich verzette tegen Galileo’s theorie van de aarde als bol die rond de zon draait, omdat die theorie het vertrouwen in de leer van de Kerk zou aantasten.

Misschien is dat wel de reden dat de Gezondheidsraad niet al teveel haast maakt met het herzien van haar voedingsnorm voor o.a. verzadigd vet. Ze herhaalt de mededeling hieraan te zullen werken in haar werkprogramma’s van 2018, 2019, en 2020, en zegt daarbij te wachten op de jongste normen van de EFSA. Die heeft recent vol trots aangekondigd dat ze na tien jaar eindelijk haar update van de voedingsnormen van een stuk of dertig stofjes rond heeft. De grootste uitdaging vonden de auteurs om de wetenschappelijke literatuur af te wegen. Met de lage zekerheidsgraad van veel conclusies uit voedingsonderzoek is dat niet verwonderlijk.

De verdere verankering de 10 en% verzadigd vet grens in autoritaire voedingsnormen verkleint de kans dat het onderliggende idee losgelaten wordt steeds verder. De aarde moet plat blijven om het vertrouwen in de normen niet te schaden
Een probleem is dat als commissies met een missie op pad gestuurd worden om normen vast te stellen, ze niet de vraag proberen te beantwoorden óf er een wetenschappelijke onderbouwing is om een norm te stellen; ze worden door de vraagstelling als het ware geforceerd om er vanuit te gaan dát er een norm gesteld kan en zal worden. Het resultaat wordt nu door de EFSA gepresenteerd als een norm die is gebaseerd op een uitgebreide en zeer gedegen review van de wetenschappelijke literatuur. De omvang en kwaliteit van de review betekent echter niet dat het uitgangspunt (dát er een norm voor individuele stoffen valt te stellen) een hoge graad van zekerheid heeft, en sluit niet uit dat vooronderstellingen en dogma’s een bepalende rol spelen in het beeld dat uit de wetenschappelijke literatuur naar voren komt. Wat dat laatste betreft geldt immers dat hoe sterker een idee zich in de wetenschappelijke gemeenschap genesteld heeft, hoe meer onderzoek er naar gedaan zal zijn.

Door het uitgesproken autoritaire karakter waarmee de EFSA normen gepresenteerd worden, is er echter vrijwel geen ruimte voor twijfels van critici. De gezaghebbendheid zelf is het antwoord op vragen zoals hoe realistisch het is om stoffen separaat te beoordelen, hoe zeker de wetenschappelijke conclusies zijn waar een en ander op gebaseerd wordt, en of de interpretatie van de onderzoeken niet te ruim is. Dat laatste is precies het eeuwige punt van discussie over verzadigd vet. De verdere verankering de 10 en% verzadigd vet grens in autoritaire voedingsnormen verkleint de kans dat het onderliggende idee losgelaten wordt steeds verder. De aarde moet plat blijven om het vertrouwen in de normen niet te schaden.

Er is een keuze nodig
De voedingsautoriteiten en overheid zitten, zo blijkt, in een impasse. Een oplossing zou kunnen zijn om enkel en alleen adviezen af te geven die gebaseerd zijn op wetenschappelijke conclusies met een hoge graad van zekerheid. Dan blijft er niet zoveel over, zoals de slechts 16 richtlijnen uit de Richtlijnen Goede Voeding 2015 laat zien. Maar is dat erg? Ik denk dat het een stuk minder schadelijk is voor zowel het vertrouwen van de burger in de autoriteiten die de adviezen afgeven, als voor de volksgezondheid. Ik maak mij echter geen illusies, de kans is klein dat autoriteiten zoals het Voedingscentrum voor deze oplossing zullen kiezen.

Als de Gezondheidsraad of staatssecretaris geen keuze maken en doormodderen met de huidige zichzelf tegensprekende aanpak, dan wordt de problematiek doorgeschoven. We mogen hopen dat onze autoriteiten geleerd hebben van ervaringen uit het verleden
De keuze moet gemaakt worden op het niveau van de Gezondheidsraad en staatssecretaris Blokhuis als verantwoordelijke bestuurder in het publieke belang. Zet de Gezondheidsraad haar strakke methodologische aanpak door en schrapt zij resoluut de 10 en% norm voor verzadigd vet? Kiest Blokhuis voor een sterkere basis onder het voedselkeuzelogo, of voor een wankel kaartenhuis waar voortdurend gaten in worden geschoten? Als de staatssecretaris het eerste wenst, dan zal eerst de Gezondheidsraad haar norm voor verzadigd vet moeten updaten. Daarna moet het Voedingscentrum de Schijf van Vijf herzien. Vervolgens kan het Nutri-Score algoritme pas in overeenstemming worden gebracht met die herziene Schijf van Vijf.

Als de Gezondheidsraad of staatssecretaris geen keuze maken en doormodderen met de huidige zichzelf tegensprekende aanpak, dan wordt de problematiek doorgeschoven. We mogen hopen dat onze autoriteiten geleerd hebben van ervaringen uit het verleden. Denk aan de onvermijdelijke winst van Galileo tegen Bellarmino, omdat Galileo’s theorie meer verschijnselen in de werkelijkheid met succes kon verklaren en voorspellen. Of denk aan bijvoorbeeld het stikstofdossier, waarin de overheid een politiek gewenste werkelijkheid construeerde en daar jarenlang aan bleef vasthouden, terwijl critici van meet af aan voorspelden dat die juridisch onhoudbaar was. De gedroomde werkelijkheid hield geen stand, in het geval van stikstof door een uitspraak van de Raad van State, maar het doorgeschoven probleem ontwikkelde zich tot een bestuurlijke crisis. Ik hoop dat de Gezondheidsraad en staatssecretaris Blokhuis zich realiseren dat doorschuiven ook bij voedingsnormen ervoor zorgt dat het probleem in de toekomst alleen maar groter wordt. Ik wens hen veel wijsheid toe in 2020.
Dit artikel afdrukken