Dat zegt Jonathan Foley, directeur van het Institute on the Environment van de University of Minnesota. Hij stelt dat het denken in termen van een landbouw die door middel van high tech en genetisch gemanipuleerde gewassen de wereld moet voeden, uitgaat van een valse veronderstelling.

In de wereld komen drie tot vier miljard mensen extra tot de rijkdom die de Westers georiënteerde samenlevingen sinds de Industriële Revolutie hebben kunnen opbouwen. Het betekent dat hun menu veel meer vlees zal gaan bevatten en dat de helft van hun beschikbare voedsel zal worden weggegooid. Door afval te beperken en niet te kiezen voor een vleesrijk menu zijn geen nieuwe sprongen in landbouwtechniek nodig, zegt Foley.

Afhankelijk van de diersoort vergt vlees door de conversie van plantaardig voedsel in eiwitrijk voedsel 2 tot 6 (en meer) factoren extra landbouwgrond, cq. rendement per hectare voorzover er onvoldoende landbouwgrond meer beschikbaar is. Door niet op vlees over te stappen zouden de extra rendementen die de basis vormen voor het streven naar de toepassing van meer (genetische) techniek geen argument meer zijn om daar op in te blijven zetten.

Foley stelt zich niet de vraag hoe in Westerse tradities opgegroeide maatschappijtheoretici deze visie kunnen opleggen aan mensen uit andere culturen en gaat uit van een door rede en technisch inzicht bepaalde samenleving. Evenmin geeft hij ruimte voor een inzicht dat in de voedingswetenschappen begint door te dringen: mensen doen het goed op groenten en eiwitrijkere menu's. Welke consequentie hebben dergelijke jonge inzichten voor de landbouw?

The Ecologist nam gisteren Foley's artikel over dat op 12 november verscheen op ensia.com.
Dit artikel afdrukken