Over het algemeen vragen onderzoekers aan de respondenten om een zogeheten Food Frequency Questionnaire (een voedingsvragenlijst om de gemiddelde portiegrootte en frequentie van de voedsel- en drankinname van de afgelopen maand vast te stellen) in te vullen. De vraag die de respondent voor een sapje moet beantwoorden, luidt: 'Hoe vaak en hoeveel vruchtensap heb je de afgelopen maand gedronken?'
Zo'n vraag helpt onderzoekers niet om te ontdekken of er verschil is tussen gebruikers van 100% vruchtensap met alleen natuurlijke suikers en die van <100% vruchtensap met toegevoegde suikers. Het komt ook voor dat onderzoekers beide soorten (mét extra suiker en zonder) vruchtensappen wel degelijk apart in de vragenlijst opnemen, maar dat respondenten zelf het verschil niet goed weten. Daar komt nog eens bij dat consumenten zich hun gebruik niet zo goed herinneren en zich soms vergissen tussen die twee. Hun antwoorden zijn dan ook niet zonder meer feiten over hun daadwerkelijke consumptie.
Natuurlijke suikers en aangezoet op één hoop
Voor het laatste rapport van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) over suikergebruik zijn 100% vruchtensap en <100% vruchtensap samengevoegd in één categorie voor de meta-analyse van tien cohortstudies. De twee belangrijkste redenen voor deze beslissing van het onderzoeksteam van de EFSA waren: 1) 'De respondent heeft niet de kennis om vruchtennectar van toegevoegde suiker te onderscheiden' en 2) '100% vruchtensap en <100% vruchtensap verschillen qua gehalte aan toegevoegde suikers, maar de hoeveelheid vrije suikers is hetzelfde'. De EFSA concludeerde vervolgens dat het consumeren van 100% vruchtensap een duidelijk te constateren positief verband heeft met het ontwikkelen van diabetes type 2 en obesitas. Canadese onderzoekers vonden het onjuist om puur sap en met suiker aangezoet sap op één hoop te gooien. Daarom trokken ze de data van de onderzoeken opnieuw door hun analysetools
Zelfde data, twee verschillende conclusies
Bij de heranalyse van het EFSA-rapport gebruikten de Canadezen dezelfde tien cohortstudies, maar deelden die in in de categorieën 100% vruchtensap en ongedefinieerd vruchtensap (met een samenstelling die onduidelijk is omdat niet bekend is of het om puur of met suiker aangezoet sap ging). Uit dit onderzoek blijkt dat het risico op diabetes type 2 en obesitas hoger is bij het drinken van <100% vruchtensap ten opzichte van een controlegroep die geen vruchtensap drinkt. Het risico op obesitas en diabetes type 2 neemt toe per extra portie (250 ml). Dit risico is niet te vinden bij wie 100% vruchtensap drinkt. Die conclusie staat haaks op die van de EFSA.
Uitspraken van een autoriteit, zoals in dit geval de EFSA, bepalen de publieke opinie. Daarom is het belangrijk om onderzoek te herhalen en kritisch te blijven kijken naar hoe conclusies tot stand komenVoor alle duidelijkheid: de Canadezen kunnen niet zeggen dat er géén verband is of dat sap gezond is. Wel stellen ze vast dat er geen direct verband is tussen de consumptie van 100% vruchtensap en een verhoogd risico op diabetes type 2 en obesitas. Bij een portie van 250 ml 100% vruchtensap zagen de onderzoekers geen verhoogd risico op obesitas en diabetes type 2. Wel zagen ze dat het risico stijgt bij een verdubbeling van de porties.
De Canadese onderzoekers keken ook naar veranderingen in lichaamsgewicht. Het drinken van beide soorten vruchtensap kan leiden tot een lichte gewichtstoename. Of dit problematisch is voor je gezondheid, hangt af van je algehele voedings- en leefpatroon. Het trekken van conclusies over voedsel in relatie tot gezondheid blijft moeilijk vanwege het stofjesdenken waar voedingsonderzoek veelal in vast blijft zitten.
Deze twee onderzoeken laten zien dat een meta-analyse van dezelfde studies tot heel verschillende resultaten kan leiden. Te constateren valt dat niet de werkelijkheid, maar de onderzoeksmethode bepalend is voor de uitkomsten. Uitspraken van een autoriteit, zoals in dit geval de EFSA, bepalen de publieke opinie. Daarom is het belangrijk om onderzoek te herhalen en kritisch te blijven kijken naar de manier waarop conclusies tot stand komen.
Op 2 oktober krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
To the Point:
#1: het is maar de vraag of een klein glas geen 2 grote glazen mag zijn...
Wat compenseert blijkbaar voor de suiker? De andere inhoudsstoffen (micro nutriënten).
Wanneer houdt die compensatie op?
En tussen vruchtensappen (mixen) zijn grote verschillen aan inhoud in micronutriënten met bessensappen voorop als enorme gezondheidsboosters.... geklaard appelsap (waar de waardevolle stoffen Quercetineglycosides, Cyanidinegalactoside, Phloridzin en Catechines nagenoeg ontbreken) aan de andere kant van het spectrum weinig waarde (veel mixen bevatten voor de helft dit appelsap... maar als daar 25% uiterst waardevol zwarte bessensap bij zit?).
Zelfs tussen diverse sinasappelsappen zijn verschillen.
De rol van vezels hierin niet erg groot mijns inziens... als je al genoeg vezels uit andere bronnen binnenkrijgt. Al blijft een handsinasappel (topper wilde braam komt eraan) te prefereren natuurlijk. Kauwen belangrijk ook. Maar dat is geen (langzaam als met een rietje.. de mondreceptoren blijven belangrijk.. zoals Vogel in 1956 al beschreef, zonder die mRNA kennis van nu) drinken.
ps suikers zijn tot op zekere hoogte zelfs behulpzaam bij het opnemen van flavonoïden... zoals in sterke thee (de Arabieren niet verkeerd hierin dus in hun millennia traditie). Langzaam drinken uit kleine glazen hoort daar ook bij.
#10, Dennis, dat is een gewetensvraag aan voedingsonderzoekers. In het kader van een sociologisch onderzoek naar de gevoelens van voedingsonderzoekers over hun eigen vakgebied (we publiceren het komend najaar) zei een onderzoeker die een groot deel van de geschiedenis van de afgelopen 50 jaar epidemiologie goed kent ons dat epidemiologisch onderzoek (= het bovenstaande) zinloos is om twee redenen:
- je weet niet wat je aan de uitkomsten hebt omdat het veldwerk niet herhaald wordt;
- het is veel te duur om goed veldwerk te kunnen doen (aantallen respondenten, looptijden, precisie van data) en als er dus wat uitkomt, weet je nog niks omdat het niet herhaald wordt.
Wat heb je aan data van suikerinname wanneer je geen data hebt van het suikerverbruik van iemands lichaam. Aan de hand van mijn dagelijkse hoeveelheid bewegen en spierarbeid (met soms het zweet op de rug) stuur ik mijn suikerinname. Bij veel bewegen en verrichten arbeid verhoog ik mijn dagelijkse suikerinname en bij de luiwammes uithangen verlaag ik mijn suikerinname weer. Bloedonderzoeken hebben bij mij aangetoond dat mijn bloedsuikers stijgen wanneer ik weinig beweeg en arbeid verricht en de bloedsuikers weer dalen wanneer ik weer meer beweeg en arbeid. Ik ben nogal een zoetekauw, maar daar staat tegenover dat mijn lichaam ook veel suiker verbruikt/verbrandt bij mijn dagelijks veel bewegen en verrichten arbeid van diverse soort.
Op 20-jarige leeftijd heb ik voor mijn zeemansloopbaan een uniform als maatpak laten aanmeten en ook bewaard. (nog kwaliteitskleding! ) Nu op nagenoeg 75-jarige leeftijd past mij dat uniform nog steeds! Niet best voor mij wanneer ik suikerinname zou moeten aanpassen volgens de criteria van de publieke opinie. Dat kan ik gelukkig zelf regelen. Mijn conclusie is dat het qua suikerinname nogal wat uitmaakt of je een dagelijkse luiwammes bent of iemand die dagelijks veel beweegt en spierarbeid verricht. Evenzo voor het risico om diabetes te krijgen of obees te zijn.
Als je uiteindelijk naar de grootte van de correlaties kijkt, is het misschien nog eenvoudiger: een factor in de ordegrootte 1.2 (20% verhoging vh risico) zegt niks. Daarmee kan zomaar 80% van alle conclusies en adviezen de prullenbak in. Ook die EFSA, ook die van de Canadezen voor niet-sap.
Uitzoomend kun je je afvragen waarom onderzoekers ooit conclusies zijn gaan accepteren als waarheid bij zulke kleine coëfficiënten. Ik vermoed dat statistische analyses keer op keer zulke kleine coëfficiënten opleverden en men, met als doel toch íets over de effecten van voeding te zeggen, is gaan accepteren dat dergelijke kleine getallen nu eenmaal het maximale is wat de analyses opleveren. Nadat dat geaccepteerd werd, kon men waarde gaan hechten aan de uitkomsten (i.p.v. te concluderen dat het onderzoek wéér niks had opgeleverd) en vervolgens gingen die conclusies een eigen leven leiden als adviezen. Ik vermoed dat zoiets gebeurd moet zijn, want een beetje analyst zou een factor van bijvoorbeeld 1.2, en waarvan de data ook nog enorme spreiding vertoont, simpelweg niet als resultaat met enige voorspellende waarde zien.
Dat bedoelt Luca ook niet te zeggen, Dennis. Wel dit: met dezelfde beschikbare data maar een andere vraagstelling de boel bekijken als fruit ipv suiker. En dan valt het een en ander aan data af.
Natuurlijk heb je gelijk: vraag, kwaliteit van data (want wat zeggen die vragenlijsten nou helemaal?) en het aantal datapunten zijn bepalend voor wat je ontdekt.