'Nultoleranties' houden de gemoederen al lange tijd bezig. In 2001 kwam de term in het publieke vizier toen in garnalen geïmporteerd vanuit Azië kleine hoeveelheden van het antibioticum chlooramfenicol werden gevonden (1 – 10 µg/kg). Grenzen werden gesloten. In laboratoria werden overuren gemaakt met als resultaat, dat vele tonnen aan goed voedsel werden vernietigd.

Recent zijn we opnieuw geconfronteerd met het nultolerantiebeleid. Nu in de vleeskalverhouderij. Het antibioticum furazolidon is nu de boosdoener dat wordt aangetoond via een omzettingsproduct (AOZ).

Naïef wereldbeeld
Bij de invoering van nultoleranties, vanwege vermeende kankerverwekkende stofeigenschappen bij elke dosis, hoe klein ook, gold de regel dat er niets aan verboden antibiotica mocht worden gedetecteerd. Dat had een politiek naïeve achtergrond: als je het niet kon meten, zat het er niet in en dan was er niet gerommeld met de voedselproductie. Met nultoleranties kun je dus, zo gaat de gedachte, frauduleus antibioticagebruik bestrijden. En omdat analytische detectiegrenzen toentertijd zo rond de milligrammen per kg product (‘parts per million’) lagen kon dit naïeve wereldbeeld makkelijk in stand worden gehouden. De burger kon rustig slapen.

Maar mijn collega's in de analytische chemie hebben nooit stil gezeten. De detectielimieten van analytische apparatuur kennen sinds het begin van het vakgebied een dalende trend. ‘Parts per million’ (ppm; milligram per kilogram product) en ‘parts per billion’ (ppb; microgram per kilogram product) zijn analytisch reeds ingehaald door ‘parts per trillion’ (ppt; nanogram per kilogram product) en lager. En die trend gaat door..

Meetbaarheids versus schadelijkheid
Het feit dat voor een aantal niet-toegestane antibiotica –bv chlooramfenicol, nitrofuranen (waaronder furazolidon)- een nultolerantie geldt, heeft als consequentie dat de chemisch-analytische technologie leidend is in de bepaling of voedsel als wel of niet veilig kan worden aangemerkt. Dat betekent dat niet het gegeven of een bepaald blootstellingsniveau aan een verboden antibioticum schade met zich meebrengt, maar de meetbaarheid daarvan is maatgevend voor stoffen met een nultolerantie.

Die maatgevendheid voor veiligheid is voor de verboden antibiotica vastgelegd in een zogenaamde MRPL: de ‘minimum required performance limit’. Dat is het detectieniveau dat een geaccrediteerd Europees laboratorium minimaal moet kunnen halen. Voor furazolidon geldt een MRPL van 1µg/kg; voor chlooramfenicol is dat 0.3 µg/kg.

Nul bestaat niet
De nultolerantie is in tal van opzichten heilloos, onhoudbaar en vormt daarnaast een bedreiging voor de volksgezondheid.

Allereerst is het zo dat ‘nul’ niet bestaat. Dat komt door de Tweede Hoofdwet van de thermodynamica, een fundamentele natuurwet. Hier betekent die wet dat alle chemische stoffen, of ze nu synthetisch zijn of niet, zich altijd zullen verspreiden totdat die stoffen gelijkmatig zijn verdeeld in de wereld (entropie). De populaire versie van dit principe is het bekende verhaal dat ieder van ons eens een aantal moleculen heeft ingeademd (of dat nog zal doen) die ook Leonardo Da Vinci’s longen zijn gepasseerd. Nu we steeds lagere concentraties kunnen meten komt deze wetmatigheid steeds scherper in beeld.

Onzalig uitgangspunt
Eén van de consequenties van onze steeds gedetailleerdere metingen is dat stoffen waarvan we dachten dat ze alleen synthetisch waren, ook een (meetbare) natuurlijke oorsprong blijken te kunnen hebben. Hoewel altijd werd beweerd dat meetbare hoeveelheden chlooramfenicol in voeding illegaal waren toegevoegd, is recent bijvoorbeeld onomstotelijk vast komen te staan dat dit antibioticum ook een meetbare natuurlijke oorsprong in voeding kan hebben. Een aantal collega’s en ikzelf hadden dat al in 2003 opgemerkt, maar dat werd toen als fabeltje afgedaan. De stelling is eenvoudig te verdedigen dat voor elke menselijk gemaakte synthetische stof ooit een natuurlijke bron zal worden gevonden. Als je maar lang en laag genoeg met kennis van zaken meet.

Natte droom en wantrouwen: nocebo-effect
Als we dan toch bepaalde stoffen niet in onze voeding willen hebben is een nultolerantie een wel heel onzalig uitgangspunt. Zoals gezegd, analytisch-chemici hebben laten zien steeds lagere concentraties te kunnen meten. En aangezien nul niet bestaat, vereist een wettelijke nultolerantie in feite een eindeloze inspanning om steeds lagere concentraties te meten en de wet daaraan aan te passen. Daarmee neemt de onzekerheid toe wat betreft de bronnen van gevonden ‘verboden’ stoffen. Zijn ze natuurlijk? Synthetisch? Beide? Hoe komen ze in onze voeding terecht? Waar komen ze vandaan?
De nultolerantie zet aan tot het zoeken naar stoffen die, los van de dosis, als gevaarlijk worden beschouwd en mogelijk in voedsel aanwezig kunnen zijn, maar nooit eerder werden gedetecteerd.

Daarmee neemt de onzekerheid voor de consument steeds verder toe. Wat is veilig? Wat is gevaarlijk? Wat moet ik eten en wat juist niet? Beleid dat uitgaat van nultolerantie is ongezond voor de burger en het bedrijfsleven omdat we uiteindelijk altijd iets kunnen vinden dat niet in de haak is. Het drijft de vrees voor tal van gezonde voedingsmiddelen en voedt het nocebo-effect: angst maakt ziek. Nultolerantie ondermijnt dan ook het vertrouwen in de voedingsmiddelenindustrie.

Aan de andere kant is nultolerantiebeleid de natte droom van menig politicus en wetenschapper. Er kan namelijk een eindeloze stroom aan beleid en wetenschappelijke studies worden geproduceerd voor steeds meer stoffen die bij steeds lagere concentraties worden gevonden. De boodschap die daarmee wordt afgegeven is simpel en effectief: wij (politicus, wetenschapper) staan klaar ten behoeve van de veiligheid van de consument (los van de vraag of dat waar is). Awareness voor stoffen in onze voeding (of andere risico’s) wordt zo aangewakkerd door dezelfde instituties die daarvoor onderzoek en beleid in het leven roepen. Deze samenleving-ondermijnende cyclus is al menigmaal blootgelegd in wetenschappelijke studies: de risico-averse voorzorgcultuur in actie.

Kankerverwekkend, maar gezond
Blijft de vraag of het toch niet verstandig is bepaalde stoffen die mogelijk kankerverwekkend zijn te weren uit voeding aangezien geen enkele dosis veilig zou zijn. Dat is een veelgehoorde, maar misplaatste vraag. Onze voeding zit namelijk van nature vol met kankerverwekkende stoffen. Voor een chemicus is voeding een prachtige speeltuin waarin de mooiste chemische verbindingen in een schier eindeloze variatie met tal van biologische effecten voorbijkomen. Voeding is chemie! En wat blijkt? onze gezondheid neemt toe naarmate we gevarieerder eten, en dus meer chemische stoffen - inclusief de ‘nare soorten’ - binnenkrijgen. Er is steeds meer wetenschappelijk bewijs dat wij in kleine hoeveelheden van die ‘nare’ stoffen gebruiken om gezond te blijven. Niemand laat zijn of haar cappuccino staan omdat daar benzopyreen in zit, een zeer kankerverwekkend molecuul dat ontstaat bij het branden van de koffiebonen. En voor alle duidelijkheid: dat is ook totaal niet nodig. Nultolerantie is dan ook een onzalige idée fixe van het schadelijkste soort.

Fotocedits: Best.Sign.Ever, uitsnede, memebinge
Dit artikel afdrukken