Er zijn enkele boeren die wereldwijd als helden worden vereerd door de food movement, omdat ze productiviteit, duurzaamheid, winstgevendheid en maatschappelijke relevantie lijken te combineren, in een bedrijf dat ook nog eens aantrekkelijk oogt. Een daarvan is Joel Salatin, wiens succes vooral schuilt in de geraffineerde manier waarop hij allerlei soorten dieren continu verplaatst over zijn bedrijf. Mede dankzij een grote aanvoer van kippenvoer weet hij zijn bedrijf tot zeer hoge productiviteit te brengen, met behoud van dierenwelzijn, voedingskwaliteit en landschappelijke schoonheid.

Ik gebruik dieren als managers van het systeem
New Forest Farm
De boer die eergisteren in de Rode Hoed sprak, is de nieuwe held, een soort tegenhanger van Salatin: Mark Shepard. Deze eveneens Amerikaanse boer runt sinds 1995 de New Forest Farm in Wisconsin, waar hij permacultuur commercieel in de praktijk brengt op 41 hectare. Niet het verplaatsen van dieren is zijn geheim, maar het inzetten van allerlei soorten bomen en meerjarige gewassen die voedsel voortbrengen, inclusief paddenstoelen. Dit wisselt hij af met eenjarige gewassen en kleine aantallen koeien, varkens, kalkoenen, schapen en kippen. "Ik gebruik dieren als managers van het systeem." Snoeien doet hij niet. In plaats daarvan plant hij een variëteit aan bomen en struiken aan, en selecteert de gewassen die zichzelf in stand houden en productief zijn.

Herstellende landbouw
Shepard begon op een stuk land waar maïs en soja was geteeld, met rode kleiige grond en een laag gehalte organische stof, en wist dit in de loop van 20 jaar met 2 tot 3% te verhogen. Hij vergrootte ook de biodiversiteit, verbeterde het watermanagement, en maakte het landschap aantrekkelijker. In 2013 publiceerde hij het boek "Restoration Agriculture" waarin hij zijn aanpak uit de doeken doet. In Nederland werd het boek uitgebracht als Herstellende landbouw. Felix Rottenberg prees het boek in de Rode Hoed hartstochtelijk. "Ik heb het al twee keer gelezen."

Ik kan mijn rekeningen betalen, zonder subsidie, in tegenstelling tot alle andere boeren in mijn omgeving
Verdienmodel
Een overeenkomst tussen Salatin en Shepard, zo bleek tijdens de lezing, is hun nadruk op een goed verdienmodel. Bij Shepard zit zijn winstgevendheid in zijn lage kosten. "In een goed ontworpen systeem gaan dalende productiekosten samen met oplopende opbrengsten", zei hij. "Ik kan mijn rekeningen betalen, zonder subsidie, in tegenstelling tot alle andere boeren in mijn omgeving." Net als Salatin. Maar verschil moet er zijn, zo vertelde Shepard na afloop: "Joel Salatin heeft zijn bedrijf geërfd van zijn ouders. Daarnaast laat hij al het werk gratis door vrijwilligers doen. Ik heb mijn bedrijf gewoon moeten kopen in 1995 en ik werk niet met onbetaalde krachten." Verder is Shepard biologisch gecertificeerd, terwijl Salatin dit niet is.

De mooiste planeet die ik ken
Als jonge man studeerde Shepard ecologie; na zijn studie ging hij een tijd op een afgelegen plek in Alaska wonen en stelde zich de vraag hoe hij zichzelf kon voeden en
tegelijk de schoonheid van de natuur in stand houden. "Want dit is de mooiste planeet die ik ken." Hij kwam tot de conclusie dat het waanzin is om landbouw te baseren op monoculturen van eenjarige gewassen; de derde dimensie, zo nuttig om nutriënten en zonlicht in te vangen, wordt daarmee uitgeschakeld, en het land staat de helft van het jaar bloot aan erosie en verwering. Zulke landbouw maakt volgens hem geen slim gebruik van de productiecapaciteit van de natuur. "De natuur werkt", aldus Shepard.

In de greppels zie je wat werkt
Als het om het wereldvoedselprobleem gaat, ziet hij hier ook minstens een deel van de oplossing. "De fixatie op akkerbouwgrond is onterecht. Overal waar planten kunnen groeien, kunnen voedselplanten groeien. Geef mij een rotseiland in een meer, dan zal ik je laten zien dat ik daar ook voedsel kan produceren." Hij hamert er als ecoloog op dat slimme landbouw begint met intensieve observatie van het lokale ecosysteem; wat wil er groeien? Bij een farmtour loopt hij steevast de slootjes in om te kijken wat er daar leeft, terwijl de rest van de groep de akkers oploopt.

Nederland: eiken, beuken, kastanjes
Voor Nederland stelt hij voor om voor landbouw het ecologisch systeem tot basis te nemen dat hier van nature voorkwam: eiken, beuken en kastanjes. Daar kan je appels, kersen, pruimen, hazelnoot, frambozen, bramen bij zetten, enzovoort. Dat het in Friesland tegenwoordig verboden is om bomen te planten, terwijl het ooit vol stond met bos, is voor hem onvoorstelbaar.

Vragen na afloop
Iets wat niet precies naar voren kwam tijdens de lezing, is hoe Shepard zijn nutriënten en zijn arbeidskosten regelt. Shepard zei dat hij de aanvoer van voedingsstoffen beheerst door de architectuur van het systeem te beheersen; met zijn driedimensionale aanpak kan hij de nutriënten uit bodemverwering, biologische processen en uit de lucht optimaal benutten. Eventuele externe aanvoer van dierenvoeder werd niet genoemd. Voor zijn afzet werkt hij in een grote lokale boerencoöperatie, en het oogsten doet hij met grote landbouwmachines. Leen Janmaat, onderzoeker bij het Louis Bolk Instituut, vroeg zich na afloop af: "In zijn presentatie zag ik dure machines rijden. Ik zou wel willen weten hoeveel arbeid Shepard nodig heeft en hoeveel dat kost. Hoe zorgt hij dat de ongesnoeide bomen zich verhouden tot die machines?"


Marcel Dicke


Schreeuwende planten
Naast Shepard sprak ook wetenschapper Marcel Dicke, die een fascinerend verhaal hield over de complexe communicatie tussen planten, plagen en natuurlijke vijanden. Hij legde uit hoe planten geursignalen uitzenden als ze door spintmijten worden aangetast. Hiermee lokken ze de natuurlijke vijanden van spintmijten, namelijk roofmijten aan. De spintmijt is een omnivoor die 400 plantensoorten lust, en al deze onderzochte planten blijken met geur te reageren.
Er is in de afgelopen decennia nooit veredeld op dit soort eigenschappen van planten, omdat er vertrouwd werd op chemie
Sommige variëteiten 'roepen' harder dan andere. In de landbouw zou het nuttig zijn om zulke 'schreeuwers' te gebruiken, omdat je dan minder of geen insecticiden nodig hebt. "Planten kunnen heel goed hun eigen boontjes doppen." Maar er is in de afgelopen decennia nooit veredeld op dit soort eigenschappen van planten, omdat er vertrouwd werd op chemie.

Van chemie naar natuurlijke vijanden
Door te werken met natuurlijke vijanden zijn hongersnoden voorkomen in Afrika. Maar, zoals Dicke benadrukt, er is een crisis nodig om boeren te bewegen hun aanpak te veranderen. In Almeria, het Westland van Spanje, hielden de telers hardnekkig vast aan pesticiden om plagen in de kas te bestrijden, terwijl de aanpak met biologische bestrijding al bestond; pas toen er een crisis in de markt ontstond - dankzij een publicatie van Greenpeace over onaanvaardbare residuenniveaus - stapten alle boeren in twee jaar over. "Daarna zei 92% van de tuinders dat het veel beter werkte dan de pesticiden en dat hun producten beter van kwaliteit waren. Maar daar was wel een crisis voor nodig."

Naar 60 vogelsoorten in zes jaar
De laatste spreker was Louis Dolmans van Doornik Natuurakkers, die zich liet inspireren door Shepard. Dolmans heeft biodynamische graanproductie, maar eigenlijk is hij gaan boeren omdat hij landschap voor vogels wilde creëren. Zijn specialiteit: natuurlijke heggen en hagen. In het stuk land waar hij nu graan teelt, waren vrijwel alle vogels verdwenen, maar nu, zes jaar, komen er weer 60 soorten voor, inclusief 12 soorten die op de Rode Lijst staan.



Op 11 april is de 4e aflevering in de debatserie It's the food, my friend. Het zal gaan over gezondheid en voedsel, met o.a. Machteld Huber als spreker.
Dit artikel afdrukken