Hoe lekker iets smaakt, wordt mede bepaald door de hoeveelheid vet die een product of gerecht bevat. Onderzoekers van het Monell Chemical Senses Center in Philadelphia hebben echter ontdekt dat er grote verschillen zijn in de smaakbeleving van vet. Die worden deels bepaald wordt door genen die nog niet eerder in verband met smaakvoorkeur gebracht waren.

De onderzoekers deden experimenten met bezoekers van het Twins Day Festival in Twinsburg, Ohio. Dat wordt bezocht door tweelingen. De onderzoekers hadden twee soorten chips bereid, met verschillende vetpercentages, die ze uitdeelden aan zowel eeneiige als twee-eiige tweelingen. “We vroegen de deelnemers van laag- en hoogvette aardappelchips te beoordelen hoe vettig ze smaakten en hoe lekker ze die vonden," aldus een woordvoerder. Ook werd de tweelingen gevraagd speeksel af te staan, dat gebruikt werd voor een grondige DNA-analyse.

Chipssoorten
Eeneiige tweelingen zijn genetisch identiek, twee-eiige tweelingen niet helemaal. Door de uitslagen van de smaaktest te leggen naast de beoordelingen van de verschillende chipssoorten konden de onderzoekers bekende genvarianten lokaliseren en - daarnaast - genen die nog niet eerder met de perceptie van vetheid in verband waren gebracht.

Leuk om te weten, dat individuele verschillen in smaakbeleving een genetische oorzaak hebben. Maar dat er verschillen in voorkeuren voor bepaald voedsel zijn, is geen nieuws. Het tweelingenonderzoek was opgezet om allelen (bepaalde genen) te vinden die niet alleen van invloed zijn op de smaakbeleving, maar ook andere functies in de stofwisseling aansturen. De smaakbeleving leidt tot een voorkeur voor bepaald voedsel en dat kan gevolgen hebben voor de gezondheid. Eerder was al aangetoond dat een bepaalde genmutatie niet alleen gevoelig maakt voor obesitas, maar ook de voorkeur voor vet eten bepaalt.

De meeste mensen gaan ervan uit dat we meer eten van wat we lekker vinden, maar tientallen jaren van onderzoek vertellen ons dat het omgekeerde waar is
Proevers
De genetische aanleg voor smaakvoorkeuren en smaakgewaarwording kan sterk verschillen. Ook de mate waarin we proeven verschilt en hangt onder meer af van de hoeveelheid smaakpapillen en de dichtheid ervan op de tong. Naar aanleiding van proeven die onder meer bij de WUR gedaan werden, zijn mensen onder te verdelen in 'niet-proevers', 'proevers' en 'superproevers'. Bij de deelnemers aan de experimenten van de WUR was de verdeling respectievelijk 17%, 62% en 21%. De proevers en de superproevers waren niet dol op bittere groenten, zoals broccoli, spruiten en radijs. Dat kan betekenen dat ze er ook minder van eten.

Wereldwijd
Smaak is maar één van de factoren die de keuze voor voedsel bepalen, zeggen de onderzoekers van Monell. “De meeste mensen gaan ervan uit dat we meer eten van wat we lekker vinden, maar tientallen jaren van onderzoek vertellen ons dat het omgekeerde waar is. We vermijden wat we niet lekker vinden." Ook het gegeven dat bepaalde voeding gezond of ongezond is, stuurt het eetgedrag. Bittere groenten kun je leren eten.

Het onderzoek van Monell onderscheidt zich van ander onderzoek naar smaakvoorkeuren en genetische aanleg doordat het keek naar echte voedingsmiddelen. Vaak wordt er getest met stofjes, die zoet, zuur, zout of bitter smaken. Dat geeft beter te kwantificeren resultaten. De Monell onderzoekers willen hun tests met voedingsmiddelen uitbreiden naar populaties wereldwijd en met reële producten als pizza, muffins en ijs.
Dit artikel afdrukken