Het Land van Belofte bestaat. Daarvoor moet je naar de bron van de Rotte, in de polder de Wilde Veenen bij Moerkapelle. Het is een uit 1660 daterende herenboerderij, gebouwd door een Haarlemse koopman. Vierhonderd jaar later, zo stel ik me voor, is die Rotte niet meer de enige groenblauwe slinger waarlangs Rotterdammers de stad verlaten om in de Hoeksche Waard te fietsen of bij het Land van Belofte in het Bentwoud te mijmeren over de oorsprong van de stad en het leven.

Op een mooie zomerdag in 2050 rij ik op mijn scootmobiel de Vinex-wijk Nesselande uit. De roeibaan en waterberging in de Eendrachtspolder liggen er mooi bij. Boer Hoek wordt er betaald voor een aangepast bouwplan, nadat hier in de winter van 2016 voor het eerst een zeldzame populatie velduilen wekenlang veel vogelaars trok. Toen kwamen autoriteiten niet verder dan een stopverbod langs de weg, nu is er ruimte voor food trucks waarmee het aangepaste bouwplan wordt betaald.

Vervolgens steek ik de Rotte over, door Lansingerland richting Schiedam. De kassen zijn grotendeels verdwenen: ze verloren de concurrentie van de indoorproductie in bedrijfshallen met ledverlichting, die vaak gelegen zijn bovenop de regionale distributiecentra van Amazon.com maar worden aangestuurd uit Bleiswijk. Het feit dat oude kassen niet langer voor stadsuitbreiding werden opgekocht, hielp tuinders ook niet meer met hun financieringsmodel. Rotterdam was überhaupt niet meer aan het oprukken in buurgemeentes. In 2017 had burgemeester Aboutaleb met een paar collega’s het plan van Adriaan Geuze doorgedrukt om Midden-Delfland aanmerkelijk te vergroten, ook aan de noordoostkant van de toen nog bovengronds lopende A13, richting Berkel en Rodenrijs. Op die manier werd een aantrekkelijk vestigingsklimaat gecreëerd voor internationale bedrijven, en dat was hard nodig. Bouwen deed de stad daarna nog wel, maar alleen op de door de petrochemische industrie verlaten en gesaneerde haventerreinen.

Ik rij over de Bovendijk in Overschie. De grootouders van mijn vrouw hadden begin 20ste eeuw hier een boerderij en enkele agro-industriële ondernemingen. Dat verdween onder de verlengde landingsbaan van Zestienhoven, maar virtual reality en een TGV zonder spoorboekje naar Schiphol hebben het vliegveld overbodig gemaakt; net als honderdvijftig jaar geleden lopen er weer tweehonderd koeien, maar nu in een demo-innovatiebedrijf van Lely Industries, dat even verderop in Maasland melkrobots voor India en Afrika produceert en alle data hier beheert als service provider in een open source netwerk. Ik stop er bij het Experience centre waar de geschiedenis van het veengebied wordt uitgelegd en jeneverproducent Nolet er zijn Ketel 1 promoot met uitleg over de spoelingslandbouw die dit gebied ooit rijk maakte: de vee-export vanaf grote, intensieve bedrijven draaide op het afvalproduct van de jenever. Een 19e eeuwse voorloper van de circulaire economie die nu zo normaal is. Veel Chinese en Indiase toeristen maken hier hun eerste stop, op weg van Schiphol naar Kinderdijk, waar een overnachting bij boeren in een bed & breakfast volgens de Lonely Planet een must is.


Zouden dergelijke ontwikkelingen in 2050 waarheid kunnen worden?
Zo kunnen we natuurlijk nog door fantaseren. En in plaats van Rotterdam had het ook over de Amsterdamse Beemster, het Randstedelijke Groene Hart of het Brabantse Groene Woud kunnen gaan – waar tegen die tijd de varkens grotendeels weggeconcurreerd zijn door Oost-Europa, net zoals ze afgelopen eeuw uit Zuid-Holland verdwenen.

De vraag is of er ook enige science achter al deze fictie schuilt: zouden dergelijke ontwikkelingen in 2050 waarheid kunnen worden? En wat zouden we dan moeten doen om het zover te laten komen? Of om juist de ongewenste aspecten te voorkomen? In dit essay gaan we op die vragen in.

We bekijken daartoe de trends die we nu al zien ontstaan en speculeren over hoe die zich verder naar 2050 zouden kunnen ontwikkelen. Toepassing van technologische ontwikkelingen is vaak afhankelijk van maatschappelijke ontwikkelingen, maatschappelijke acceptatie en – zeker ook in de landbouwsector – arbeidskosten. De toekomst is niet te voorspellen en om enige illusie daarvan te voorkomen, bespreken we een drietal toekomstscenario’s1: het ‘High Tech’ scenario, het ‘Self-Organisation’ scenario en het ‘Collapse scenario’. Vervolgens gaan we in op de keuzes die we nu zouden kunnen maken om ons voor te bereiden op de toekomst en proberen daarbij enkele klassieke misverstanden uit de weg te ruimen.

Illustratie High Tech scenario
Illustratie High Tech scenario, Paul Tomlin

High Tech
In het High Tech scenario wordt de wereld in 2050 gedomineerd door grote multinationals en geavanceerde technologie (ICT, robotica, genetica). Deze wereld is ontstaan uit een voortzetting van de globalisering en sterke innovatie. Big data en patenten op agrarische organismen in de genetica zijn in handen van grote multinationale bedrijven. Nieuwe technologische innovaties (in het bijzonder in ICT met een massaproductie van sensoren, maar ook door bedrijven als IBM en Google met big data deskundigheid) hebben de problemen van duurzaamheid opgelost en zijn de basis voor een bloeiende bio-based industrie die naast voedsel ook grondstoffen voor de chemische industrie levert, in strakke ketenregie. Groenten worden geteeld in volautomatische plantenfabrieken, vaak in combinatie met dierlijke productie, zoals die van insecten of kip, en paddenstoelen om de kringloop te sluiten (o.a. in ‘verticale boerderijen’). Een groot deel van de bulkproductie vindt plaats in de Oekraïne, Rusland en Afrika, ook voor de armen in Europa. De boerenbedrijven zijn in omvang sterk toegenomen en werken op contractbasis werken voor de multinationals.

Na een aantal crises heeft de Europese Unie zich ontwikkeld tot de Verenigde Staten van Europa. Ze biedt met haar mededingingsbeleid enig tegenwicht aan de grote multinationals. Non-gouvernementele pressiegroepen zetten deze bedrijven onder druk om publieke waarden op de agenda te houden. Grootschalige effecten op het gebruik van land, zee en lucht worden vaak met succes buiten de politiek gehouden en toch opgelost. Zo is de Noordzee bijvoorbeeld grotendeels geprivatiseerd en geïndustrialiseerd voor de productie van energie, aquacultuur en algen.

3D en 4D-printers voor voedsel zijn gemeengoed in de slimme keukens. Gepersonaliseerde voeding is standaard. Consumenten delen hun gegevens over voedselconsumptie en levensstijl met hun verzekeringsmaatschappij gericht op risico gebaseerde (lagere) premies. De recreatieve sector is een belangrijke werkgever, gegeven de verminderde arbeidstijd van de meeste mensen. Een gelukkig leven wordt gezien als de basis van gezondheid, maar velen zijn ook zeer gemedicaliseerd, ondersteund door online gezondheidsadvies en begeleiding van internetplatforms.

Sociale ongelijkheid leidt tot zorgen in een maatschappij die gemiddeld rijk is, maar waarin de verschillen groot zijn. De bezorgdheid over de ongelijke verdeling van rijkdom en een elite in hun ‘gated communities’ die zich daarvoor afsluit is wijdverspreid.

Er zijn minder boeren en de mensen leven grotendeels in de stad. Plattelandsgebieden zijn ontvolkt geraakt en worden als productiegebied beheerd via particuliere contracten. Er zijn veel natuurgebieden waar de lokale (vaak arme) mensen de toegang tot wordt geweigerd.

Restaurant De Kas, Amsterdam
Illustratie Self Organisation scenario, Dorine Ruter

Self-Organisation
Het Self-Organisation scenario is een wereld waarin niet de multinationals en Europa aan de macht zijn, maar de regio’s. Nieuwe ICT- technologie betekent vooral een communicatierevolutie met disruptieve verdienmodellen, die leiden tot zelforganisatie, bottom-up democratie, korte aanvoer-ketens en een verscheidenheid aan landbouwbedrijfsvormen. Virtuele communicatie en aanwezigheid is belangrijker geworden dan fysieke aanwezigheid. Hologrammen en het besturen van meerdere avatars maken het mogelijk op meer dan een plaats tegelijk kan zijn. Tijd en afstand krijgen dus een hele andere betekenis in deze toekomst. Verder is snelheid belangrijk geworden (fast food en high speed-verbindingen).

Daarmee is de mondigheid van burgers sterk toegenomen waarbij hun opleidingsniveau op een hoog peil staat. Het idee van een hiërarchie met een overheid die over voldoende kennis en inzicht beschikt om vastberaden op te treden is passé en vervangen door netwerksturing. Subsidiariteit en het benutten van de creativiteit en innovatiekracht van de burger, waaronder de agrarische sector, staan centraal. De zelforganisatie waar het hier over gaat moet daarom niet worden verward met zelfredzaamheid. Het gaat meer om een nieuwe richting in de cultuur. Samenwerking is geen ideaal, maar rationeel. Coöperaties bloeien, ook als organisatievorm voor de zzp-ers.

Beleving en direct contact tussen consument en boer zijn essentieel in de nieuwe organisatievormen. Voedsel en voedselveiligheid raken de mens direct (gezondheid) en zijn een gevoelig thema. Temeer omdat het voor de overheid lastig is om de vele kleinere regionale ketens met hun eigen arrangementen – en die door moderne biotechnologie zelf gemuteerde gewassen produceren- te controleren. Direct contact en reviewsystemen op sociale media moeten er voor te zorgen dat “de verhalen kloppen”. Er is een groot scala aan arrangementen tussen consumenten en producenten (community supported agriculture, stadslandbouw, landwinkels, boerenmarkten).

De politieke besluitvorming ligt bij de regio’s, waarbij lokale actoren (zoals collectieven van agrariërs die zich richten op agrarisch natuurbeheer en vergroening) elkaar vinden en hun consensus vervolgens bestuurlijk wordt overgenomen. Steden en regio’s gebruiken digitale dashboards voor regulering van hun smart city en het platteland. Landbouw en natuur worden in onderlinge samenhang verder ontwikkeld , o.a. via de stimulering van ecosysteem-diensten. Biologische landbouw krijgt veel aandacht evenals verschillende vormen van verbrede landbouw zoals ‘high nature value farming’.

Land van Belofte
Illustratie Collapse scenario, Krijn Poppe

Collapse
In het Collapse-scenario hebben de gevolgen van klimaatverandering en als gevolg daarvan massa-immigratie en politieke onrust geleid tot het ineenstorten van instituties en het mislukken van de Europese integratie. Na Brexit en Quitaly kwam er een einde aan de euro. China is de nieuwe hegemoniale grootmacht en heeft ook de controle over de fosfaatmijnen in West-Afrika. Regionale en lokale gemeenschappen streven naar zelfvoorziening.

De situatie die dit scenario schetst doet denken aan Europa direct na de Tweede Wereldoorlog. Voedsel en (schoon) zoet water zijn de basisbehoeften en hebben de hoogste prioriteit, maar ook de infrastructuur moet nodig onderhouden en vernieuwd worden. Een sterk sturend landbouwbeleid is terug op de agenda, voornamelijk uitgevoerd door nationale overheden met een lichte coördinatie in Brussel.

De sociaal-economische omstandigheden zijn kwetsbaar. Europa is afhankelijk van investeringen door Azië (zoals China, India) om het economische systeem weer op de rails te krijgen. De werkloosheid is hoog en mensen keren terug uit de steden naar hun oude familieboerderij om hun eigen voedsel te verbouwen (‘subsistence farming’). Door schaarse middelen voor infrastructuur hebben een aantal polders met verzwakte dijken het letterlijk moeilijk om het hoofd boven water te houden.

Er is sprake van ‘bio-schaarste’. Landbouw is een dominante economische sector. Er zijn nieuwe eetbare soorten voedsel (zoals insecten, algen, etc.). Landbouw heeft ook aspecten van permacultuur, waarbij landbouw wordt beoefend in nauwe interactie met en respect voor de natuur. Veel agrariërs bedrijven arbeidsintensieve, ecologische landbouw, omdat er geen resources zijn om kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen aan te schaffen. Stadslandbouw is populair, waarbij bijvoorbeeld daken van kantoor- of bedrijfsgebouwen worden gebruikt voor de productie van voedsel. Hierbij zijn vooral kleine landbouwbedrijven betrokken en de focus ligt op ‘local for local’. Landbouw steunt maatschappelijk werk, zoals werk op een zorgboerderij.

Overzicht verschillende scenario’s

Inzichten uit de scenario's
Nederland is een stadstaat in een delta. Het metropool-concept van Nederland is geen concentrische stad maar een aantal geschakelde stedelijke kernen (Randstad, Brabantse stedenrij) met daartussen een diversiteit aan landschappen die een delta kenmerken. In alle scenario’s is dat unieke karakter nuttig.

Omdat de toekomst onvoorspelbaar is en juist daarom die scenario’s zijn opgesteld is niet aan te raden het platteland van de metropool naar een van die scenario’s in te richten
In het High Tech scenario speelt de leefomgeving een rol in het aantrekken van internationale bedrijvigheid. Als productiegebied in de agrifood en als prettige leefomgeving in alle bedrijfstakken. De stad is hier de vestigingsplaats voor de multinationals die de landbouw aansturen. Dit metropool-concept zelf zou mogelijk ook nog een exportmodel kunnen zijn, interessant voor andere landen die hun delta-metropolen klimaatbestendig wensen te ontwikkelen en daartoe de ruimte hebben. Vanuit het Self Organisation scenario geredeneerd is het behoud van het huidige metropool landschap een goede impuls voor peri-urbane landbouw en om korte ketens te realiseren. Juist in zo’n metropool, waar het platteland nooit ver weg is van de stad, maken disruptieve organisatiemodellen die boer en burger verbinden een goede kans en zijn een potentieel exportproduct. En in het Collapse scenario is het platteland gelukkig niet volgebouwd zodat het de voedselvoorziening veilig stelt. Geredeneerd vanuit de scenario’s is er alle reden om in de NOVI het huidige metropool-concept van Nederland veilig te stellen.

BlindspotStellen we ons de vraag wat de scenario’s ons leren over de dominante bestuurlijke kracht, dan zien we in het High Tech scenario dat het landbouw en voedselbeleid in Brussel wordt vormgegeven, in het Self-Organisation scenario gebeurt dat op stads- of regio niveau en in het Collapse scenario in Den Haag op Rijksniveau. Door in het omgevingsbeleid veel ruimte te bieden aan de regio (het laagste niveau van deze drie) is de kans het grootst dat dit beleid niet botst met de ontwikkelingen in de landbouw en het voedselsysteem van de scenario’s, met name niet als dat de kant van het zelf-organisatiescenario op zou gaan.

Het verleden heeft uitgewezen dat de landbouw als economische sector zich wel aanpast, in vergelijking met stedelijke omgevingen soms verrassend snel
In elk van de drie scenario’s wordt landbouw bedreven, maar met een verschillende insteek. Omdat de toekomst onvoorspelbaar is en juist daarom die scenario’s zijn opgesteld is niet aan te raden het platteland van de metropool naar een van die scenario’s in te richten. Als aan het metropoolconcept met daarin landelijke gebieden wordt vastgehouden, hoeft dat ook niet. Het verleden heeft uitgewezen dat de landbouw als economische sector zich wel aanpast, in vergelijking met stedelijke omgevingen soms verrassend snel – in de jaren 70 werd binnen vijf jaar 150.000 ha graan op zandgronden vervangen door snijmais. Zo heeft ook de keuze tussen voedselgewassen en energiegewassen weinig consequenties voor de landinrichting. De regionale omgevingsvisies zullen de landbouw de ruimte bieden om mee te bewegen met de wereld om ons heen, zeker voor de meer agrarische gebieden boven de lijn Alkmaar-Arnhem, en rond Goes, Gorinchem en Gennep.

De vrees voor een nieuwe ronde ruilverkavelingen lijkt onterecht, het landschap zal niet op zijn kop hoeven. Boeren zullen grotere oppervlaktes beheren, maar percelen hoeven niet per se groter bij automatisering en robotisering die misschien wel tot kleinere machines leidt. Wel moet er hier en daar ruimte zijn voor grotere bedrijfsgebouwen, maar die zijn in het landschap inpasbaar. En de logistiek wil graag brede wegen geschikt voor zwaar transport. Maar een wat hogere kostprijs door beperkingen is niet meteen een doodsteek voor de landbouw.
Het landschap zal niet op zijn kop hoeven
De grondwaarde is zodanig hoog dat het blijkbaar aantrekkelijk is om de landbouw voort te zetten; hogere kosten zullen grotendeels op die grondwaarde worden afgewenteld. En als die beperkingen de waarde van het gebied voor de consument vergroten, creëert dat ook weer verdienmogelijkheden voor de boeren.

Aangezien de landbouw (en op zee de visserij naast nieuwe functies als windparken) een goede economische basis heeft in de drie toekomstbeelden, wordt het landelijk gebied niet automatisch overgelaten aan de natuur. Dat betekent dat zwakke waarden als natuur, biodiversiteit, milieu (inclusief schoon water) en landschapsbeeld moeten worden beschermd. Waar het gaat om delta-landschappen en -natuur (inclusief de wateren) heeft Nederland daarbij ook nog een specifieke internationale verantwoordelijkheid. Klimaatsverandering (en in West-Nederland bodemdaling) stellen mogelijk nog nieuwe uitdagingen. Ondernemers en burgers houden niet automatisch volledig rekening met de effecten van hun handelen of deze publieke waarden. Hier ligt dus een taak voor de overheid waarbij de mechanismes waarlangs deze waarden worden geborgd nogal verschillen tussen de scenario’s. Overigens is zonering via de Omgevingsvisie lang niet het enige instrument voor borging. Een groot deel gaat ook via milieuwetgeving of contracten voor eco-systeemdiensten.

Dat betekent dat zwakke waarden als natuur, biodiversiteit, milieu (inclusief schoon water) en landschapsbeeld moeten worden beschermd
Een vierde punt dat we naar aanleiding van de scenario-analyse willen maken, betreft de fysieke verbindingen tussen stad en platteland, via groenblauwe slingers. De stad kan niet zonder landbouw. Ze is nodig om de stad te voeden (zeker in een Collapse scenario), maar is ook een goedkope beheerder van het landelijk gebied en levert im- of expliciet tal van diensten aan de stadsbewoner (in bijzonder ook in het High Tech en Zelf-organisatie scenario). Goede koppelingen tussen de wensen van de stad en de inrichting van het platteland en de landbouw zijn van belang. Anno 2016 lijkt het daar wel eens aan te schorten en wordt die verhouding verstoord door misverstanden, zoals een te romantisch “small is beautiful” wensbeeld rond de ideale landbouw bij de burger en een onvoldoende kennis van de consumentenvraag bij de boer. Goede fysieke verbindingen helpen niet alleen die misverstanden op de te lossen, maar dragen ook bij aan een gezond leven in de stad – groen is aantoonbaar goed voor de mens. Waar in de concentrische stad het stadsbestuur zich verantwoordelijk voelt voor het Central Park of het Bois de Boulogne, is dat in de delta-metropool deels uitbesteed aan de gemeenten in de ommelanden – er is geen duidelijke autoriteit die de identiteit van het Groene Hart bewaakt en verwaardt.
 Groene hart in beeldJuist in de randen van de steden is er een risico op teruglopende landschapskwaliteit door verrommeling, speculatieprocessen of gewoon met een bedrijventerrein of woonwijkje een graantje meepikken van de grote stad. De ruimtelijke ordening wordt minder stringent, de Rijksbufferzones zijn “losgelaten”, maar zouden bij de NOVI goed in beeld moeten blijven. Dat daarbij enige landbouw verdwijnt ten gunste van recreatie of (in het kader van de klimaatsverandering) waterberging, is geen probleem. De Nederlandse landbouw hoeft niet alle 9 miljard mensen in 2050 te voeden, en een licht teruglopend areaal wordt gecompenseerd door meer toegevoegde waarde uit korte ketens voor producten en diensten met een hogere toegevoegde waarde op boerderijniveau. Overigens heeft de op export gerichte Nederlandse landbouw dit verdienmodel nog niet altijd van harte omarmd.

Juist in de randen van de steden is er een risico op teruglopende landschapskwaliteit door verrommeling, speculatieprocessen of gewoon met een bedrijventerrein of woonwijkje een graantje meepikken van de grote stad
Er is nog een reden dat we pleiten voor die verbindingen: een visie is ook een perspectief dat mensen willen realiseren, in dit geval vanuit een zekere maakbaarheid van het delta-landschap. Hoewel je scenario’s zoals in dit essay gebruikt, niet mag kiezen, is ons in het gebruik ervan gebleken dat velen juist dat self-organisation scenario aanspreekt c.q. gewenst acht vanwege de menselijke maat. Daar waar ruimtelijke ordening ontwikkelingen kan bevorderen zou dat rond die stad-land interactie niet nagelaten moeten worden – reden om dit essay met zo’n beeld te beginnen en te eindigen. Er is behoefte aan beleving en die wordt momenteel weer gevonden in de regio. Voor de NOVI ligt er de opgave om te zorgen dat mensen zich eigenaar voelen van zowel stad als land, van de hele Nederlandse Deltametropool. Met een gedeeld verhaal over verleden, heden en toekomst, een verbindende visie.

Uitleiding
De Haarlemse koopman die Het Land van Belofte liet bouwen, deed dat met een bepaalde toekomstverwachting. Het was bovenal een zakelijke investering, investeren in ontginning en landbouw was aantrekkelijk in de Gouden Eeuw, met de nieuwe technologie van windmolens. De groeiende bevolking moest gevoed, er moest hennep worden geteeld voor het touwwerk van de VOC. Maar evengoed speelden er andere motieven, zoals de recreatie. De herenboerderij was bij uitstek het doel van een uitstapje om de plezierjacht te beoefenen en een banket aan te richten.

In 2050 zal de Nederlandse landbouw nog steeds een ‘innovatielab’ voor de wereld zijn. In grote delen van ons land zal het draaien om productielandbouw waarin die innovaties worden uitgetest. Bedrijven verdienen hun geld met verkoop van die technologie naar het buitenland. Hun werknemers willen in een aantrekkelijk landschap wonen en plezier maken. De landbouw zal als beheerder van de open ruimte ook in die peri-urbane omgeving een belangrijke rol spelen. Maar ze zal er niet de enige partij zijn en wat meer of minder voedselproductie is geen issue. De belofte voor de landbouw is dat ze zich als grondeigenaar en beheerder van het landschap kan ontwikkelen tot eigenaar van een platform, een landschaps-casco waarin partijen tal van diensten aanbieden aan de stadsburger. En zo een stukje van die toegevoegde waarde naar zich toe kan trekken. De Nationale OmgevingsVisie moet bovenal het unieke concept van onze groenblauwe delta-metropool veiligstellen en klimaatbestendig maken. Landbouw is daarbij onderdeel van de oplossing. In dat concept kan de interactie tussen stad en ommeland worden versterkt, ook fysiek via groenblauwe slingers die boer en burger verbinden. Op regionaal niveau wordt het dan tijd voor een gebiedscoöperatie “Belofte van Delfland” (en van Voorne / Beemster / Groene Hart / Groene Woud etc.) met de burgemeesters van de grote steden als medeoprichters. Waarbij die gebiedscoöperaties een platform organiseren en van een imago voorzien, waarop boeren (en anderen) hun producten en diensten kunnen aanbieden en anderen die afnemen.
Dit artikel afdrukken