Het eerste deel van deze reportage verscheen op 30 december 2019.
Coöperaties
De coöperatieve structuur was ook beperkt tot een specifieke groep. Bij de coöperatieve zuivelfabriek waren de veehouders de leden, en daarnaast waren de werknemers, eh.. nou ja gewoon werknemers. Het was een eye opener voor eigenlijk alle deelnemers aan de reis naar Baskenland, dat daar ook alle medewerkers lid kunnen worden van de coöperatie waarin ze werken.
Mondragon is de grootste coöperatie van Spanje en de zevende grootste onderneming van Spanje. Het is de overkoepelende organisatie van 97 internationaal opererende coöperaties, met een totale jaarlijkse omzet van €12 miljard. De activiteiten lopen uiteen van industriële productie voor de automobielindustrie, elektronische componenten, financiering, distributie tot kennis. Eén bedrijf is Orona, de vijfde grootste liftenproducent ter wereld.
Bij de gezamenlijke coöperaties onder Mondragon werken in totaal 82.000 mensen. De hoogstbetaalden verdienen niet meer dan zes maal het salaris van de laagstbetaalden, zo vertelde Ander Etxeberria, hoofd communicatie van Mondragon (Bergdraak).
Maar waarom zou iemand daar dan een hogere positie willen terwijl het salaris veel lager is dan in een vergelijkbare positie in een private onderneming? zo vroegen eigenlijk alle Nederlandse medereizigers zich af. De directeur van de coöperatie kon onze gedachtegang wel volgen maar had vervolgens een hele duidelijke verklaring. Die kwam er simpelweg op neer dat de secundaire arbeidsvoorwaarden belangrijker zijn dan het maandelijkse salaris. Zo wordt men in principe niet ontslagen, er zijn opleidingsmogelijkheden voor alle kinderen, ruime vakantie en vrije dagen en sociale gelijkheid ongeacht de positie.
Etxeberria benadrukt dat de coöperatie het sociale aspect hoog in het vaandel heeft. Vanuit die gedachte is zes jaar geleden gestart met een nieuw concept voor de bedrijfskantine in het hoofdkantoor. Eén van de doelstellingen daarbij is dat de grondstoffen biologisch worden geproduceerd en in principe van binnen een straal van 100 km komen. Vandaar de naam 'Diameter 200'. Uiteraard lukt dat niet voor alle producten, zoals sinaasappels, olijfolie of koffie, maar inmiddels voldoet 74% van de ingrediënten aan die eis. Dagelijks worden er 500 maaltijden geserveerd.
BCC Culinair centrum
De coöperatie Mondragon omvat niet alleen (industriële) productie, maar heeft sinds 1997 ook een eigen Universiteit, met vier faculteiten. Eén daarvan is het in 2009 opgestarte Baskisch Culinair Centrum (BCC), waar studenten een universitaire opleiding kunnen doen in de gastronomie. In Europa was dat voorheen uitsluitend in Italië mogelijk.
De Nederlandse bezoekers waren allemaal buitengewoon enthousiast over deze ultieme integratie van culinaire scholing op universitair niveau. De studenten krijgen in hun opleiding alle aspecten van de gastronomie voorgeschoteld. Dat wil zeggen dat een kok ook alle andere aspecten van de bedrijfsvoering moet leren. En iemand die wellicht manager in een hotel wil worden, doet ook kennis op van koken. Het doel van het Baskisch Culinair Centrum is onderwijs, onderzoek, innovatie en promotie van gastronomie en voeding.
Het BCC is opgericht in samenwerking met topkoks en werkt volgens eigen zeggen samen 11 meest invloedrijke chefs ter wereld.
Industrieland op hoog culinair niveau
De groep werd ontvangen door de staatssecretaris van Landbouw van Baskenland, Oroz Izagirre. Hij vertelde hoezeer Baskenland afwijkt van andere Spaanse regio's. Zo is de Baskische economie voor 25% afhankelijk van de industrie, terwijl dat gemiddeld in Spanje slechts 17% is. De primaire sector, landbouw, heeft in Baskenland een aandeel van slechts 1%. De regio is verder als enige regio in Spanje fiscaal autonoom. Dat wil zeggen dat de regio zelf alle belastingen mag heffen en daarvan 6% afdraagt aan de Spaanse centrale overheid. Dergelijke aspecten zorgen mede voor een sterke eigen Baskische identiteit, zowel onder de bevolking als in het totale politieke systeem.
Het beleid van de Baskische regering is er al decennia lang op gericht om de regionale productie en consumptie te stimuleren. "Sinds 7 jaar hebben we ons daarbij specifiek gericht op samenwerking tussen primaire landbouwproductie en afzet naar lokale restaurants. Vanuit de overheid noemen we in ons beleid ook specifiek de term 'Gastronomie' in aanvulling op de algemene term 'Voedselketen'. Eén en ander heeft duidelijk resultaat. Daarbij staat de totale Baskische gastronomie op een hoog niveau. Er wordt wel eens beweerd dat wij de grootste concentratie aan Michelinsterren hebben. Dat klopt niet, maar we hebben we de hoogste concentratie aan pre-Michelinsterren," aldus de staatssecretaris.
Ons culinaire succes is een belangrijk aspect voor onze landbouwHij wil daarmee zeggen dat het culinaire aspect en het gastronomische niveau in Baskenland zeer breed in de samenleving zitten ingebakken. "Ons culinaire succes is een belangrijk aspect voor onze landbouw," zegt Oroz Izagirre dan ook. Door die sterke verwevenheid en door de toegevoegde waarde die dat genereert draagt de totale voedselketen 10,7% bij aan het BNP en zorgt voor 13,58% van de totale werkgelegenheid. De primaire productie is dus klein, maar de totale keten is wel degelijk relevant. "En daarnaast promoten we de regionale productie vanwege de bijkomende gunstige effecten voor landschap en natuur. Als overheid vertellen we aan de consumenten dat ze door aankoop van regionale producten bijdragen aan economie, cultuur, natuur, klimaat etcetera."
Tot zover het positieve verhaal van staatssecretaris Izagirre. Tijdens de bijeenkomst komt de vraag aan de orde over het imago van de landbouw in de samenleving, en of specifieke Europese stimuleringsprojecten een positief effect hebben op de landbouw.
Imago van de landbouw
"Het is hier erg moeilijk om jongeren te stimuleren om in de landbouw te gaan werken. Ze zoeken liever een baan in de industrie. Dat levert een hoger inkomen op, een kortere werkweek, meer vakantie en vrije tijd. En ook de boeren zelf zien liever dat hun kinderen in de industrie gaan werken dan dat ze de boerderij over zouden nemen."
Daarnaast promoten we de regionale productie vanwege de bijkomende gunstige effecten voor landschap en natuur. Als overheid vertellen we aan de consumenten dat ze door aankoop van regionale producten bijdragen aan economie, cultuur, natuur en klimaatVerder blijft het moeilijk om mensen in de stad te overtuigen om speciale regionale producten te kopen. Dat verschilt zelfs binnen Baskenland. In het zuiden is de Rioja-wijn bijvoorbeeld sterk aanwezig. Dat is weer anders dan in de stedelijk-industriële regio rond Bilbao. Het is moeilijk om de verschillende aspecten onder de aandacht te brengen. Soms is duurzaamheid een goed verkoop-argument, soms is het de regionaliteit, en een andere keer is het een kwaliteitsaspect. We moeten meerdere strategieën volgen, aldus de staatssecretaris. Hoe moeilijk een dergelijke promotie is, blijkt uit een voorbeeld dat hij geeft met kaas: "In de stad Bilbao kiezen veel mensen liever voor (bekende) kaas uit de Spaanse regio La Mancha, dan dat men onze regionale kaas koopt."
En dat terwijl de Baskische overheid al decennia de regionale keurmerken stimuleert en promoot. Later horen we van andere Baskische deskundigen dat uit onderzoek naar de bekendheid en koopbereidheid blijkt dat het Baskische marktaandeel niet zo opvallend hoog is als we zouden vermoeden. Ook daar blijkt dat de prijs voor consumenten uiteindelijk een belangrijk aspect is.
Het gemiddelde bruto inkomen in Baskenland ligt met €33.896 weliswaar hoger dan gemiddeld in de EU, maar daartegenover staat dat de kosten van levensonderhoud navenant hoger zijn.
Conclusie
In de vijfdaagse excursie naar Baskenland hebben we een grote hoeveelheid informatie voorgeschoteld gekregen. De Baskische organisatie had, samen met LTO, een intensief, uitgebreid en divers programma samengesteld. De Basken hebben ons laten zien hoe de Baskische landbouw is gestructureerd. We hebben geleerd dat coöperaties zeer zeker nog een plaats kunnen hebben in de moderne (ook geïndustrialiseerde) maatschappij. Naast alle informatie die we van de Baskische organisaties kregen, bleek ook zeer sterk hoe graag zij op hun beurt wilden leren van de Nederlandse landbouw. Met name werd regelmatig gevraagd naar ontwikkelingen met betrekking tot intensivering en hoogstaande technologie.
Ondanks de mogelijkheden om informatie te vergaren en uit te wisselen via internet, is tijdens deze reis gebleken dat persoonlijke contacten een overduidelijke meerwaarde hebben. Praten over voedsel, productie, verwerking, en afzet gaat minstens zo goed tijdens voortreffelijke maaltijden met wijn en cider. Zouden we een tegenbezoek uit Baskenland net zo ruimhartig én smakelijk kunnen invullen?
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
#4 Eens Piet.
In de oprichtingsvergadering van DeltaMilk te Bleskensgraaf heb ik als allerlaatste die avond een zeer kritische vraag gesteld. Ik maakte de sum up ook van dat verhaal.
Want boeren moesten geld inleggen wat als achtergestelde lening op de balans kwam te staan onder het kopje Eigen Vermogen van de coöperatie.
Op de rij voor mij zaten de accountmanagers van Rabobank die DeltaMilk gefinancierd hadden voor de aankoop van de kaasfabriek.
Tegen hun zei ik: Aangezien de Rabo alle vertrouwen in DeltaMilk heeft zal het voor geen van de aanwezigen hier een probleem zijn om extra geld te lenen bij Rabo om de inleg te betalen of wel dan? De blikken voor me zeiden voldoende. Nee, dat was nou niet het plan van het achtergestelde ledenkapitaal als EV.
Overigens verwoordde ik in mijn vraag(en) ook of ik het goed begrepen had dat als het niet zo goed ging met de fabriek het dan niet mogelijk was om uit te treden als lid. Na aandringen via een tweede keer ( ik gaf de microfoon vaak niet af; pakte hem eigenlijk altijd heel direct uit de handen van de microfoondrager/houder om een vraag te stellen) kreeg ik als antwoord dat ik het goed gehoord en begrepen had.
Dus dat ging nog iets "bonter" onder het mom van "coöperatie".
Jeroen #3 , in het verleden hebben coöperaties een statutenwijziging ondergaan. In het verleden waren boeren medeaansprakelijk bij een faillissement van de coöperatie. Die clausule heeft men uit de statuten gehaald. Reden daarvan was het geld lenen. Voorheen kon de coöperatie alleen geld lenen als de aangesloten boeren daar borg voor stonden. Dat hield in dat wanneer een coöperatie geld ging lenen dat ten koste ging van de liquiditeit van de boeren. M.a.w. Dezelfde hoeveelheid geld die een coöperatie ging lenen konden de aangesloten boeren zelf niet meer lenen. Die medeaansprakelijkheid heeft men uit de statuten gehaald waardoor zowel de coöperatie als de boeren apart onder eigen liquiditeit geld konden lenen. Ook is de medeaansprakelijkheid dan niet meer van toepassing en bij een faillissement van de coöperatie hoeven boeren niet meer bij te betalen. De coöperatie van weleer kon je nog een coöperatie noemen. Na de statuten wijziging is een coöperatie veranderd in een zelfstandige onderneming met de boeren als lid-ondernemer. Of je dan nog van een coöperatie kunt spreken is maar de vraag. Voor mij bestaan de huidige coöperaties alleen op papier en is in de praktijk een coöperatie gewoon een zelfstandige onderneming met boeren als lid-ondernemer. Waarbij het tevens de vraag is of boeren nog mede-eigenaar zijn, met dito of boeren nog wel medezeggenschap hebben.
Duim voor de alinea over Coöperaties
Dat medewerkers lid kunnen worden van de coöperatie.
Dit speelde in 2018 bij onze zuiderburen met RFC: In België telt FrieslandCampina zo’n 400 melkveehouders, waarvan de meesten geen lid zijn .
In 2018 al eens gevraagd of RFC op kon schrijven wat ze onder coöperatief verstaan?
Ben benieuwd of bijv. een RFC openstaat voor meer betrekken van de medewerker in de coöperatie.
Weet iemand hoe dit zit bij Agrifirm, bij Rabobank, bij CRV?
#1 EJ inderdaad inspirerend. Ik pik er uit op: stimulerende rol overheid mbt kopen streekproducten, belang van identiteit, gebiedscoöperaties met brede doelstelling maar voedsel als basis. We hebben in Panorama Krimpenerwaard ook over gebiedscoöperatie gesproken. Punt is wel dat de meeste acties bij de boeren liggen en dat zij de risico's dragen, terwijl mensen als ik in hun vrije tijd en zonder risico meedenken. En ambtenaren in werktijd, maar ook weer zonder risico. Dat is erg ongelijk, maar ik heb zo gauw geen oplossing. Op excursie naar Goeree denk ik, waar voor groene stroom uit windmolens ook een gebiedscoöperatie is gevormd, from scratch. Het kan dus wel, maar is nog zeldzaam voor zover ik kan overzien.
Jaap Graveland Dit is misschien wel een vorm voor je gebiedsaanpak in de Krimpenerwaard een gebieds coöperatie als met boeren burgeres en kleine retailers een coöperatie vormt en iedereen investeert en is onderdeel van de club krijg je meer zekerheid en binding, een soort Herenboeren in het groot.