Begin jaren tachtig werkte ik voor het ministerie van Landbouw in Limburg. Ik hield onder andere inleidingen over de wet ammoniak en veehouderij. Daarna werkte ik enkele jaren in het buitenland. Bij terugkomst ging de discussie over zure regen en de toekomst van de landbouw. De inhoud was bijna hetzelfde, alleen de noemer verschilde.

Onlangs hield ik een lezing over voedselzekerheid en de positie van de boer in relatie tot maatschappelijke discussie. Afgelopen week, bij het opruimen van mijn boekenkast, kwam ik een scriptie tegen die ik tijdens mijn studie schreef over de maatschappelijke vragen waar boeren tegen aanliepen. Het spanningsveld tussen economische en ethische waarden kwam aan de orde. Het ging, in de woorden van die tijd, over hetzelfde als mijn lezing onlangs. Ook de aanbevelingen waren nagenoeg hetzelfde.

Regeerakkoord
Het nieuwe kabinet gaat aan de slag met bakken vol geld, ook voor de transitie van de landbouw. Het regeerakkoord spreekt over perspectief. We moeten naar kringlooplandbouw met meer ruimte voor natuur, extensiveren, geïntegreerde gewasbescherming, dierenwelzijn, stikstofreductie enzovoort. Daarbinnen moeten boeren een verdienmodel vinden. Hoe die nieuwe landbouw eruit moet gaan zien, zullen betrokkenen per gebied (gebiedsgericht) bepalen. Daarnaast moeten we wel de koploperspositie in de wereld behouden, via innovatie en kennis. Er is geld voor het uitkopen van boeren om zo ruimte te maken voor natuur en toekomstboeren.
In het regeerakkoord ligt de nadruk bij de uitvoering van beleid.

Het gebiedsproces werd soms gekscherend een ‘hangplek voor bestuurders’ genoemd
Gebiedsgericht
Het regeerakkoord gaat uit van een gebiedsgerichte manier van werken. De omgevingsfactoren van de regio bepalen hoe de landbouw er onder de genoemde randvoorwaarden uit kan zien. Gebiedsprocessen zijn nodig om met draagvlak tot uitvoering te komen.
Ik ga weer even terug in de tijd. Na de varkenspest in 1996 moest er wat gebeuren. Het algemene gevoelen was dat het ‘zo niet langer kon.’ Toenmalig minister Van Aartsen zei dat de maatschappij na de toestanden van de ruimingen nog maar één keer geld zou willen uittrekken voor landbouw. Dat maakte dat we op dat moment wel moesten doorpakken, zei hij. Via de reconstructiewet zou de toekomst van de veehouderij vorm krijgen.

Reconstructiewet
De reconstructiewet beoogde meervoudige doelstellingen in het oosten en het zuiden van Nederland te bereiken. De doelstellingen op het gebied van milieu, natuur, landschap, landbouw, verdroging en recreatie moesten via integrale planvorming tot stand komen. De planvorming werd neergelegd bij gebiedscommissies bestaande uit alle betrokken partijen onder regie van de provincies. Elke commissie had de opdracht duidelijke keuzes te maken om een integrale zonering te bewerkstellingen. Met het ingezette uitvoeringskader was een voortvarende werkwijze mogelijk waarvoor geld beschikbaar was. In het regeerakkoord werd 800 miljoen gulden uitgetrokken voor LNV. VROM legde er 250 miljoen bij voor gebiedsgericht beleid en vanuit Brussel waren er middelen via cofinanciering.

Zonering
In de wet was sprake van intensiveringsgebieden waar de veehouderij ruimte kreeg. Ik was coördinator voor de oostelijke zandgebieden en samen met de coördinator zuid en Den Haag gaven we vorm aan de wet. We hadden terreinen van 40 ha aan de rand van industrieterreinen voor ogen waar hoogwaardige innovatieve bedrijven zouden komen die vooropliepen bij alle maatschappelijke eisen voor dierwelzijn en uitstoot van ammoniak.
Daarnaast zouden er extensiveringsgebieden komen waar de veehouderij uitgekocht zou worden voor de natuurbelangen. De derde zonering waren de verwevingsgebieden. In deze gebieden zouden (veelal gezins-) bedrijven naast landschap en natuur in de juiste verhouding tot elkaar ontstaan. Dit zou zich - denk ik nu - ontwikkeld hebben tot gebieden met korte ketens met lokale afzet van streekproducten en toeristische functies.

Een gedegen kader is nodig voor de maatschappelijke eisen waarbinnen de ondernemer en de opvolger passend en in het natuurlijk investeringsritme besluiten kunnen nemen
Weggepolderd
Er waren middelen, er was urgentie, de wet en regelgeving was er klaar voor en alle partijen waren betrokken bij het proces zodat draagvlak gegarandeerd zou zijn. Maar de intensiveringsgebieden werden geen landbouwterreinen, grote delen van het platteland werden dat. Daar waar een bedrijf zich wilde vestigen in het intensiveringsgebied kwam de omgeving in opstand.
In de verwevingsgebieden veranderde niets en de verplaatsing uit extensiveringsgebieden werd niet of nauwelijks doorgezet, en daarbij vaak niet functioneel ingezet. Het gebiedsproces werd soms gekscherend een ‘hangplek voor bestuurders’ genoemd.
Het ontbrak aan bestuurlijke daadkracht om door te zetten.

En nu beginnen we opnieuw?

Nieuwe kansen, nu doorpakken
De tijdsgeest en het regeerakkoord kunnen een nieuwe stimulans geven en we kunnen leren van het verleden. Klimaaturgentie en vertrouwen in de overheid vereisen heldere kaders en besluiten. Niet voor de korte termijn, maar voor de langere termijn. Met toekomstvisie, een stip op de horizon waar verdienvermogen en maatschappelijk verantwoord ondernemen samenkomen. Met de garantie dat een volgend kabinet niet weer nieuwe eisen gaat stellen of een ander model voor ogen staat. We moeten niet van bovenop opleggen dat x% biologisch moet zijn of andere door emotie ingegeven voorwaarden hanteren. Een gedegen kader is nodig voor de maatschappelijke eisen waarbinnen de ondernemer en de opvolger passend en in het natuurlijk investeringsritme besluiten kunnen nemen.

  • Rijk: stel heldere randvoorwaarden waar elke boer over bijvoorbeeld 20 jaar aan moet voldoen. Stel geld beschikbaar om te helpen hieraan te voldoen of om te stoppen. Denk aan X% reductie, minimale welzijnseisen enzovoort.

  • Regio: stel binnen de harde eisen een reconstructieplan 3.0 op en veranker in wetgeving dat de uitvoering zonder ellenlange procedures op gang komt.
    Geef de uitvoering in handen van een onafhankelijke instantie op basis van gratis bedrijfsanalyses (zoals ook bij de herstructurering varkenshouderij mogelijk was).

  • Boer en opvolger: maak nu een keuze. Over 20 jaar voldoe je aan de kaders, anders is het afgelopen.
Gezinsbedrijven
Als we nu helderheid geven en ons eraan houden, dan spreken we over 20 jaar niet over reconstructie 4.0 of 5.0, maar hebben we op dat moment een robuuste landbouw. Op basis van mijn ervaring in Afrika en Nederland als voorlichter bij landbouworganisaties en de overheid denk ik dat voor de voedselzekerheid en robuustheid van het landbouwsysteem wereldwijd (en in Nederland) de toekomst net als vroeger ligt bij gezinsbedrijven. Een toekomst waarbij in de gehele keten de verantwoordelijkheid tussen de schakels eerlijk en transparant is ingevuld: van zaadje tot karbonaadje.
Dit artikel afdrukken