Een ‘desideratum’, zo noemen Beatrice Bachmeier en Dieter Melchart met een mooi Latijns woord de vurige hoop van velen dat kurkuma een wondermiddel is. Twaalf miljoen hits levert het zoekwoord ‘curcumin’ op. Eerstgenoemde is hoogleraar en onderzoeker op het gebied van natuurgeneeswijzen en alternatieve geneeskunde aan de TU München. Ze is gasthoofdredacteur van een speciale editie van het International Journal of Molecular Sciences getiteld Curcumin in Health and Disease, dat vrij beschikbaar is als pdf.

Scepsis
De enorme hype rond kurkuma (geelwortel, koenjit), in het bijzonder de actieve stof curcumine, “maakt het erg moeilijk voor onderzoekers, die op een wetenschappelijk verantwoorde en op bewijs gebaseerde manier werken aan de therapeutische voordelen (of bijwerkingen) van curcumine, om hun resultaten af te bakenen van sensationele verhalen die op het web en in andere media circuleren.”
Ook Foodlog droeg geregeld bij aan het voortgaande debat over kurkuma en andere voedingssupplementen.

In de wetenschappelijke wereld is veel scepsis over de werking van curcumine en andere sterke antioxidatieve stoffen van plantaardige herkomst, zegt Bachmeier. Maar eeuwen van ervaring in de Ayurvedische en traditionele Chinese geneeskunde kan je niet zomaar diskwalificeren als onwetenschappelijk. Het opzetten van gecontroleerde, geblindeerde experimenten (RCT’s) is moeilijk, omdat curcumine (en vergelijkbare stofjes) in meerdere processen werkzaam is en een enkel effect moeilijk te isoleren is. Maar eigenlijk, zegt Bachmeier, kan je met RCT’s geen onderzoek doen naar curcumine.

Bachmeier waarschuwt in haar inleiding echter nog voor al te groot enthousiasme over deze experimenten en dierproeven
Niet-octrooieerbaarheid
Andere obstakels die het onderzoek naar de klinische toepassing van curcumine bemoeilijken zijn de “niet-octrooieerbaarheid en de lage economische bruikbaarheid.” Vanuit de farmaceutische industrie mag er dan wel belangstelling zijn voor curcumine, geld voor onderzoek wordt er niet in gestoken, want uiteindelijk valt er niets mee te verdienen. Kurkuma is een algemeen verkrijgbare en goedkope specerij, met een sterk wisselend gehalte werkzame curcumine.

Een bekend bezwaar van het therapeutisch toepassen van curcumine is de biobeschikbaarheid. In combinatie met piperine, uit zwarte peper, wordt curcumine aanzienlijk beter opgenomen. Dat verklaart ook waarom beide in traditionele kruidenmengsels en moderne supplementen zitten. Maar dan nog is feitelijk geen peil te trekken op de hoeveelheid curcumine die de mitochondriën van de cellen bereiken, daar waar het z’n anti-inflammatoire en antioxidatieve werking moet doen. Curcumine in voeding wordt ook snel in de lever afgebroken, voordat het in de cellen arriveert.

Nanodeeltjes
Om dat transportprobleem op te lossen ontwikkelden Australische, Canadese en Amerikaanse onderzoekers een experimentele methode verder: vervoer in nanodeeltjes. De techniek behelst het ter plekke afleveren van kleine vetpartikeltjes die hoge doses curcumine bevatten. In dit specifieke onderzoek ging het om met HIV-besmette muizen. Gebruikelijke technieken om de infectie te bestrijden leverden weinig op. Curcumine verdwijnt in het spijsverteringskanaal en mist zijn doel. Gericht aanbrengen op de genitaliën van de muizen had wel effect.
Eerdere experimenten met het afleveren van curcumine in nanodeeltjes op geïnfecteerde delen, zoals astmatische longen, bleken al sinds 2012 succesvol. Als de techniek verfijnd kan worden is therapeutische toepassing mogelijk. Er zijn aanwijzingen dat curcumine ook amyloïde plaque helpt opruimen bij alzheimerpatiënten. Bachmeier waarschuwt in haar inleiding echter nog voor al te groot enthousiasme over deze experimenten en dierproeven.
Dit artikel afdrukken