Eind jaren '90 besloten Nederlandse melkveehouders hun koeien in te enten tegen Infectieuze Bovine Rhinotracheïtisde (IBR), koeiengriep in de volksmond. Een IBR-vrije veestapel biedt voordeel bij de export van bijvoorbeeld embryo's en sperma. Vandaar dat boeren en fokkerij-organisaties ervoor te porren waren. In Nederland kregen de entingen helaas een onverwachte staart.

Op zo'n 7.000 bedrijven werden koeien ziek. Duizenden koeien leden aan de 'slijterziekte', een divers en diffuus ziektebeeld waarbij koeien onder andere uierontstekingen krijgen, sterk vermageren en zichzelf letterlijk dood poepen. De boeren vermoedden een direct verband met het IBR-vaccinatieprogramma.

'Geen verband'
Het spoor leidde naar vaccinleverancier Bayer, maar liep daar ook min of meer dood. Bayer erkende weliswaar de op 12 melkveebedrijven duidelijk vastgestelde vervuiling met het BVD-virus (Bovine Virus Diarree) als oorzaak, maar ontkende dat er een verband was tussen het brede scala aan symptomen op de overige door slijterziekte getroffen bedrijven. De ziekteverschijnselen waren volgens Bayer te divers om aan het 'licht vervuilde' vaccin toe te schrijven te zijn.

In 2000 trok het Food and Veterinary Office (FVO) van de Europese Commissie zelfs aan de bel: melk en vlees van zieke koeien zouden mogelijk in het consumptiecircuit terecht zijn gekomen. Het FVO laakte de 'lakse houding' van de Nederlandse overheid.

Het mogelijke verband tussen het bewuste vaccin en slijterziekte werd in 2001 wel aangetoond: in een onderzoek bleek het vaccin koeien in 17% van de gevallen wel degelijk ziek te kunnen maken. Maar hoe het vaccin vervuild kon raken, is nooit duidelijk geworden, aldus de Telegraaf in september 2001

'Geheim'
Dat laatste blijkt niet te kloppen. Er is in 1999 wel degelijk onderzoek gedaan naar de oorzaak van de vervuiling van het Bayer-vaccin. Maar het betreffende rapport kreeg het stempel 'geheim' en verdween in de archieven van het Europese medicijnagentschap EMA. In 2014 verviel de geheimhouding en was het rapport voor iedereen die dat zou willen in te zien.

Dat wilde boerenzoon Arend van 't Oever wel. Voor zijn ouderlijk bedrijf was hij op zoek naar argumenten om bij de toekenning van fosfaatrechten als knelgeval erkend te worden, als gevolg van veeziekte. Het bedrijf had geleden onder de mysterieuze ziekte. Een fors aantal dieren ging dood en was niet vervangen op het moment dat boeren fosfaatrechten werden toegekend in juli 2015 om de melkstroom te beperken.

De IBR-affaire leek daarvoor een goed aanknopingspunt. Van 't Oever werkt bij een Nederlands vaccinbedrijf en weet de weg in de EMA-archieven. Daar 'struikelde' hij over het niet langer geheime rapport aan de veterinaire tak van de EMA, het diergeneesmiddelencomité CVMP. Vanuit zijn vakkennis, het ontwikkelen van methodes voor de productie van zuivere, veilige humane vaccins, doorzag hij wat er bij het IBR-vaccin mis is gegaan.

Na de eerste vaststelling bij de 12 bedrijven dat er sprake was van BVD-vervuiling, is niet meer verder gekeken of er nog andere virussen in het spel waren, blijkt uit het rapport. De onderzoekers hadden daar geen opdracht toe
Kalfsserum, een belangrijke grondstof voor vaccinproductie, kan ongewenste ziektekiemen bevatten. Dat is al langer bekend, zowel in de medische als in de vaccinindustrie. Daarom is het gebruik van serum sterk gereguleerd en aan kwaliteitstesten onderworpen. In het IBR-onderzoek hebben de onderzoekers vastgesteld dat de gebruikte batch HyClone kalfsserum niet afdoende bestraald is geweest én dat de bij Bayer gehanteerde kwaliteitscontrole op het serum faalde.

Als gevolg daarvan is voor de productie van het Nederlandse IBR-vaccin serum gebruikt dat in elk geval vervuild was met nog levend BVD-virus, en mogelijk ook nog andere virussen. In kalfsserum, dat samengesteld wordt uit het bloed van grote aantallen ongeboren kalveren, kunnen ook virussen voorkomen die bijvoorbeeld ook verantwoordelijk zijn voor ziekten als mond- en klauwzeer, blauwtong en runderpest. Na de eerste vaststelling bij de 12 bedrijven dat er sprake was van BVD-vervuiling, is niet meer verder gekeken of er nog andere virussen in het spel waren, blijkt uit het rapport. De onderzoekers hadden daar geen opdracht toe.

Met de kennis van vandaag zou je het 'tunnelvisie' kunnen noemen. Hoe het BVD-virus in het vaccin terecht was gekomen leek voor de hand te liggen: kruisbesmetting, omdat Bayer in dezelfde fabriek ook BVD-vaccins maakte. Zonder hun focus op BVD zou het brede scala aan ziekteverschijnselen onder de Nederlandse koeien - tot runderaids aan toe - de onderzoekers destijds wellicht op het spoor van de tekortschietende bestraling en vals-negatieve virustest hebben gezet.

Waarom het rapport indertijd het stempel 'geheim' heeft gekregen, is niet meer te achterhalen. Evenmin of er naast BVD nog meer virussen in het IBR-vaccin aanwezig waren. Maar volgens Van 't Oever zou dat niet onwaarschijnlijk zijn omdat het een logische verklaring is voor het heel diverse ziektebeeld dat schuilgaat achter de naam slijterziekte.

Tegenwoordig is het gebruik van serum veel minder gebruikelijk en zijn de controletechnieken veel verfijnder. Recent nog verscheen in Nature Biotechnology een overzichtsartikel van incidenten en hoe de risico's te beperken zijn.

Inmiddels is de termijn verstreken waarop gedupeerde boeren hun schade nog op Bayer of diens leverancier serum-fabrikant Cytiva (de rechtsopvolger GE Healthcare Life Sciences) kunnen verhalen. Van 't Oever hoopt dat hij eindelijk een bevredigende verklaring heeft gevonden en daarmee rust heeft gebracht bij de eigenaren van de koeien die door mysterieuze ziekte het leven lieten.
Dit artikel afdrukken